Positie en persoon van leidinggeven (hoofdstuk 2) Flashcards

(10 cards)

1
Q

Leidinggeven

A

Leidinggeven is het bewust beïnvloeden van menselijk gedrag, in de richting van een bepaald doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Taken op verschillende niveaus

A
  • Topleiding (directie, raad van beheer)
  • Hoger kader (sectorhoofden, diensthoofden)
  • Middenkader (afdelingshoofden, unithoofden)
  • Operationeel niveau (teamleiders. Groepschefs, meewerkend voormannen en -vrouwen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Manier van leidinggeven op de verschillende niveaus

A
  • Dirigerende taken
  • Voorwaardenscheppende taken
  • Initiërende taken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorwaarden van afdelingsoverstijgende taken

A
  • het moet niet ten koste gaan van de afdeling. Afdelingen die een hoge mate van aanwezigheid van de leidinggevende vragen, zijn er niet bij gebaat als de leidinggevende te vaak afwezig is.
  • Het mag niet ten koste gaan van de primaire taken: dirigeren, voorwaarden scheppen en initiëren.
  • Afdelingsoverstijgende taken moeten naar evenredigheid verdeeld worden tussen de daarvoor in aanmerking komende leidinggevenden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voordelen leidinggevende op het kruispunt van belangen

A
  • Directer toegang tot hogere niveaus

- Er is meer informatie beschikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Problemen leidinggevende op het kruispunt van belangen

A
  • Gemangeld worden
  • Risico van loyaliteitsconflicten
  • Functioneren als doorgeefluik
    1. Te weinig bevoegdheden
    2. Geen eigen mening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oplossingen voor problemen leidinggevende op het kruispunt van belangen

A
  • Werken aan goede verhoudingen
  • Een eigen mening vormen
  • Motieven achterhalen
  • Intercollegiaal overleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eigenschappen goed leiderschap (succesvol leiderschap)

A
  • Visie
  • Kennis en zelfkennis
  • Sociale vaardigheden
    1. Goed kunnen luisteren
    2. Inlevingsvermogen
    3. Tact en diplomatie
  • Empowerment
  • Bepaalde persoonlijkheidskenmerken
  • Communicatieve vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De wet van Maier (formule in de communicatie)

A
  • E = K x A (Effectiviteit = Kwaliteit x Acceptatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Falend leiderschap

A
  • Te veel met details bezig zijn
  • Te veel als belangenbehartiger optreden
  • De omgeving zwak houden om daardoor zelf sterker te zijn
  • Een aantal negatief werkende karaktereigenschappen
  • Te graag aardig gevonden willen worden
  • Streven naar (te) volgzame medewerkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly