Pijn en farmacologie van lokaal anesthesie Flashcards

(76 cards)

1
Q

Cerebrum

A

Grote hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemisferen

A

Hersenhelften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hersenbalk

A

Verbinding tussen hemisferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Diencephalon

A

Tussenhersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Truncus cerebri

A

Hersenstam, bestaat uit 4 functionele delen:
- Middenhersenen: = mesencephalon. Bevatten enkele belangrijke kernen, bv. kernen van hersenzenuwen
- Pons: verdikking van hersenstam, verzorgt verbinding met kleine hersenen
- Medulla oblongata: = verlengde merg en loopt uit in ruggenmerg. Hierin bevinden zich verschillende functionele centra van vegetatieve zenuwstelsel –> hartregulatie, vasomotorisch, ademcentrum, temperatuurregulatiecentrum, braakcentrum
- Reticulaire formatie (Formatio reticularis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Formatio reticularis

A

Strekt zich uit over hele truncus cerebri en bepaald activiteit hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cerebellum

A

Kleine hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nervi craniales

A

Hersenzenuwen. Behoren tot periferie. Ontspringen uit hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Blauwdruk

A

Geplande beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Medulla spinalis

A

Ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reflex

A

Onmiddelijke, automatische, motorische reactie van lichaam op andere prikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onvoorwaardelijke reflexen

A

Reflexen die vanaf geboorte aanwezig zijn. sommige van de reflexen verdwijnen, bv zuigflesreflex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorwaardelijke reflexen

A

Geconditioneerde reflex. Door herhaalde oefening tot een reflex geworden reactie op een prikkel die voordien de reactie niet teweeg brengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reflexboog

A

Weg dat impuls aflegd van receptor naar effector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Monosynaptische reflex

A

Reflex zonder tussenkomst van interneuronen. Maar 1 synaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Polysynaptische reflex

A

Reflex met tussenkomst interneuronen (meerdere). Meerdere synapsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Braak reflex

A

Bij prikkeling maagdarm kanaal. Lichaam probeert ziekteverwekkende, schadelijk of giftige stoffen kwijt te raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Slik reflex

A

Bij voedsel achterin mond. Lichaam probeert voedsel im slokdarm te dieuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kokhals reflex

A

Bij ruwe prikkeling keelwand. Lichaam probeert te voorkomen dat iets gevaarlijks wordt doorgeslikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoest reflex

A

Bij prikkeling slijmvlies luchtwegen. Bij heftige luchtstroom verwijdering vervuiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Speeksel reflex

A

Bij prikkeling voedsel zien. Verhoogde speekselproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Meninges

A

Vliezen. Hersen worden omgeven door 3 meninges omgeven:
- Dura mater
- Arachnoidea mater
- Pia mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dura mater

A

Hard, taai en dik. Vergroeid met periost (beenvlies). Biedt bescherming door hoeveelheid plooien –> weinig beweging hersenen. Bevat holten die zelfde functie hebben als bloedvaten. Scheidt hemisferen = flax cerebri. Epidurale ruimte is ruimte tussen periost en dura mater, deze bevat bindweefsel, vetweefsel, lymfevaten en bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Arachnoidea mater

A

Spinnenwebvlies, tussen dura mater en periost. Bevat hersenvocht tegen schok en stoten. Rachefijnebindweefselverbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Pia mater
Zachte vlies, soms ook vaatvlies door sterke doorbloeding voor voedingsstoffen. Volcht de plooien van hersenholte.
26
Liquor cerebrospinalis
Hersenvocht.
27
Ependymcellen
Rol bij vorming liquor + selectief doorlaten stoffen + instandhouding bloed hersenbarriere
28
Arteria carotis interna
Inwendige halsslagader
29
Arteria cerebri anterior
Voorste hersenslagader
30
Arteria cerebri media
Middelste hersenslagader
31
Arteria vertebralis
Wervelslagader
32
Sinussen
Holten in dura mater die veneuze bloed wegvoeren
33
Mengeale bloedvaten
Aftakkingen van A. carotis externa
34
Negatieve adaptie
prikkeldrempel omhoog door minder impulsen
35
Positieve adaptie
meer prikkels dus prikkeldrempel omlaag
36
adaptie
als prikkel langdurig aanwezig is, zullen sensoren aanpassen
37
pijn
onplezierige gewaarwording die optreedt bij feitelijke of dreigende weefselschade. Is een natuurlijk waarschuwingsmechanisme. Een nuttig mechanisme die bedoeld is om je te beschermen om aan te geven dat ergens in het lichaam iets aan de hand is.
38
nociceptoren
pijnreceptoren. vrije zenuwuiteinden
39
polymodaal
gevoelig voor meerdere soorten prikkels
40
transductie
omzetten prikkels in elektrische energie
41
unimodaal
gevoelig voor 1 type prikkel
42
Koude
Vasoconstrictie van bloedvaten
43
Tolerantie
Vermogen om pijn te verdragen
44
hypoalgesie
angst, hierdoor minder gevoeliger voor pijn
45
hyperalgesie
opwinding, hierdoor gevoeliger voor pijn
46
narcose
algehele anesthesie, waarbij bewustzijnsverlies optreed
47
regionale anesthesie
verlies gevoel groot lichaamsdeel
48
lokaal anesthesie
klein deel lichaam verlies gevoel
49
analgetica
pijnstillende middelen
50
Ether
Zit in narcose, brandbaar, kenmerkende geur, goedkoop waardoor dit in ontwikkelingslanden nog gebruikt wordt. Echter wordt gebruik steeds minder.
51
Chloroform
Zit in narcose, minder brandbaar dan ether en minder geur. is wel een kleine verschil tussen dodelijke dosis en normale dosis
52
lipofiel deel van LA
vetoplosbaarheid, ring gedeelte, aromatisch
53
hydrofiel
wateroplosbaar gedeelte
54
esters
procaine en cocaine
55
amides
-xylidinen: benzeenring bevat 2 methylgroepen. amine bevat 3 alkylgroepen (tertiaire amine, bv lidocaïne, mepivacaine en bupivacaine) -toluidinen: benzeenring met 1 methylgroep. amine bevat 2 alkylgroepen (secundaire amine, bv prilocaine in cytanest) -thiofenen: afwijkend structuur. bevat tjiofeenverbinding in aromatisch deel. aromatisch ring bevat 4 koolstofatomen en eenn zwavelverbinding, bv articaine
56
intersitiele vloeistof
weefsel vloeistof
57
hyperemie
verhoogde doorbloeding door ontstoken weefsel
58
membraan expansie
membraan zwelling door vetoplosbare vorm van LA die de membraan lipidelaag verstoord
59
redistrebutie
verspreiding la in weefsels
60
a fase
la redistrubeert naar vaatrijke gebied
61
b fase
la gaat ook naar minder goed doorbloede weefsels
62
c fase
excretie en afbraak
63
systemische eliminatie
verwijderen LA uit het lichaam.
64
paba analogen
afbraak product van ester anesthetica door enzymen in bloedplasma. deze worden uitgescheiden door nieren. zorgt voor allergische reactie
65
amino alcoholen
afbraakproduct van ester anesthetica. wordt verder afgebroken door enzymen in lever en vervolgens in urine uitgescheiden
66
p-450 systeem
systeem dat amide anestetica metaboliseren. vervolgens vindt conjugering plaats = het binden van afbraak producten aan andere moleculen waardoor wateroplosbaar wordt en via nieren in urine kan worden uitgescheiden.
67
rebound
een te plotse uitwerking van de vasoconstrictor kan bij sommige leiden tot bloedingen
68
oppervlakte anesthesie
aanbrengen hoog geconcentreerde oplossing LA op slijmvliezen en dringt snel bloedbaan binnen
69
obstipatie
verstopping
70
conjugering
moleculen toevoegen aan metabole producten van p450 systeem om wateroplosbaar te maken bij amide anesthetica.
71
epinefrine
adrenaline): lichaamseigen stof dat Door bijniermerg wordt geproduceerd. Epinefrine stimuleert receptoren in gladde spieren in de bloedvatwand. Wanneer in bloedbaan komt verhoging bloeddruk en hartfrequentie
72
felypressine
octapressine. chemisch vasoconstrictor en bij veneuze bloedvaten
73
rebound effect
bloeding na afvalstof ophoping bij vasoconstrictor gebruik
74
antipyreticum
koortsverlagers
75
gastro-intestinale bloeding
bloeding ontstaan bij NSAID gebruik. hiervoor maagzuurremmer protonpomp mereprazol
76
prostaglandinen
pijn, temp omhoog, vasodilatatie. zit in maagdarmwand en houdt bloedvat nier open