Preposities Flashcards

(40 cards)

1
Q

Waar heb je zin ___?

A

In

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heb jij nog contact ___ je (…)?

A

Met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Heb je kans ___ een (…)?

A

Op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik heb spijt ___

A

Van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik heb behoefte ___ (…)

A

Aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ze heeft een hekel ___ teamsporten?

A

Aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stond dat ___ de (…)?

A

In

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

____ het weekend heb ik (…)

A

In

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toen warend mijn ouders _____ bezoek in Nederlands

A

Op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Moet je ___ de website kijken

A

Op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kan ik ___ die manier wel een baan krijgen?

A

Op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kun je me wat ___ jullie vertellen?

A

Over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Te vertellen ___ hun ouders

A

Aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik wil nu niet praten ____ mijn werk

A

Over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik wil even rustig praten ____ je praten

A

Met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

____ welke bann droom jij?

A

Van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ik heb vannacht gedroomd ____ vogels

18
Q

Dat blijk ___ een onderzoek naar (…)

19
Q

Onze tent bestaat ____ drie delen.

20
Q

Je ben wel erg afhanjelijk ___ het weer.

21
Q

Als u wilt deelnemen ___ (…)

22
Q

De meeste mensen gaan ___ naar (…)

23
Q

Duitsland komt ___ naar de tweede plaats

24
Q

Een huisje ___ in de kust gehuurd

25
Echt kon genieten ____ haar vakantie
Van
26
Ik ben op zoek ____ een (...)
Naar
26
Ik ben op zoek ____ een (...)
Naar
27
_____ hulp vragen
Om
28
Verantwoordelijk zijn ____
Voor
29
_____ stand
Op
30
Schrikken _____
Van
31
Iets zeggen ______
Tegen
32
dat komt ____
Door
33
Bestaan
Uit
34
Dromen
Over
35
Praten
Met
36
Praten
Over
37
Iets vertellen
Aan
38
Iets vertellen
Over
39
Behoefte hebben
Aan