Prefixen Flashcards
Prefixen (47 cards)
1
Q
Hemi, semi
A
Helft
2
Q
Uni, mono,
A
1
3
Q
Bi,di
A
2, dubbel
4
Q
Tri
A
3
5
Q
Oligo
A
Weinig, zeldzaam,
6
Q
Poly, multi
A
Veel
7
Q
Pan
A
Alles
8
Q
Branchy
A
Kort
9
Q
Dolicho
A
Verlengd
10
Q
Micro
A
Klein
11
Q
Macro
A
Groot
12
Q
Mega, megalo
A
Groot
13
Q
Auto
A
Zelf
14
Q
Homo, iso
A
Gelijk, dezelfde
15
Q
Hetero
A
Ander
16
Q
Anti
A
Tegengesteld, tegen
17
Q
Hypo
A
Onder, te weinig, onvoldoende
18
Q
Hyper
A
Boven, te veel, overdreven
19
Q
Isch
A
Gebrek aan
20
Q
Dys
A
Moeilijkheid, stoornis
21
Q
Eu
A
Goed, wel
22
Q
Chlor
A
Groen
23
Q
Cyan
A
Blauw
24
Q
Erytr
A
Rood
25
Leuk
Wit
26
Melan
Zwart
27
Xanth
Geel
28
A, an (met n voor Klinker of h)
Zonder, gebrek aan
29
In, im (in wordt im voor b,m,p)
Niet
30
In, intra, en, endo, ento
In, binnen
31
E, ec, ex, exo, ecto, extra
Uit, buiten
32
Ad
Nabij
33
Ab
Weg
34
Para
Naast
35
Epi, supra
Op, boven
36
Sub, infra, hypo
Onder
37
Ante, antero, pre, pro
Voor, naar voren
38
Post, postero, retro
Achter, naar achteren
39
Peri, circum
Rond(om)
40
Inter, meso
Tussen, in het midden
41
Dia, trans, per
Doorheen, langs
42
Ortho
Recht, normaal
43
Brady
Traag
44
Tachy
Snel
45
Ante, pre, prae, pro
Voor
46
Post
Achter, na
47
Meta
Na
