Pijnmedicatie Flashcards

(64 cards)

1
Q

Waarom voel je pijn bij weefselbeschadiging (4 stoffen)

A

Door weefselbeschadiging
komen stoffen vrij die de nociceptoren direct of indirect prikkelen: histamine, serotonine en
bradykinine werken stimulerend op de nociceptoren, prostaglandinen verhogen de gevoeligheid
van sensorische zenuwuiteinden voor deze stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 5 stappen van de WHO pijnladder bij acute nociceptieve pijn bij volwassenen

A

stap 1: PCM
stap 2: NSAID (naproxen, ibu, diclofenac)
stap 3: zwakwerkend opioid (tramadol)
stap 4: sterkwerkend opioid (morfine MGA, fentanyl pleister)
stap 5: sterkwerkend opiod SC of IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer moet je de dosering van PCM aanpassen (2)

A
  • bij gebruik volgens max voorschrift (3-4dd1000mg) voor >1mnd
  • bij levercirose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dosis pcm

A

3-4 dd 500-1000
mg (gedurende
max. 1 maand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dosis naproxen tablet/ zetpil

A

2 dd 250-500 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dosis ibuprofen

A

3-4 dd 400-600 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dosis diclofenac

A

2-3 dd 25-50 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dosis tramadol

A

1-2 dd 50 mg,

zo nodig elke 3-5 dagen verhogen tot max. 1-4 dd 100mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer en waarom sla je stap 3 in de WHO pijnladder over

A

Bij nociceptieve pijn bij
kanker meestal overgeslagen, omdat:

  • tramadol de pijn slechts in geringe mate
    doet afnemen
  • de bijwerkingen van
    tramadol: misselijkheid, duizeligheid
    en obstipatie –> vaak gestaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dosis morfine tablet mga en waarop baseer je dit (3 factoren)

A

Start met 2 dd 10-30 mg (> 70 jaar of < 50 kg: 2 dd 10
mg)

Geef de laagst mogelijke effectieve
dosis

De maximale dosering wordt bepaald
door:
- gewicht,
- leeftijd
- eventueel optredende bijwerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarmee geef je morfine tablet vaak samen en waarom

A

Vaak gecombineerd met een middel
uit stap 1/2 vanwege de verschillende
aangrijpingspunten in het pijnmechanisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fentanyl pleister dosis

A

Start met 12
microg/uur, na 3
dagen pleister
vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer geef je fentanylpleister (2)

A
  • stabiele opioïdbehoefte
  • slikproblemen/braken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het nadeel van fentanylpleister

A

trage inwerktreding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is opioidrotatie en wanneer doe je dit (2)

A

-Als de pijnstilling onvoldoende is
- bijwerkingen onacceptabel zijn,

zinvol om van morfinepreparaat te wisselen: ‘opioïdrotatie’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 werkingen en werkingsmechanisme PCM

A

analgetisch en antipyretisch

precieze werking is onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

belangrijkste bijwerking PCM? komt dit vaak voor?

wanneer treedt dit wel op en waarom dan

A

leverbeschadiging

in gebruikelijke dosering weinig bijwerking

wel bij dosis > 150mg/kg/dag
want overschrijdt metabole verwerkingscapaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat geef je bij PCM intox

A

n-acetylcysteine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

risicofactoren op de belangrijkste bijwerking van PCM (3)

en wat doe je dan

A

RF leverbeschadiging:
- pre-existente leverbeschadiging
- alcoholisme
- slechte voedingstoestand

dosis omlaag, max 2g/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waarom is alcoholisme een risicofactor voor leverbeschadiging bij PCM

A

Bij deze patiënten is CYP 2E1 geïnduceerd wat paracetamol omzet in een
gevaarlijke metaboliet (NAPQI) die leverbeschadiging geeft.

Onder normale omstandigheden
wordt NAPQI snel geconjugeerd door glutathion.

Wanneer de hoeveelheid NAPQI de
bindingscapaciteit van glutathion overtreft, leidt dit tot beschadiging van de levercellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waarom is leverfalen een risicofactor voor leverbeschadiging bij PCM

A

door verhoogde vorming van hepatotoxische metabolieten bij bestaande leverziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waarom is een slechte voedingstoestand een risicofactor voor leverbeschadiging bij PCM

A

Mensen met een slechte voedingstoestand hebben minder glutathion in de lever. Glutathion is een
antioxidant die zorgt voor de conjugatie van gevaarlijke metabolieten (NAPQI).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

3 werkingen en werkingsmechanisme NSAIDs

A

Remming van de
prostaglandinesynthese door remming van het enzym cyclo-oxygenase (COX), waardoor ze een
pijnstillende, koortswerende en ontstekingsremmende werking hebben.

Er zijn ook selectieve COX-2
remmers, zoals celecoxib.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat zijn de 3 effecten van NSAIDs

A

analgetisch
antipyretisch
anti-inflammatoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat doet cox 1 (3)
Speelt een rol bij productie van prostaglandinen voor weefselhomeostase: autoregulatie voor het onderhouden van: - renale perfusie, - gastroprotectie - trombocytenaggregatie.
26
wat doet cox 2 (5)
autoregulatie voor: - renale perfusie, - inflammatie, - ovulatie, - sluiting van de ductus Botalli in neonaten - diverse functies van het CZS: koortsinductie, pijnwaarneming en cognitieve functies
27
wat is het voordeel van selectieve cox 2 remmers en hoe heet deze Rofecoxib
Celecoxib: minder gastro-intestinale bijwerkingen Rofecoxib (een hoog selectieve COX-2 remmer) is van de markt gehaald in verband met ernstige cardiovasculaire bijwerkingen die tot sterfte leiden
28
wat zijn de 4 belangrijkste bijwerkingen van NSAIDs
1. Maag-darmstoornissen: ulcus pepticum 2. nierfalen 3. cadiovasculaire bijwerkingen: - trombocytopathie door remming trombocytenaggregatie--> bloedingstijd neemt toe. dit is reversibel, dosisafhankelijk en kortdurend. behalve bij acetylsalicylzuur - verergering hartfalen door water en zout retentie
29
4 risicofactoren voor het ontwikkelen van een ulcus pepticum bij NSAIDs en hoe voorkom je dit
- ulcus in VG - reumatoide artritis - hartfalen - diabetes mellitus ter preventie van ulcus geef je een PPI
30
4 risicofactoren voor nierfalen bij NSAID gebruik
- pre-existent nierfalen - hartfalen - dehydratie - sepsis
31
gastro-intestinale bijwerkingen bij NSAIDs - waarom - bij wie (2 groepen) heb je meer kans op 2 GI complicaties - wanneer is de kans op GI complicaties verhoogd: 4 medicaties en 2 andere oorzaken
Door remming van de productie van prostaglandinen wordt de beschermende functie op het maagslijmvlies verminderd. Meer kans op gastro-intestinale complicaties (bloedend ulcus en maagperforatie) bij: - patiënten boven de 60-70 jaar - patiënten met een ulcus in de voorgeschiedenis Ook in combinatie met: - corticosteroïden, - SSRI’s, - orale anticoagulantia - acetylsalicylzuur Ook verhoogd bij: - Aanwezigheid van Helicobacter pylori - Ernstige comorbiditeit zoals diabetes of hartfalen
32
wanneer tref je beschermende maatregelen bij NSAIDs en wat doe je dan (2 opties)
Bij patiënten met ten minste één risicofactor gaat de voorkeur uit naar het preventief toevoegen van een protonpompremmer zoals: Omeprazol of eventueel misoprostol (prostaglandineagonist die alleen op de maag werkt).
33
3 dingen waarbij je ter preventie van maagschade maatregelen worden aanbevolen 8 dingen waarbij je ter preventie van maagschade maatregelen moet worden overwogen
34
hoe komen de renale bijwerkingen van NSAIDs - waarvan is de nierdoorbloeding normaal afhankelijk - wat doen prostaglandines - wat gebeurt er bij NSAIDs - wat krijg je als pt hiervan
Normaal: nierdoorbloeding in geringe mate afhankelijk van de prostaglandineproductie. Vermindering van het effectief circulerend volume geeft verminderde doorbloeding van de nier. Prostaglandines--> dilatatie van de afferente nierarteriole--> nierdoorbloeding blijft bij daling van het circulerend volume constant Bij prostaglandinesynthetaseremmer: dit compensatiemechanisme geremd--> verminderde nierdoorbloeding en vochtretentie. Kan zelfs leiden tot een acute nierinsufficiëntie --> elektrolytstoornissen (hyperK vooral) en kans op geneesmiddelintox bij renaal geklaarde medicatie met een smalle therapeutische index (lithium, digoxine, sotalol, nitrofurantoine, metformine)
35
3 situaties waarin je een hoger risico hebt op nierinsuff bij NSAIDS en waarom
De nier wordt meer prostaglandine-afhankelijk in situaties waarin er weinig druk op de nier staat: bij een lage intraglomerulaire druk. Deze is afhankelijk van de systemische bloeddruk en de vaattonus pre en post- glomerulair. Hoger risico op nierinsufficiëntie onder NSAID’s: * Verminderd circulerend volume: hartfalen, dehydratie, sepsis. * RAS-remmers (Fig. 2) * Pre-existent nierfalen (MDRD < 30).
36
geeft Acetylsalicylzuur altijd nierfunctieverlies?
Acetylsalicylzuur geeft in lage dosis (80mg) géén nierfunctieverlies.
37
waarom cardiovasculaire bijwerkingen bij NSAIDs bij welke pt wil je dus geen NSAIDs geven want waar hebben ze dan risico op
NSAID’s--> water- en zoutretentie--> perifeer oedeem en hypertensie Bij patiënten met hartfalen moet het gebruik van NSAID’s worden vermeden in verband met de kans op toename van links of rechts decompensatio cordis.
38
interacties NSAIDs die je wil vermijden - 4 medicatiegroepen met verhoogd risico op 1 bijwerking als icm met NSAID gegeven - 2 medicatiegroepen met verhoogd risico op 2 bijwerkingen als icm met NSAID gegeven
Bij coumarines, TARs, steroïden of SSRI’s icm NSAID’s is er een verhoogd risico op gastro-intestinale bloedingen. NSAID’s icm RAS-remmers of diuretica geven een verhoogd risico op hartfalen (door zoutretentie) en nierfalen
39
de 3 belangrijkste bijwerkingen van NSAIDs en welke medicatie hierop interactie heeft en waarom (4, 2 en 1)
40
wat zijn de 8 effecten van opiaten en waarvan zijn deze afhankelijk
Opiaten binden aan opioïd-receptoren, waardoor afhankelijk van welke receptoren bezet worden (µ, κ, δ) de volgende effecten optreden: - analgesie, - ademdepressie, - miosis, - obstipatie, - euforie, - dysforie, - sedatie - afhankelijkheid.
41
waarvoor gebruik je naloxon en wat doet het
Naloxon is een competitieve antagonist voor alle opiaatreceptoren, waardoor het gebruikt kan worden om bijwerkingen als gevolg van morfine- agonisten te couperen
42
fentanyl - hoe goed analgetisch - 3 toedieningsvormen
Fentanyl heeft een aanzienlijk sterker analgetisch effect dan morfine Is beschikbaar in nasale, transdermale en buccale toedieningsvormen.
43
tramadol - hoe goed analgetisch - waarom wordt dit niet vaak gebruikt
tramadol heeft een zwak analgetisch effect, tegenover relatief veel bijwerkingen (duizeligheid, delier en misselijkheid). Tramadol heeft tevens een remmende werking op de heropname van noradrenaline en serotonine.
44
waarvan is codeine afhankelijk voor zijn werking werkt het altijd goed?
Codeïne is voor zijn werkzaamheid onder andere afhankelijk van activering door CYP2D6. De activiteit van dit enzym wisselt sterk en daardoor is het effect bij een individuele patiënt niet goed te voorspellen.
45
bij wie en wanneer ben je meer bang voor afhankelijkheid bij opiaten
Alle opiaten kunnen bij afhankelijkheid veroorzaken. Patiënten met een voorgeschiedenis van middelen misbruik (bijvoorbeeld roken, alcohol, cannabis) lopen een groter risico. Het risico is tevens vergroot bij gebruik van snel werkende opiaten (zoals fentanyl neusspray of lolly).
46
mu receptor opiaten - 5 effecten
- analgetisch - supraspinale analgesie - ademhalingsdepressie - euforie - fysieke afhankelijkheid
47
hoe werken opiaten - waarin verschillen de 3 receptoren (5 dingen)
Opioïden oefenen hun effect uit door specifieke receptoren in het centrale zenuwstelsel te bezetten. Er zijn verschillende opioïdreceptoren, de belangrijkste zijn: mu (µ) en kappa (κ). Beide receptoren hebben een effect op analgesie. Alle opiaatagonisten activeren de µ-receptor, in een aantal gevallen ook de κ-receptor en soms de δ-receptor. Verschillen worden gevonden in bijwerkingen, snelheid, duur en de sterkte van werking en in optreden van afhankelijkheid.
48
de 5 effecten van k-receptoren opiaten
- analgesie - miosis, - sedatie, - dysforie en - psychotomimetische effecten.
49
codeine - goede affiniteit? - goed analgetisch? - enzymen nodig? - werkt het bij iedereen? - aangeraden om te gebruiken? - belangrijkste bijwerking?
- Codeïne heeft een lage affiniteit voor opioïdreceptoren. - Zwak analgetisch (10% van morfine). - Wordt voor 10% via CYP2D6 omgezet in morfine. 10% vd mensen heeft dit enzym niet en kan het dus niet omzetten - Beter niet te gebruiken. - Sterk obstiperend
50
morfine - op welke receptor werkt dit vooral - goed analgetisch? waarom?
- Is voor alle receptoren een agonist. - Analgetische werking vnl door bezetting van de µ-receptoren in CZS
51
fentanyl - op welke receptor - goed analgetisch? - verschillende toedieningen en hoe kan dat - bij wat voor pijn is dit vooral goed - 3 toedieningsvormen
- Sterk selectieve affiniteit voor de µ-receptor - Analgetisch effect aanzienlijk sterker dan morfine. - Sterk lipofiel--> kan transdermaal - Vooral bij onvoorspelbare acuut optredende doorbraakpijnen/ heftige pijnen - transdermaal, nasaal, buccaal
52
verschillende toedieningen fentanyl: - oromucosale zuigtablet: --- hoeveel in circulatie - nasaal --- tmax en t1/2 - transdermaal --- tmax, hoe lang werking en t1/2
oromucosaal: 25% procent van de fentanyl wordt geabsorbeerd en komt in de circulatie nasale toediening: - Tmax 12-20 minuten - T1/2 3 tot 4 uur transdermale toediening: - gereguleerde afgifte die effectief wordt na 6 tot 12 uur - gedurende 72 uur fentanyl afgeeft - t1/2 ongeveer 17 uur
53
oxycodon - welke 2 typen
kortwerkende variant (OxyNorm®) langwerkende variant: tablet met gereguleerde afgifte (OxyContin®)
54
wat is naloxon
competitieve antagonist voor de opiaatreceptoren.
55
wat is opioidrotatie en wanneer en waarom doe je dit
Individuele patiënten reageren soms beter op het ene opioïd dan op het andere, bijvoorbeeld door verschillen in affiniteit van de verschillende receptoren of tolerantie. Dit geldt zowel voor de pijnstillende werking als voor de bijwerkingen ervan. Opioidrotatie: het ene opioïd vervangen door een andere Bij: - onvoldoende werking - te veel bijwerkingen
56
3 belangrijkste bijwerkingen opiaten wat is een RF voor 1 van deze bijwerkingen
- obstipatie --> standaard laxantie voorschrijven - ademdepressie - afhankelijkheid COPD is een RF voor ademdepressie. als dit gebeurt--> naloxon
57
4 CZS bijwerkingen van opiaten
- delier - sedatie - remming van ademhaling - miosis
58
obstipatie bij opiaten - werkingsmechanisme - 4 maag-darm bijwerkingen - 3 risicofactorren obstipatie - wat doe je om dit te voorkomen
Opiaten kunnen zorgen voor toename van de tonus van gladde spieren en afname van motiliteit. --> obstipatie, misselijkheid, braken en constrictie van de sfincter van Oddi (galsteenkoliek) Risicofactoren voor obstipatie: - bedlegerigheid/immobiliteit, - slechte intake van water en voedsel (vezels) - bepaalde medicijnen: ondansetron, TCA, verapamil, anticholinerge middelen (zoals oxybutynine) en diuretica. Daarom wordt er bij opiaten standaard een laxans gegeven.
59
3 middelen/ werkingsmechanismes als laxantie bij opiaten
60
ademdepressie bij opiaten
- afname van diepte en frequentie van de ademhaling - bronchoconstrictie AH-depressie vooral bij COPD: Patiënten met chronische respiratoire insufficiëntie (pO2 < 8 kPa, pCO2 > 6.0 kPa) bij COPD hebben hypercapnie door alveolaire hypoventilatie--> ventilatoire drive grotendeels afhankelijk van de pO2. Als bij een respiratoire insufficiëntie veel zuurstof wordt toegediend, zal dit dus ten nadele gaan van de respiratoire drive.
61
huid bijwerking opiaten
jeuk
62
afhankelijkheid bij opiaten - wanneer krijg je dit - wat zijn de effecten - wat gebeurt er als je in 1x stopt - bij wie en welke soort groter risico - wanneer wil je wat niet geven
Na langdurig gebruik kunnen tolerantie en afhankelijkheid optreden bij alle opiaten. Afhankelijkheid heeft zowel een lichamelijk als een psychisch effect. Direct stoppen na langdurig gebruik kan leiden tot onttrekkingsverschijnselen. Patiënten met een voorgeschiedenis van middelen misbruik (o.a. roken, alcohol, cannabis) lopen een groter risico en bij gebruik van snel werkende opiaten (zoals fentanyl neusspray of lolly). Snelwerkende preparaten NIET bij pijnen door een goedaardige aandoening geven
63
de 2 belangrijkste bijwerkingen van opiaten en de interacties met medicaties die daarbij horen
Tevens kan een actieve metaboliet van morfine (morphine-6-glucuronide) stapelen tijdens nierfunctiestoornissen--> voorzichtig bij patiënten met dit probleem
64
tramadol
- zwakke agonist met enige selectiviteit voor mu-R - remmende werking heropname noradrenaline en serotonine - bij lang gebruik afhankelijkheid--> kort en intermitterend gebruiken - veel centrale bijwerkingen (vooral misselijk en duizelig), vooral bij ouderen - zwak analgetisch - vermijd gebruik. liever low dose opiaat