psychologie en sociologie Flashcards
(33 cards)
Ontwikkelingsperspectief
(nature en nurture samengevoegd en onderlinge interactie wordt belangrijker, ook cultuur en de omgeving worden in het onderzoek als een belangrijke factor beschouwd)
Behavoristisch perspectief
(De invloed van belonen en straffen, invloeden uit de omgeving en reacties op het denken en doen. Gevolgen)
Biologisch perspectief
Evolutionair en neurowetenschap (harde feiten over de hersenen, verloop en verandering van het genetische materiaal)
Modern cognitief perspectief
- (het unieke waarnemingspatroon beïnvloedt het denken)
Whole person
psychodynamisch, humanistisch, karaktertrekken)
Sociaal-cultureel perspectief
perspectief dat focust op de invloeden van de sociale omgeving en de cultuur waarin iemand leeft en opgroeid.
Verandering lichaam bij chronische stress
- chronische hoge bloeddruk
- gewichtstoename
- verhoogde insuline productie
- brein angstiger, impulsiever, verminderde werking geheugen
- immuunsysteem ondermijnd
- spieren afgebroken
sociologie
Onderzoekt hoe mensen in hun gedrag beïnvloedt worden doordat ze deel uitmaken van grotere sociale eenheden
micro-niveau
gezin, collega’s vrienden
meso-niveau
sociale omgeving, school wijk
macro-niveau
maatschappij als geheel, cultuur
primaire socialisatie
Vindt plaats in het begin van het leven, meestal door de vader en moeder, bestaat uit het leren van normen en waarden en algemene rollen
secundaire socialisatie
Vindt plaats in de secundaire omgeving, via vriendjes, klasgenoten en in een wat latere levensfase. Hieronder vallen: specifieke rollen leren, verschillende situaties met verschillend gedrag aanleren en een leerproces dat helpt om de gewenste positie in een groep te krijgen
tertiaire socialisatie
vorming door massamedia, vorming naar rollen en bijpassende normen en waarden, verschil tussen privé normen en waarden en publieke normen en waarden
sociale stratificatie
rangschikking naar sociale lagen
(hoge/lage status)
Sociale mobiliteit
stijging of daling van milieu van herkomst
Wat leer je als kind? (volgens Erikson) (4)
- Zelfvertrouwen
- Autonomie
- Initiatief
- Competentie
Wat leer je als adolescent? (volgens Erikson)
Identiteit
Vertrouwen en wantrouwen
Gevoel van veiligheid tegenover angst en onzekerheid
autonomie en twijfel
Gevoel van geloof in eigen regie in handelingen tegenover gevoel van onmacht en controleverlies
initiatief en schuld
vertrouwen in jezelf als persoon die in staat is iets in gang te zetten tegenover een ontoereikend gevoel van eigenwaarde
competentie en minderwaardigheid
beheersing van fundamentele sociale en intellectuele vaardigheden tegenover gebrek aan zelfvertrouwen
identiteit tegenover rolverwarring
tevreden met jezelf als een persoon die sociaal geaccepteerd wordt tegenover instabiel en onduidelijk zelfbeeld
intimiteit en isolement
In staat zijn tot het leggen van diepe relaties, tegenover een gevoel van eenzaamheid