Prepositions Phrases Flashcards

(81 cards)

1
Q

treat yourself to

A

trakteer jezelf op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

to subscribe to

A

zich abonneren op

Ik heb me geabonneerd op de lokale krant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

to depend on

A

afhankelijk zijn van

Hij is nog steeds financieel afhankelijk van zijn ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

to answer on

A

antwoord geven op

Kun jij antwoord geven op die vraag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

to fear, to be afraid of

A

bang zijn voor

Ben je bang voor spinnen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

to begin with

A

beginnen met

Zullen we beginnen met de les?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

to meddle in, to interfere with

A

zich bemoeien met

Zijn ouders bemoeien zich altijd met zijn huiswerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

to be working on, to be engaged in

A

bezig zijn met

Ze zijn druk bezig met het kerstdiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to be concerned with

A

bezorgd zijn over

Hij is bezorgd over de slechte situatie in zijn land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

to cut back on, to cut down on

A

bezuinigen op

De regering wil meer bezuinigen op kunst en cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to be angry with, to be mad at

A

boos zijn op

Ze is boos op haar vriend, want hij is weer te laat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

to concentrate on

A

zich concentreren op

Ik moet me goed concentreren op deze tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to be sorry for (the loss)

A

condoleren met

Gecondoleerd met het overlijden van je oma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to participate

A

deelnemen aan

Hij neemt dit jaar deel aan een zomerschool in Utrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to think of

A

denken aan

We denken vaak aan onze familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to discuss

A

discussiëren over

Zij discussiëren thuis vaak over politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

to agree

A

het eens zijn met

Ik ben het niet met je eens!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

to be unhappy about, to be annoyed by

A

zich ergeren aan

Hij ergert zich aan mensen die een appel eten in de trein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

to be experienced in

A

ervaring hebben met

Ik zie dat je veel ervaring hebt met dit werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

to congratulate for

A

feliciteren met

Gefeliciteerd met jullie trouwdag!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

to take advantage

A

gebruik maken van

Kan ik even gebruik maken van jullie toilet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

to be interested in

A

geïnteresseerd zijn in

Hij is erg geïnteresseerd in fotografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

to be crazy about

A

gek zijn op

Ze is echt gek op haar vriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

to transfer money to

A

geld overmaken naar

Je kunt het geld overmaken naar onze rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
to spend money on
geld uitgeven aan Hij geeft veel geld uit aan muziek
26
to enjoy, to benefit from
genieten van Ze genieten van de vakantie
27
to hate
een hekel hebben aan Ze heeft een hekel aan mensen die te laat komen
28
to be aware of
op de hoogte zijn van Hij is op de hoogte van het laatste nieuws
29
to comply with
zich houden aan Zij houdt zich altijd aan haar afspraken
30
to love
houden van Ik hou van jou!
31
to inquire about
informeren naar Ik wilde graag informeren naar de openingstijden
32
to sign up for
zich inschrijven voor Kan ik me nog inschrijven voor een cursus Japans?
33
to affect something
invloed hebben op Het weer heeft veel invloed op zijn humeur
34
to get to know, to meet
kennismaken met Zullen we even kennismaken met de nieuwe buren?
35
to watch, to look for, to look at
kijken naar Kijk je weleens naar een soapserie op de televisie?
36
to criticise
kritiek hebben op De mensen hebben veel kritiek op zijn ideeën
37
to laugh at, to laugh about
lachen om De kinderen lachen om de grapjes van de clown
38
to resemble
lijken op Je lijkt echt op je moeder
39
to listen to
luisteren naar Hij luistert nooit naar zijn ouders
40
to take part in
meedoen met Wil je meedoen met ons spel?
41
to think about
nadenken over Heb je al over mijn voorstel nagedacht?
42
to talk to/about
praten met/over Hij praat met zijn collega’s nooit over zijn problemen
43
respond to, react to
reageren op Kun je even reageren op die e-mail?
44
to advertise
reclame maken voor In deze folder wordt reclame gemaakt voor elektronica
45
to take into account
rekening houden met Hij houdt nooit rekening met haar gevoelens
46
to respect (someone)
respect hebben voor Kinderen moeten respect hebben voor hun docent
47
to collaborate with
samenwerken met We willen met internationale bedrijven samenwerken
48
to be ashamed of
zich schamen voor Zij schaamt zich voor haar grote neus
49
to be shocked by
schrikken van We zijn erg geschrokken van het slechte nieuws
50
to apply for
solliciteren naar Ik heb gesolliciteerd naar een nieuwe functie
51
to pass, to succeed
slagen voor Hij is geslaagd voor zijn rijexamen
52
to be bad at
slecht zijn in Ik ben erg slecht in het onthouden van namen
53
to save up for
sparen voor Zij heeft lang gespaard voor een goede guitaar
54
to regret
spijt hebben van Zij heeft spijt van haar studiekeuze
55
to vote for
stemmen op Op wie ga jij stemmen bij de volgende verkiezingen?
56
to stop with
stoppen met Hij is gestopt met zijn muzieklessen
57
to be content with
tevreden zijn met Ben je tevreden met je salaris?
58
to crave
trek hebben in Ik heb trek in een kroket!
59
to be proud of
trots zijn op Gefeliciteerd met je nieuwe baan. Ik ben zo trots op je!
60
to marry, to wed
trouwen met Hij is getrouwd met zijn jeugdliefde
61
to be responsible for
verantwoordelijk zijn voor Vandaag ben jij verantwoordelijk voor dat werk
62
to be amazed by
zich verbazen over Zij verbaast zich over de voorzetsels in het Nederlands
63
to be similar to, to be comparable to
vergelijken met Dat is appels met peren vergelijken
64
to be wrong about
zich vergissen in Hij heeft zich vergist in de datum
65
to look forward to
zich verheugen op Ik verheug me op Kerstmis met mijn familie
66
to long for
verlangen naar Verlang jij ook zo naar een kop warme chocolademelk?
67
to be in love with
verliefd zijn op Ik ben verliefd op je
68
to lose to, losses of
verliezen van Als we gaan tennissen, verlies ik altijd van jou
69
to be addicted to
verslaafd zijn aan Hij is verslaafd aan gamen
70
to have knowledge of
verstand hebben van Heb jij verstand van computers?
71
to run away from
vluchten voor Zij zijn gevlucht voor de oorlog
72
to prepare for
zich voorbereiden op Heb jij je goed voorbereid op de test?
73
to present themselves to
zich voorstellen aan Ik zal me even aan jullie voorstellen. Ik ben Jan de Graaf
74
ask a question about
een vraag stellen over Mag ik nog een vraag stellen over oefening 6?
75
to warn about
waarschuwen voor De weerman heeft gewaarschuwd voor mist op de weg
76
to wait for
wachten op Ik wacht hier op je
77
get used to, adjust to
wennen aan Zij kan niet wennen aan het gebruik van een agenda
78
to transfer work to
werk overdragen aan Zij zal het werk aan jou overdragen
79
to be in a mood for
zin hebben in Heb je zin in een ijsje?
80
to be concerned about
zich zorgen maken over Ik maak me zorgen over zijn schoolprestaties
81
to take care of, to ensure
zorgen voor Wil je tijdens mijn vakantie voor de planten zorgen?