Psychologie HS12 Flashcards

(287 cards)

1
Q

Waarom worden mensen gelabeld als “het sociale dier”?


A

Omdat ze zijn geëvolueerd om in groepen te leven en afhankelijk zijn van andere mensen voor verschillende behoeften, zoals voedsel, onderdak en verbondenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe speelt de sociale hersenhypothese een rol bij het begrijpen van groepsdynamieken?

A

De sociale hersenhypothese speelt een rol bij het begrijpen van groepsdynamieken door te verklaren waarom primaten, waaronder mensen, grote hersenen hebben die in staat zijn om complexe sociale groepen aan te kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is het belangrijk om een goed groepslid te zijn?

A

Het is belangrijk om een goed groepslid te zijn omdat het ons helpt om in te passen en te floreren in groepssituaties en onze sociale behoeften te bevredigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe beïnvloedt groepslidmaatschap onze vermogen om complexe en subtiele sociale regels te begrijpen?

A

Groepslidmaatschap beïnvloedt ons vermogen om complexe en subtiele sociale regels te begrijpen doordat het vereist dat we aandacht hebben voor en begrijpen van de verwachtingen van onze groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de sociale hersenhypothese en hoe speelt het een rol in ons begrip van groepsdynamieken?

A

De sociale hersenhypothese stelt dat de grootte van de hersenen van primaten, met name de prefrontale cortex, is toegenomen bij dieren die in complexe sociale groepen leven, omdat het vermogen om in deze groepen te functioneren en sociale regels te begrijpen, beheersen en naleven, is verbonden aan hersengrootte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen ingroepen en uitgroepen?

A

De groepen waarbij mensen specifiek horen, worden ingroepen genoemd, terwijl die waarbij ze niet horen, uitgroepen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het Outgroup Homogeneity Effect?

A

De neiging om outgroup mensen te zien als minder gevarieerd, of als heel gelijk beschouwen (ze lijken allemaal op elkaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het Outgroup Homogeneity Effect?

A

De neiging om outgroup mensen te zien als minder gevarieerd, of als heel gelijk beschouwen (ze lijken allemaal op elkaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de twee omstandigheden die nodig zijn om mensen zichzelf in groepen te organiseren?

A

De twee omstandigheden die nodig zijn om mensen zichzelf in groepen te organiseren, zijn reciprociteit en transitiviteit. Reciprociteit betekent dat mensen anderen behandelen zoals anderen hen behandelen en transitiviteit betekent dat mensen over het algemeen de meningen van hun vrienden delen over andere mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is reciprociteit en wat is transitiviteit in de context van groepsvorming bij mensen?

A

Reciprociteit betekent dat mensen anderen behandelen zoals anderen hen behandelen. Transiviteit betekent dat mensen over het algemeen de meningen van hun vrienden delen over andere mensen. Samen zijn deze twee omstandigheden nodig om mensen zichzelf te organiseren in groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het effect van outgroup homogeneity?

A

Het effect van outgroup homogeneity is dat mensen de leden van een andere groep als minder gevarieerd beschouwen dan leden van hun eigen groep. Dit leidt tot verkeerde veronderstellingen en vooroordelen over andere groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ingroup favoritisme?

A

Dat is de neiging om ingroup leden een voorkeursbehandeling te geven, te opzichte van outgroup leden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ingroup favoritisme?

A

Dat is de neiging om ingroup leden een voorkeursbehandeling te geven, te opzichte van outgroup leden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is groepslidmaatschap zo belangrijk voor ons?

A

Groepslidmaatschap is zo belangrijk voor ons omdat het onderdeel is van onze sociale identiteit en bijdraagt aan ons algehele zelfbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is groepslidmaatschap zo belangrijk voor ons?

A

Groepslidmaatschap is zo belangrijk voor ons omdat het onderdeel is van onze sociale identiteit en bijdraagt aan ons algehele zelfbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan groepslidmaatschap leiden tot verschillen in status, macht en middelen tussen groepen?

A

Groepslidmaatschap kan leiden tot verschillen in status, macht en middelen tussen groepen omdat mensen ingroep-favoritisme vertonen, wat leidt tot verkeerde veronderstellingen en vooroordelen over andere groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe beïnvloedt groepslidmaatschap ons zelfbeeld?

A

Groepslidmaatschap beïnvloedt ons zelfbeeld doordat we ons identificeren met bepaalde groepen en trots zijn op die groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de social identity theory?

A

Het idee dat ingroepen uit individuen bestaan die zich leden van dezelfde sociale categorie beschouwen en trots zijn op hun groepslidmaatschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe definiëren mensen zichzelf volgens de social identity theory?

A

Volgens de social identity theory definiëren mensen zichzelf als leden van groepen en leren ze het gedrag van andere groepsleden, waarna ze het uiteindelijk internaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom is het belangrijk om te begrijpen wat andere groepsleden denken?

A

Het is belangrijk om te begrijpen wat andere groepsleden denken omdat leden die de sociale regels van de groep overtreden het risico lopen uitgesloten te worden, en uitsluiting in de oorspronkelijke omgeving fataal kon zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de rol van de mediale prefrontale cortex in het denken over andere mensen?

A

De mediale prefrontale cortex speelt een belangrijke rol in het denken over andere mensen, of het nu algemeen of specifiek over hen gaat en of ze tot de ingroup of outgroup behoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de rol tussen de mediale prefrontale cortex en ingroup voorkeur?

A

De mediale prefrontale cortex speelt een belangrijke rol in ingroup voorkeur. Activiteit in deze hersenregio is geassocieerd met ingroup voorkeur die ontstaat na toewijzing via het minimal group paradigm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe verschillen andere hersengebieden bij het overwegen van ingroup en outgroup leden?

A

Andere hersengebieden zijn anders actief wanneer we over ingroup en outgroup leden nadenken. Bijvoorbeeld, gebieden die met pijn zijn verbonden, zijn meer actief wanneer we een ingroup lid zien worden gekwetst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is dehumanisation?

A

Dehumanisatie is het proces waarbij mensen andere mensen beschouwen als minder menselijk en hierdoor ondermijnt dit de empathie en verhoogt het de vijandigheid en discriminatie tegen deze groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe beïnvloedt dehumanisatie de interpersoonlijke verhoudingen tussen ingroups en outgroups?
Dehumanisatie versterkt de verschillen tussen ingroups en outgroups en leidt tot verder verval in de interpersoonlijke verhoudingen tussen de groepen.
26
Welke voorwaarden moeten vervuld zijn voor mensen om groepen te vormen en een voorkeur te hebben voor ingroups boven outgroups?
Zelfs toewijzing aan groepen zonder betekenis kan ingroupvoorkeur veroorzaken. Differentiatie tussen ingroups en outgroups wordt versterkt wanneer reciprociteit en transitiviteit aanwezig zijn.
27
Wat is Group Polarisation?
Het process waarbij de meningen en houdingen van een groep meer meer extreem naar een bepaalde kant hangen. Dit komt doordat groepsleden elkaar beïnvloeden en elkaars meningen versterken. Bijv: als de meerderheid van de groepsleden voorzichtig is, dan wordt de groep nog voorzichtiger. De heersende meningen of houden wordt versterkt.
28
Wat is Groupthink?
De neiging van een groep om een slechte beslissing te nemen als gevolg van het behoud van de groep en het behoud van samenhang; vooral waarschijnlijk wanneer de groep onder intense druk staat, wordt bedreigd door externe factoren en bevooroordeeld is in een bepaalde richting.
29
Wat is het risky-shift effect in beslissingen door groepen?
Het risky-shift effect is dat groepen vaak risicovollere beslissingen maken dan individuen.
30
Hoe ontstaat groepspolarisatie bij beslissingsprocessen?
Groepspolarisatie ontstaat wanneer de oorspronkelijke houding van groepsleden bepaalt of de groep risicovoller of voorzichtiger wordt. Als de meeste groepsleden voorzichtig zijn, wordt de groep nog voorzichtiger.
31
Wat is het hoofddoel achter het begrip Groupthink?
Het hoofddoel achter het begrip Groupthink is dat groepsleden soms slechte beslissingen nemen om de harmonie in de groep te beschermen.
32
Hoe kun je Groupthink voorkomen?
Om groupthink te voorkomen is het belangrijk om een omgeving te creëren waarin iedereen vrijelijk hun mening kan uiten, zonder angst voor afwijzing of uitsluiting. Het is ook belangrijk om verschillende perspectieven en meningen te overwegen en te bekijken, in plaats van alleen maar te vertrouwen op de mening van de groep of een dominante persoon of subgroep binnen de groep.
33
Hoe kan social facilitation zowel prestaties verbeteren als verslechteren?
Het model van Zajonc voorspelt dat sociale versterking zowel prestaties kan verbeteren als verslechteren, afhankelijk van of de vereiste reactie in een situatie de dominante reactie van de individu is. Als de vereiste reactie gemakkelijk of goed geleerd is, zal de aanwezigheid van anderen de prestaties verbeteren. Als de vereiste reactie nieuw of minder goed geleerd is, zal de aanwezigheid van anderen de prestaties verder verslechteren.
34
Wat is social facilitation?
het verschijnsel waarbij de prestaties van een individu verbeteren in de aanwezigheid van anderen.
35
Hoe beschrijft Robert Zajonc het model van social facilitation?
Robert Zajonc beschrijft een model van sociale versterking dat drie basisstappen omvat. Volgens Zajonc zijn alle dieren genetisch voorgeprogrammeerd om geprikkeld te raken door de aanwezigheid van andere soortgenoten. Dit komt omdat anderen geassocieerd zijn met de meeste beloningen en straffen in het leven. Zajonc stelde vervolgens Hull's bekende leerprincipe voor: opwinding leidt tot een dominante reactie, ofwel de reactie die het meest waarschijnlijk wordt uitgevoerd in de situatie.
36
Wat is social loafing?
Het effect waarbij mensen de neiging hebben om minder hard te werken in een groep dan wanneer ze allen werken. Dit komt omdat wanneer mensen in een groep werken ze zich niet persoonlijk verantwoordelijk voelen voor de uitkomst van de groep
37
Hoe kan social loafing worden voorkomen?
Social loafing kan worden voorkomen door ervoor te zorgen dat elke persoon persoonlijk verantwoordelijk is voor een deel van het project.
38
Waarom werken mensen minder hard wanneer ze in een groep werken dan wanneer ze alleen werken en hoe noem je dit?
Mensen werken minder hard wanneer ze in een groep werken dan wanneer ze alleen werken omdat hun inspanningen verzameld worden, waardoor ze zich niet persoonlijk verantwoordelijk voelen voor het resultaat van de groep. Dit fenomeen noem je social loafing.
39
Waarom werken mensen minder hard wanneer ze in een groep werken dan wanneer ze alleen werken en hoe noem je dit?
Mensen werken minder hard wanneer ze in een groep werken dan wanneer ze alleen werken omdat hun inspanningen verzameld worden, waardoor ze zich niet persoonlijk verantwoordelijk voelen voor het resultaat van de groep. Dit fenomeen noem je social loafing.
40
Wat is deindividuation?
Deindividuation is een situatie waarin mensen hun individualiteit verliezen en niet meer zelfbewust zijn, waardoor ze niet langer aandacht hebben voor hun persoonlijke normen. Dit fenomeen komt vaak voor wanneer mensen deel uitmaken van een groep
41
Wat zijn de oorzaken van deindividuation?
Deindividuation wordt veroorzaakt door een combinatie van opwinding, anonimiteit en diffusie van verantwoordelijkheid
42
Wat zijn de oorzaken van deindividuation?
Deindividuation wordt veroorzaakt door een combinatie van opwinding, anonimiteit en diffusie van verantwoordelijkheid
43
Hoe kan deindividuation extreme gedrag veroorzaken?
Wanneer ons gevoel van identiteit verdwijnt, tenderen we ernaar om ons gedrag te baseren op de verwachtingen van de situatie of de mensen om ons heen. Op deze manier kan deindividuation extreme gedrag veroorzaken in situaties waarin mensen denken dat het is toegestaan.
44
Wat is conformity en waarom doen mensen mee aan conformity?
Conformity is het proces waarbij mensen hun gedrag of meningen veranderen om aan te sluiten bij anderen of om aan te sluiten bij wat verwacht wordt. Mensen conformeren om twee hoofdredenen: normatieve invloed en informatieve invloed.
45
Wat is normatieve invloed en geef een voorbeeld?
Normatieve invloed is wanneer mensen meegaan met de menigte om te passen bij de groep en om niet vreemd over te komen. Een voorbeeld is wanneer iemand begint te dragen wat de laatste mode is voor de herfst, zelfs al zou hij dat nooit eerder hebben gedaan.
46
Wat is informatieve invloed en geef een voorbeeld?
Informatieve invloed is wanneer er onzekerheid of onduidelijkheid is over wat juist, gepast of verwacht is, dus kijken mensen naar anderen voor aanwijzingen over hoe te reageren. Een voorbeeld is wanneer iemand die in het buitenland reist en de gebruiken niet kent, merkt dat iedereen zijn schoenen uittrekt bij het betreden van een restaurant, dus begint hij hetzelfde te doen.
47
Wat zijn social norms?
Social norms zijn verwachte standaarden van gedrag in een bepaalde situatie.
48
Wat is het doel van sociale normen?
Het doel van sociale normen is om gedrag te coördineren en te standaardiseren in groepen waarin mensen samenleven. Ze geven aan welk gedrag in een bepaalde situatie als gepast wordt beschouwd en hoe mensen zullen reageren op degenen die de normen overtreden. Sociale normen zorgen voor een soepele werking van samenlevingen en helpen conflicten te voorkomen.
49
Wat is het doel van sociale normen?
Het doel van sociale normen is om gedrag te coördineren en te standaardiseren in groepen waarin mensen samenleven. Ze geven aan welk gedrag in een bepaalde situatie als gepast wordt beschouwd en hoe mensen zullen reageren op degenen die de normen overtreden. Sociale normen zorgen voor een soepele werking van samenlevingen en helpen conflicten te voorkomen.
50
Wat is de relatie tussen groupthink, normative influence en informational influence?
Groupthink, normative en informational influence vormen samen een groepsbesluitvormingsproces. Mensen passen hun gedrag aan om aan te sluiten bij de groep en verkrijgen informatie van anderen, wat kan leiden tot groupthink als de groep begint met bevooroordeelde overtuigingen en dominant leiderschap.
51
Wat is de relatie tussen groupthink, normative influence en informational influence?
Groupthink, normative en informational influence vormen samen een groepsbesluitvormingsproces. Mensen passen hun gedrag aan om aan te sluiten bij de groep en verkrijgen informatie van anderen, wat kan leiden tot groupthink als de groep begint met bevooroordeelde overtuigingen en dominant leiderschap.
52
Wat zijn factoren die de kans op conformiteit verminderen?
Factoren zoals de grootte van de groep en het ontbreken van consensus de kans op conformiteit verminderen. Ook speelt de sociale en culturele context een rol.
53
Hoe beïnvloedt de groepsgrootte conformiteit?
Wanneer er slechts één of twee confederaten aanwezig zijn, zal een naïeve deelnemer meestal niet conformeren. Wanneer het aantal confederaten drie of meer is, is de deelnemer echter meer geneigd om zich aan te passen. Conformiteit lijkt op een bepaald moment af te nemen. Achtereenvolgend onderzoek heeft aangetoond dat zelfs groepen van 16 niet leiden tot grotere conformiteit dan groepen van zeven.
54
Hoe kunnen mensen zichzelf overtuigen om daden te verrichten die tegenstrijdig zijn met hun normen en waarden?
Mensen kunnen zichzelf overtuigen om daden te verrichten die tegenstrijdig zijn met hun normen en waarden door zich te identificeren met de doelen van een gezagdrager of door zich te rechtvaardigen dat hun acties voor een hoger doel zijn.
55
Hoe beïnvloedt de manier waarop gezag wordt uitgeoefend de gehoorzaamheid van mensen?
De manier waarop gezag wordt uitgeoefend, kan de gehoorzaamheid van mensen beïnvloeden. Bijvoorbeeld, gezag dat via telefoon werd uitgeoefend, resulteerde in minder gehoorzaamheid dan wanneer de gezagdrager fysiek aanwezig was.
56
Hoe bepalen mensen wat acceptabel gedrag is en hoe rechtvaardigen ze dit gedrag voor zichzelf?
Mensen bepalen wat acceptabel gedrag is op basis van hun eigen normen en waarden en de context waarin ze zich bevinden. Ze kunnen dit gedrag vervolgens rechtvaardigen door zich te identificeren met de doelen van een gezagdrager of door te geloven dat hun acties voor een hoger doel zijn.
57
Wat is de invloed van gezag en macht op het gedrag van mensen?
Gezag en macht kunnen sterk invloed hebben op het gedrag van mensen, zoals blijkt uit het experiment van Milgram. De meeste deelnemers waren bereid om op bevel van een gezagdrager elektrische schokken toe te dienen aan een slachtoffer, ook al ging dit tegen hun normen en waarden in.
58
Wat is Obedience?
Het volgen van bevelen van iemand met autoriteit
59
Hoe kunnen sociale invloeden mensen leiden tot agressieve acties?
Sociale invloeden kunnen mensen leiden tot agressieve acties door gehoorzaamheid en andere vormen van sociale invloed.
60
Hoe kunnen de behoefte om deel uit te maken van een groep leiden tot altruïsme (zelfopoffering) en generositeit?
Mensen kunnen door het verlangen om deel uit te maken van een groep leiden tot altruïsme en generositeit.
61
Wat is de relatie tussen afwijzing en agressie bij mensen?
Afwijzing door de groep kan defensieve mechanismen activeren die leiden tot agressieve acties tegen degenen die verantwoordelijk worden geacht voor de afwijzing.
62
Hoe kunnen mensen agressie leren?
Mensen kunnen agressie leren door observatie en blootstelling aan mediageweld.
63
Waarom komt agressie bijna niet voor bij volwassen mensen?
Sociale normen spelen een belangrijke rol in het ontmoedigen van agressie bij volwassenen, omdat ze het in de meeste culturen ontmoedigen.
64
Wat is Agressie?
Welk gedrag dan ook dat betrekking heeft om iemand anders met opzet kwaad aan te doen.
65
Wat is de rol van testosteron bij agressie?
Testosteron is een biologische factor die een matige correlatie heeft met agressie. Mannen hebben meer testosteron dan vrouwen en voeren de meeste agressieve en gewelddadige acties uit. Hogere testosteronniveaus bij jongens komen samen met andere veranderingen die bijdragen aan agressie, zoals fysieke groei en veranderingen in sociale verwachtingen. Bijzonder agressieve mannen en bijzonder atletische mannen hebben hoger testosteronniveaus dan andere mannen.
66
Kan het niveau van testosteron worden beïnvloed door agressief gedrag?
Ja, een situatie waarin agressie optreedt, kan de testosteronniveaus veranderen. Verschillende studies hebben aangetoond dat testosteron stijgt voor atletische competitie en blijft hoog bij de winnaars van competitieve wedstrijden en daalt bij de verliezers. Testosteronniveaus kunnen ook stijgen bij tv-kijkers die een winnend team zien.
67
Hoe speelt serotonine een rol bij agressie?
Serotonine is belangrijk in de regulatie van agressief gedrag. Verstoorde serotonine-functie is geassocieerd met impulsieve agressiviteit bij volwassenen en agressie en verstoringen bij kinderen. Verstoringen in serotonine-activiteit kunnen de amygdala-reactie op bedreiging verhogen en de controle van de prefrontale cortex over agressieve impulsen verminderen.
68
Hoe is het MAOA-gen betrokken bij agressie?
Het MAOA-gen is betrokken bij agressie doordat het de hoeveelheid MAO beheert, een enzym dat de activiteit van neurotransmitters reguleert. Veel studies hebben aangetoond dat het MAOA-gen betrokken is bij impulsieve gedragingen, zoals agressieve gewelddadigheid.
69
Hoe kunnen sociale verwachtingen en fysieke groei samenwerken om agressie te beïnvloeden?
Sociale verwachtingen en fysieke groei kunnen samenwerken om agressie te beïnvloeden doordat ze samen veranderingen in de sociale status van iemand en de biologische ontwikkeling van het lichaam veroorzaken. Deze veranderingen kunnen bijdragen aan het verhogen van het testosteronniveau en een toename van agressieve gedragingen.
70
Hoe beïnvloedt de sociale status van iemand zijn testosteronniveau en gedrag?
De sociale status van iemand kan zijn testosteronniveau en gedrag beïnvloeden omdat testosteron stijgt bij winnaars van competitieve wedstrijden en daalt bij verliezers. Testosteronniveaus kunnen ook stijgen bij tv-kijkers die een winnend team zien. Dit suggereert dat testosteron gerelateerd is aan sociale dominantie, het resultaat van groter macht en status.
71
Hoe speelt serotonine een rol in de regulatie van emoties en impulsen, met name in agressieve situaties?
Serotonine speelt een belangrijke rol in de regulatie van emoties en impulsen, met name in agressieve situaties. Verstoringen in serotonine-activiteit verhogen de amygdala-reactie op bedreiging en interfereren met de controle van de prefrontale cortex over agressieve impulsen. Hierdoor kan verstoorde serotonine-functie leiden tot impulsief gedrag, waaronder agressie, vooral wanneer mensen geprovokeerd worden.
72
Hoe kunnen genetische factoren samenwerken met milieufactoren om impulsieve en antisociale gedragingen te beïnvloeden?
Genetische factoren kunnen samenwerken met milieufactoren om impulsieve en antisociale gedragingen te beïnvloeden. Bijvoorbeeld, mensen die één versie van het MAOA-gen hebben en in hun kindertijd mishandeld werden, zijn waarschijnlijker gewelddadige criminelen. Het hebben van één vorm van het MAOA-gen verhoogt de kwetsbaarheid voor milieurisicofactoren die geassocieerd zijn met impulsieve of antisociale gedragingen.
73
Hoe kunnen de gevolgen van kindermishandeling in verband worden gebracht met de ontwikkeling van gewelddadige criminaliteit?
Kindermishandeling kan gevolgen hebben voor de ontwikkeling van gewelddadige criminaliteit omdat het de kwetsbaarheid van een persoon voor milieurisicofactoren die geassocieerd zijn met impulsieve of antisociale gedragingen verhoogt. Mensen die één versie van het MAOA-gen hebben en in hun kindertijd mishandeld werden, zijn waarschijnlijker gewelddadige criminelen.
74
Hoe beïnvloeden groepsdruk en sociale normen agressieve gedragingen?
Groepsdruk en sociale normen kunnen agressieve gedragingen beïnvloeden doordat ze de sociale verwachtingen en verantwoordelijkheden van iemand bepalen. Als iemand zich conformeert aan de normen en verwachtingen van de groep, kan dit leiden tot gedragingen die anders niet was, zoals het uitvoeren van agressieve acties. Dit kan worden versterkt door groepsdruk, waarbij iemand onder druk wordt gezet om zich te conformeren aan de groepsdynamiek en gedrag.
75
Hoe speelt de amygdala, een emotioneel centrum in de hersenen, een rol bij het reguleren van agressieve reacties?
De amygdala, een emotioneel centrum in de hersenen, speelt een belangrijke rol bij het reguleren van agressieve reacties. Verstoringen in serotonine-activiteit kunnen de amygdala-reactie op bedreiging verhogen en daarmee de controle van de prefrontale cortex over agressieve impulsen verminderen. Hierdoor kunnen mensen meer geneigd zijn om impulsief te reageren, waaronder agressie.
76
Wat is he MAOA-gen?
Het MAOA-gen reguleert de hoeveelheid monoamine oxidase, een enzym dat belangrijk is voor de regulatie van neurotransmitters. Studies hebben aangetoond dat deze genetische factor betrokken is bij impulsieve gedragingen, waaronder agressieve gewelddadigheid. Het MAOA-gen verhoogt de kwetsbaarheid van een persoon voor milieurisicofactoren die geassocieerd zijn met impulsieve of antisociale gedragingen.
77
Waarom varieert geweld tussen culturen en samenlevingen?
Geweld varieert tussen culturen en samenlevingen omdat het veroorzaakt wordt door een collectieve verandering in verwachtingen en opvattingen over agressie en de gevolgen hiervan, evenals door structurele factoren zoals de kans op berechting en de prevalentie van armoede en ongelijkheid.
78
Waarom varieert geweld tussen culturen en samenlevingen?
Geweld varieert tussen culturen en samenlevingen omdat het veroorzaakt wordt door een collectieve verandering in verwachtingen en opvattingen over agressie en de gevolgen hiervan, evenals door structurele factoren zoals de kans op berechting en de prevalentie van armoede en ongelijkheid.
79
Hoe kunnen samenlevingen invloed uitoefenen op mensen om gewelddadige acties te plegen?
Samenlevingen kunnen invloed uitoefenen op mensen om gewelddadige acties te plegen door de neiging van mensen te beïnvloeden door middel van geloofssystemen, opvoeding en sociale verwachtingen.
80
Wat is de cultuur van eer en hoe is het verbonden met agressie?
De cultuur van eer is een geloofssysteem waarin jongens en mannen leren dat het belangrijk is om hun reputatie te beschermen door middel van fysieke agressie. Dit geloofssysteem is verbonden met agressie omdat het mensen aanzet om agressief te reageren op persoonlijke bedreigingen.
81
Hoe verschillen mannen uit het zuiden en het noorden van de Verenigde Staten in termen van agressie?
Mannen uit het zuiden van de Verenigde Staten zijn, in vergelijking met mannen uit het noorden, meer geneigd om agressief te reageren op persoonlijke bedreigingen, meer fysiologisch geactiveerd en meer geprimed voor agressie.
82
Hoe worden jongens en mannen in een cultuur van eer opgevoed?
In een cultuur van eer worden jongens en mannen opgevoed om hun reputatie te beschermen door middel van fysieke agressie.
83
Wat is een effectieve manier om conflicten te verminderen tussen twee competitieve groepen?

Dit is door situaties te creëren waarin leden van beide groepen samen moesten werken om noodzakelijke doelen te bereiken.
84
Wat is Kin Selection?
Een proces waarbij individuen behulpzaam handelen jegens degenen met wie ze genen delen
85
Wat is Kin Selection?
Een proces waarbij individuen behulpzaam handelen jegens degenen met wie ze genen delen
86
Wat is Altruism?
Hulp verlenen zonder enige duidelijke of onmiddellijke beloning
87
Wat is Reciprocal helping?
De neiging van een dier om een ander te helpen omdat het andere dier de gunst in de toekomst kan teruggeven
88
Wat is inclusive fitness?
De aanpassingsvoordelen van het richten op het overdragen van genen in plaats van op individuele overleving.
89
Wat zijn de hoofdredenen van het bystander (non)intervention effect?
* Diffusion of responsibility * Unclear situation and unsureness of the correct response * Apathy
90
Wat is Actor/Observer Discrepancy?
Het verschil in hoe een persoon zichzelf ziet en hoe ze door anderen worden gezien.
91
Wat is Aggression?
Gedrag gericht op schade toebrengen aan een andere persoon of groep.
92
Wat is Aggression?
Gedrag gericht op schade toebrengen aan een andere persoon of groep.
93
Wat is Altruism?
Gedrag gericht op het helpen van anderen, zonder verwachting van persoonlijk gewin.
94
Wat is Attitudes?
Beoordelende oordelen of opvattingen over een bepaald object, persoon of situatie.
95
Wat is Attributions?
Verklaringen voor het gedrag van anderen of voor gebeurtenissen.
96
Wat is Bystander Intervention Effect?
Het fenomeen waarbij een persoon minder geneigd is om te handelen in een noodsituatie wanneer er andere mensen aanwezig zijn.
97
Wat is Companionate Love?
Een soort liefde die gekenmerkt wordt door emotionele verbondenheid en steun tussen partners.
98
Wat is Compliance?
Gedrag dat gericht is op het volgen van verzoeken of bevelen van anderen.
99
Wat is Conformity?
Gedrag dat gericht is op het volgen van de normen en waarden van een groep.
100
Wat is Deindividuation?
Het verlies van het individuele gedrag en het gedrag van de groep als gevolg van anonimiteit in een groepssituatie.
101
Wat is Discrimination?
Ongeoorloofde behandeling van een persoon of groep op basis van ras, geslacht, seksuele geaardheid, religie of andere achtergrondkenmerken.
102
Wat is Elaboration Likelihood Model?
Een model voor hoe mensen attitudes vormen en veranderen, waarbij de mate van inspanning die nodig is om informatie te verwerken bepaalt of attitudes veranderen.
103
Wat is Elaboration Likelihood Model?
Een model voor hoe mensen attitudes vormen en veranderen, waarbij de mate van inspanning die nodig is om informatie te verwerken bepaalt of attitudes veranderen.
104
Wat zijn Explicit Attitudes?
Wat is Fundamental Attribution Error?
105
Wat zijn Explicit Attitudes?
Wat is Fundamental Attribution Error?
106
Wat is Groupthink?
Een fenomeen waarbij groepen beslissingen nemen die niet noodzakelijkerwijs rationeel of verstandig zijn, omdat ze te veel gericht zijn op het bevorderen van consensus en het vermijden van conflicten binnen de groep.
107
Wat zijn Implicit Attitudes?
Onbewuste of automatische oordelen of opvattingen over een bepaald object, persoon of situatie.
108
Wat is Inclusive Fitness?
109
De overlevings- en reproductievoordelen die iemand verkrijgt door het helpen van bloedverwanten, die een deel van dezelfde genen delen.
110
Wat is Informational Influence?
Een vorm van conformiteit waarbij mensen beslissingen nemen op basis van de informatie die ze van anderen ontvangen.
111
Wat is Ingroup Favoritism?
De neiging om gunstiger te staan tegenover mensen die tot dezelfde groep behoren als je zelf.
112
Wat is Mere Exposure Effect?
De tendens om dingen aantrekkelijker te vinden naarmate we ze vaker zien.
113
Wat is Modern Racism?
Een vorm van racisme die zich uit in subtiele en onbewuste vooroordelen, in plaats van openlijke discriminatie.
114
Wat is Modern Racism?
Een vorm van racisme die zich uit in subtiele en onbewuste vooroordelen, in plaats van openlijke discriminatie.
115
Wat is Nonverbal Behavior?
Niet-verbale communicatie, zoals gebaren, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal.
116
Wat is Nonverbal Behavior?
Niet-verbale communicatie, zoals gebaren, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal.
117
Wat is Normative Influence?
Een vorm van conformiteit waarbij mensen beslissingen nemen om aan te sluiten bij de normen en waarden van een groep.
118
Wat is Normative Influence?
Een vorm van conformiteit waarbij mensen beslissingen nemen om aan te sluiten bij de normen en waarden van een groep.
119
Wat is Obedience?
Gedrag dat gericht is op het volgen van bevelen of verzoeken van een gezaghebbende figuur.
120
Wat is Obedience?
Gedrag dat gericht is op het volgen van bevelen of verzoeken van een gezaghebbende figuur.
121
Wat is Outgroup Homogeneity Effect?
De neiging om te denken dat mensen in andere groepen allemaal hetzelfde zijn, terwijl we mensen in onze eigen groep als individuen zien.
122
Wat is Passionate Love?
Een soort liefde die gekenmerkt wordt door intense emoties, bezitterigheid en fysieke aantrekkingskracht.
123
Wat zijn Personal Attributions?
Verklaringen voor het gedrag van een persoon die gericht zijn op persoonlijke kenmerken, zoals persoonlijkheid, kwaliteiten of motieven.
124
Wat is Persuasion?
Het beïnvloeden van de attitudes, overtuigingen of gedrag van een persoon door middel van communicatie of argumenten.
125
Wat is Prosocial Behaviors?
Gedrag dat gericht is op het helpen of steunen van anderen, zoals het geven van tijd, geld of hulp.
126
Wat zijn Situational Attributions?
Verklaringen voor het gedrag van een persoon die gericht zijn op de omgevingsfactoren, zoals de situatie of context.
127
Wat is Social Facilitation?
Het verschijnsel waarbij mensen beter presteren op taken die ze al beheersen wanneer ze in de aanwezigheid zijn van anderen.
128
Wat is Social Identity Theory?
Een theorie die uitlegt hoe mensen zich identificeren met groepen en hoe dit invloed heeft op hun attitudes en gedrag.
129
Wat is Social Loafing?
Het verschijnsel waarbij mensen minder inspanning leveren op een taak wanneer ze zich bewust zijn van de bijdragen van anderen.
130
Wat zijn Social Norms?
Verwachtingen over hoe mensen zich in bepaalde situaties zouden moeten gedragen, die voortkomen uit de waarden en overtuigingen van een groep.
131
Wat is Stereotype Threat?
Het fenomeen waarbij mensen beïnvloed worden door de bezorgdheid dat ze de verwachtingen van een stereotype niet zullen waarmaken.
132
Wat is Stereotype Threat?
Het fenomeen waarbij mensen beïnvloed worden door de bezorgdheid dat ze de verwachtingen van een stereotype niet zullen waarmaken.
133
Wat is "What is Beautiful is Good"?
Een stereotype waarbij mensen die als aantrekkelijk worden beschouwd, ook als meer competent, intelligent en aardig worden beschouwd.
134
Wat is Stereotype?
Een vooroordeel dat gericht is op een hele groep mensen, gebaseerd op veronderstelde kenmerken die aan die groep worden toegeschreven.
135
Wat is Prejudice?
Een vooroordeel of negatieve houding ten opzichte van een bepaalde groep mensen, gebaseerd op veronderstelde kenmerken die aan die groep worden toegeschreven.
136
Wat is Group Polarization?
Het fenomeen waarbij mensen hun attitudes versterken wanneer ze deelnemen aan groepsbesprekingen en uitwisseling van ideeën met gelijkgestemden. Dit leidt tot groepen die nog steeds verder uit elkaar groeien in hun opvattingen.
137
Wat is cognitieve dissonantie en hoe beïnvloedt het de gedachten, gevoelens en gedrag van een persoon?
Cognitieve dissonantie is een psychologische staat van ongemak die optreedt wanneer een persoon twee of meer conflicterende overtuigingen, attitudes of waarden heeft. Deze staat van ongemak kan op verschillende manieren invloed hebben op de gedachten, gevoelens en gedrag van een persoon. Bijvoorbeeld, ze kunnen angstig, gestrest of in conflict zijn en ze kunnen gedragingen vertonen die hun ongemak verminderen, zoals hun attitudes of overtuigingen veranderen of informatie zoeken die hun bestaande overtuigingen ondersteunt.
138
Wat zijn enkele manieren waarop cognitieve dissonantie verminderd kan worden?
Cognitieve dissonantie kan op verschillende manieren verminderd worden. Een manier is dat de persoon hun conflicterende overtuigingen of attitudes aanpast zodat ze met elkaar in lijn zijn. Een andere manier is dat de persoon informatie zoekt die hun bestaande overtuigingen ondersteunt, wat helpt om het conflict te verminderen. Ten slotte kan een persoon ervoor kiezen om de conflicterende informatie te negeren of af te zwakken, wat ook helpt om de dissonantie te verminderen.
139
Hoe speelt cognitieve dissonantie een rol bij besluitvorming en gedragsverandering?
Cognitieve dissonantie kan een significante rol spelen bij besluitvorming en gedragsverandering. Wanneer een persoon dissonantie ervaart, kunnen ze zich gemotiveerd voelen om hun overtuigingen of gedragingen te veranderen om het ongemak te verminderen dat ze voelen. Dit kan leiden tot veranderingen in attitudes en overtuigingen en kan ook invloed hebben op besluitvorming en gedrag.
140
Welke sociale en culturele implicaties heeft cognitieve dissonantie?
Cognitieve dissonantie kan significante sociale en culturele implicaties hebben. Bijvoorbeeld, het kan invloed hebben op groepsdynamiek en de verspreiding van attitudes en overtuigingen binnen een samenleving beïnvloeden. Bovendien kan dissonantie ook gebruikt worden als een tool om de overtuigingen en het gedrag van mensen te beïnvloeden, zoals door overtuigende boodschappen of propaganda.
141
Hoe kan cognitieve dissonantie de groepsdynamiek en de verspreiding van attitudes en overtuigingen binnen een samenleving beïnvloeden?
Cognitieve dissonantie kan groepsdynamiek beïnvloeden door conflicten en spanningen te creëren binnen groepen wanneer leden conflicterende overtuigingen of attitudes hebben. Bovendien kan de verspreiding van attitudes en overtuigingen binnen een samenleving beïnvloed worden door de aanwezigheid van dissonantie, aangezien mensen zich gemotiveerd kunnen voelen om hun overtuigingen of attitudes te veranderen om hun ongemak te verminderen. Dit kan resulteren in de verspreiding van attitudes en overtuigingen die meer met elkaar in lijn zijn, wat invloed kan hebben op de algehele dynamiek van een samenleving.
142
Welke rol speelt dissonantie bij de vorming van culturele normen en waarden?
Dissonantie kan een rol spelen bij de vorming van culturele normen en waarden door de overtuigingen en attitudes van mensen te beïnvloeden. Wanneer een persoon dissonantie ervaart, kunnen ze zich gemotiveerd voelen om hun overtuigingen of attitudes te veranderen om het ongemak te verminderen dat ze voelen. Dit kan resulteren in veranderingen in culturele normen en waarden in de tijd, aangezien de overtuigingen en attitudes van mensen meer met elkaar in lijn worden.
143
Hoe kan dissonantie beheerd of verminderd worden in groepssettingen?
Dissonantie kan beheerd of verminderd worden in groepssettingen door de conflicterende overtuigingen of attitudes aan te pakken die de dissonantie veroorzaken. Dit kan door nieuwe informatie te presenteren die helpt om het conflict op te lossen, of door open en eerlijke communicatie binnen de groep te bevorderen om de dissonantie aan te pakken.
144
Kan dissonantie een positieve kracht zijn voor persoonlijke groei en ontwikkeling?
Ja, dissonantie kan een positieve kracht zijn voor persoonlijke groei en ontwikkeling. Door iemand bloot te stellen aan conflicterende overtuigingen of attitudes, kan dissonantie hun bestaande overtuigingen en attitudes uitdagen en kan het leiden tot veranderingen in hun overtuigingen en attitudes in de tijd. Dit kan resulteren in persoonlijke groei en ontwikkeling, aangezien mensen een dieper begrip krijgen van hun overtuigingen en attitudes en zich meer bewust worden van zichzelf.
145
Hoe vormen attitudes zich en welke factoren beïnvloeden hun ontwikkeling?
Attitudes vormen zich door een combinatie van persoonlijke ervaringen en socialisatie. Ze worden beïnvloed door verschillende factoren zoals genetica, cultuur, familie, leeftijdsgenoten en media.
146
Wat is het verschil tussen impliciete en expliciete attitudes?
Impliciete attitudes zijn attitudes die onbewust worden vastgehouden, terwijl expliciete attitudes attitudes zijn die bewust worden vastgehouden en gemakkelijk kunnen worden gerapporteerd.
147
Hoe beïnvloeden attitudes gedrag en besluitvorming?
Attitudes kunnen gedrag en besluitvorming beïnvloeden door te dienen als een mentale snelkoppeling of handleiding om situaties te evalueren en beslissingen te nemen. Attitudes kunnen ook direct invloed hebben op gedrag, aangezien mensen vaak op een manier handelen die consistent is met hun attitudes.
148
Hoe beïnvloeden attitudes gedrag en besluitvorming?
Attitudes kunnen gedrag en besluitvorming beïnvloeden door te dienen als een mentale snelkoppeling of handleiding om situaties te evalueren en beslissingen te nemen. Attitudes kunnen ook direct invloed hebben op gedrag, aangezien mensen vaak op een manier handelen die consistent is met hun attitudes.
149
Hoe kunnen attitudes veranderen door overtuiging en blootstelling aan nieuwe informatie?
Attitudes kunnen veranderen door overtuiging door argumenten of informatie te presenteren die een bestaande attitude tegenspreken, wat leidt tot een herbeoordeling van de attitude. Attitudes kunnen ook veranderen door blootstelling aan nieuwe informatie, aangezien mensen hun attitudes kunnen aanpassen aan de hand van nieuwe informatie.
150
Hoe kunnen attitudes veranderen door overtuiging en blootstelling aan nieuwe informatie?
Attitudes kunnen veranderen door overtuiging door argumenten of informatie te presenteren die een bestaande attitude tegenspreken, wat leidt tot een herbeoordeling van de attitude. Attitudes kunnen ook veranderen door blootstelling aan nieuwe informatie, aangezien mensen hun attitudes kunnen aanpassen aan de hand van nieuwe informatie.
151
Welke rol speelt socialisatie bij de vorming van attitudes?
Socialisatie is een krachtige kracht bij de vorming van attitudes en het vindt plaats via verschillende middelen zoals familie, onderwijs en media. Socialisatie maakt mensen bloot aan nieuwe ideeën en waarden en helpt hen om hun attitudes en overtuigingen in de tijd te vormen.
152
Hoe beïnvloeden groepsdynamiek, zoals groepspolarisatie en conformiteit, de vorming van attitudes?
Groepsdynamiek, zoals groepspolarisatie en conformiteit, kunnen de vorming van attitudes beïnvloeden door de overtuigingen en attitudes van groepsleden te vormen. Groepspolarisatie verwijst naar de neiging van groepsleden om in de tijd steeds extremer te worden in hun overtuigingen, terwijl conformiteit verwijst naar de neiging van groepsleden om zich aan te passen aan de overtuigingen en attitudes van de groep.
153
Welke implicaties heeft de vorming en verandering van attitudes voor individuen, groepen en samenleving?
De vorming en verandering van attitudes heeft belangrijke implicaties voor individuen, groepen en samenleving. Attitudes kunnen het gedrag en de besluitvorming van individuen beïnvloeden en kunnen ook de overtuigingen en attitudes van anderen binnen een groep of samenleving beïnvloeden. Het begrijpen van de processen van attitudevorming en -verandering kan ons helpen om attitudes en gedrag beter te begrijpen en te voorspellen en kan ook belangrijke implicaties hebben voor sociale en politieke veranderingen.
154
Wat is het effect van de aanwezigheid van anderen op de hulpvaardigheid in een noodsituatie?
De aanwezigheid van anderen kan de hulpvaardigheid in een noodsituatie verminderen. Hoe meer mensen er zijn, hoe minder waarschijnlijk het is dat iemand zal helpen, wat bekend staat als het "bystander effect".
155
Wat is de impact van culturele en sociale normen op hulpvaardigheid?
Culturele en sociale normen kunnen ook invloed hebben op de beslissing of iemand wel of niet zal helpen. In sommige culturen wordt het helpen van anderen hoog gewaardeerd en aangemoedigd, terwijl dit in andere culturen minder aangezet wordt.
156
Hoe kunnen persoonlijke kenmerken invloed hebben op hulpvaardigheid?
Persoonlijke kenmerken, zoals empathie en gevoelens van persoonlijke verantwoordelijkheid, kunnen een rol spelen bij de beslissing of iemand wel of niet zal helpen.
157
Welke rol speelt de situatie en context bij hulpvaardigheid?
De situatie en context waarin de noodsituatie zich voordoet, kan invloed hebben op de hulpvaardigheid. Bijvoorbeeld, factoren zoals tijdsdruk, ambiguïteit en potentiële gevaren kunnen de hulpvaardigheid verminderen.
158
Wat is het effect van de relatie tussen de helper en de persoon in nood op hulpvaardigheid?
De relatie tussen de helper en de persoon in nood kan de hulpvaardigheid beïnvloeden, met mensen die waarschijnlijker zijn om te helpen bij hen waar ze een nauwe relatie mee hebben.
159
Wat is het Bystandereffect?
Het bystandereffect is het fenomeen waarbij de aanwezigheid van anderen de kans vermindert om te helpen in een noodsituatie. Hoe meer mensen aanwezig zijn, hoe minder waarschijnlijk het is dat iemand zal helpen.
160
Wat zijn de factoren die de relatie tussen de helper en de persoon in nood kunnen beïnvloeden?
De relatie tussen de helper en de persoon in nood kan het helpgedrag beïnvloeden, waarbij mensen geneigd zijn om meer te helpen diegene waarmee ze een nauwe relatie hebben.
160
Wat zijn de factoren die de relatie tussen de helper en de persoon in nood kunnen beïnvloeden?
De relatie tussen de helper en de persoon in nood kan het helpgedrag beïnvloeden, waarbij mensen geneigd zijn om meer te helpen diegene waarmee ze een nauwe relatie hebben.
161
Welke rol spelen persoonlijke kenmerken bij het bepalen of iemand zal helpen of niet?
Persoonlijke kenmerken, zoals empathie en gevoelens van persoonlijke verantwoordelijkheid, kunnen ook een rol spelen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet.
162
Hoe kan de situatie en context het helpgedrag beïnvloeden?
De situatie en context waarin de noodsituatie zich voordoet, kan het helpgedrag beïnvloeden. Bijvoorbeeld, tijdsdruk, ambiguïteit en potentiële gevaren kunnen allemaal de kans op helpen verminderen.
163
Welke rol spelen culturele en sociale normen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet?
Culturele en sociale normen kunnen ook een rol spelen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet. In sommige culturen is het helpen van anderen hoog gewaardeerd en aangemoedigd, terwijl in andere culturen dit minder geaccentueerd is.
164
Welke rol spelen culturele en sociale normen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet?
Culturele en sociale normen kunnen ook een rol spelen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet. In sommige culturen is het helpen van anderen hoog gewaardeerd en aangemoedigd, terwijl in andere culturen dit minder geaccentueerd is.
165
Wat zijn de factoren die de relatie tussen de helper en de persoon in nood kunnen beïnvloeden?
De relatie tussen de helper en de persoon in nood kan de hulpverlening beïnvloeden, met name als het gaat om mensen die een close relatie met elkaar hebben.
166
Wat is de rol van persoonlijke kenmerken bij het bepalen of iemand zal helpen of niet?
Persoonlijke kenmerken, zoals empathie en gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid, kunnen ook een rol spelen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet.
167
Hoe kan de situatie en context invloed hebben op hulpverlening?
De situatie en context waarin de noodsituatie zich voordoet, kan invloed hebben op hulpverlening. Bijvoorbeeld, tijdsdruk, ambiguïteit en potentieel gevaar kunnen allemaal de waarschijnlijkheid van hulpverlening verminderen.
168
Wat is de rol van culturele en sociale normen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet?
Culturele en sociale normen kunnen ook een rol spelen bij het bepalen of iemand zal helpen of niet. In sommige culturen is het helpen van anderen zeer gewaardeerd en aangemoedigd, terwijl in andere culturen dit minder geaccentueerd is.
169
Hoe beïnvloeden verwachtingen en stereotypen onze oordelen over anderen?
Expectaties en stereotypen kunnen onze oordelen over anderen beïnvloeden door te bepalen hoe we informatie over hen waarnemen en interpreteren. Bijvoorbeeld, als we bepaalde verwachtingen of stereotypen hebben over iemand, zijn we waarschijnlijker om informatie op te merken die die verwachtingen bevestigt en informatie te negeren die daarmee in strijd is.
170
Wat is de rol van niet-verbale gedragingen bij onze oordelen over anderen?
Niet-verbale gedragingen, zoals gezichtsuitdrukkingen, gebaren en lichaamstaal, kunnen een belangrijke rol spelen bij onze oordelen over anderen. Bijvoorbeeld, onze interpretatie van iemands emotionele toestand of mate van eerlijkheid kan worden beïnvloed door hun niet-verbale gedrag, zelfs als hun woorden een ander verhaal vertellen.
171
Wat is de impact van eerste indrukken op onze oordelen over anderen?
Eerste indrukken kunnen een blijvende impact hebben op onze oordelen over anderen. Onderzoek heeft aangetoond dat eerste indrukken snel kunnen worden gevormd en zich over de tijd kunnen handhaven, zelfs in het licht van nieuwe informatie die daarmee in strijd is. Dit betekent dat onze eerste indruk van iemand onze verdere interacties met hen kan beïnvloeden en ons algeheel oordeel over hen kan beïnvloeden.
172
Hoe beïnvloedt het halo-effect onze oordelen over anderen?
Het halo-effect verwijst naar het fenomeen waarbij een positieve indruk in een domein (bijv. uiterlijk, persoonlijkheid, intelligentie) onze oordelen in andere domeinen beïnvloedt. Bijvoorbeeld, als we denken dat iemand aantrekkelijk is, kunnen we hen ook als intelligenter, succesvoller of aardiger beoordelen.
173
Wat is de rol van de context bij het vormen van onze percepties van anderen?
De context waarin we het gedrag van iemand waarnemen, kan een belangrijke rol spelen bij het vormen van onze percepties van die persoon. De situatie en omgeving kunnen de handelingen van individuen sterk beïnvloeden, en het is belangrijk om hier rekening mee te houden bij het maken van oordelen over anderen.
174
Wat is de rol van stereotypen bij het vormen van onze percepties van anderen?
Stereotypen zijn bestaande overtuigingen en attitudes die we hebben over bepaalde groepen mensen, en ze kunnen een rol spelen bij het vormen van onze percepties van anderen. We worden vaak beïnvloed door deze stereotypen, en ze kunnen invloed uitoefenen op de oordelen en beslissingen die we over anderen maken.
175
Welke gevolgen heeft het oordelen van anderen op basis van beperkte informatie?
Het oordelen van anderen op basis van beperkte informatie kan leiden tot misverstanden en verkeerde percepties. Dit kan resulteren in bevooroordeelde en onrechtvaardige oordelen, en kan ook negatieve gevolgen hebben voor de persoon die beoordeeld wordt.
176
Welke factoren beïnvloeden onze percepties van anderen?
Sommige van de factoren die onze percepties van anderen kunnen beïnvloeden, zijn onze eigen vooroordelen en ervaringen, de context waarin we het gedrag van iemand waarnemen, en de stereotypen die we hebben over bepaalde groepen mensen.
177
Wat is de actor-observer disparity?
De actor-observer disparity verwijst naar het verschil in hoe we onze eigen gedragingen en die van anderen verklaren. Wanneer we onze eigen gedrag verklaren, zijn we geneigd om situatie-gerelateerde factoren in overweging te nemen, terwijl we bij anderen snel geneigd zijn om hun gedrag te verklaren aan hun persoonlijkheid of karakter.
178
Wat zijn de oorzaken van de actor-observer disparity?
De actor-observer disparity wordt veroorzaakt door een combinatie van verschillende factoren, waaronder onze eigen subjectieve perspectieven, onze neiging om onze eigen gedrag te verontschuldigen, en onze neiging om anderen te oversimplificeren.
179
Wat zijn de gevolgen van de actor-observer disparity?
De actor-observer disparity kan leiden tot verkeerde veronderstellingen en verkeerde interpretaties van gedrag, wat op zijn beurt kan leiden tot verkeerde conclusies en beslissingen. Het kan ook leiden tot verkeerde veronderstellingen over de aard van anderen en de verhoudingen die we met hen hebben.
180
Hoe kunnen we de actor-observer disparity beperken?
Er zijn verschillende manieren om de actor-observer disparity te beperken, waaronder het verkrijgen van meer informatie over de situatie en context waarin iemands gedrag plaatsvindt, en het bewust worden van onze eigen vooroordelen en veronderstellingen over anderen.
181
Wat is attributional bias?
Attributional bias refers to the tendency to make systematic errors in how we explain the causes of other people's behavior. This can include attributing behavior to dispositional factors (internal, such as personality or character) rather than situational factors (external, such as the environment or context), or making overly-generalized explanations for behavior.
182
Hoe kunnen onze eigen vooroordelen invloed hebben op onze attributies?
Onze eigen vooroordelen en overtuigingen kunnen invloed hebben op hoe we de oorzaak van andermans gedrag verklaren. Als we bijvoorbeeld een bepaalde vooroordeel hebben over een groep mensen, kunnen we sneller geneigd zijn om hun gedrag aan hun persoonlijkheid of karakter toe te schrijven, in plaats van aan situatie-specifieke factoren.
183
Wat is de impact van de situatie op onze attributies?
De situatie waarin iemands gedrag plaatsvindt, kan een belangrijke invloed hebben op onze verklaring van de oorzaak van dat gedrag. De context en omgeving waarin iemand zich bevindt, kan een grote impact hebben op hun gedrag, en het is belangrijk om deze factoren in acht te nemen bij het verklaren van andermans gedrag.
184
Wat is de rol van onze eigen ervaringen en verwachtingen bij het verklaren van andermans gedrag?
Onze eigen ervaringen en verwachtingen kunnen invloed hebben op hoe we de oorzaak van andermans gedrag verklaren. Als we bijvoorbeeld verwachten dat iemand op een bepaalde manier zal handelen, kunnen we sneller geneigd zijn om dat gedrag aan hun persoonlijkheid of karakter toe te schrijven, in plaats van aan situatie-specifieke factoren.
185
Wat is de definitie van prejudice en discrimination?
Prejudice verwijst naar negatieve houdingen en overtuigingen over een groep mensen, terwijl discriminatie verwijst naar gedrag dat individuen anders behandelt op basis van hun lidmaatschap van een bepaalde groep.
186
Wat is de definitie van prejudice en discrimination?
Prejudice verwijst naar negatieve houdingen en overtuigingen over een groep mensen, terwijl discriminatie verwijst naar gedrag dat individuen anders behandelt op basis van hun lidmaatschap van een bepaalde groep.
187
Hoe dragen stereotypen bij aan vooroordeel en discriminatie?
Stereotypen kunnen bijdragen aan vooroordeel en discriminatie door te bepalen hoe mensen leden van verschillende groepen waarnemen en beoordelen. Als mensen negatieve stereotypen hebben over een groep, zijn ze waarschijnlijker om vooroordeel en discriminerend gedrag te tonen naar leden van die groep.
188
Wat is het verschil tussen impliciet en expliciet vooroordeel?
Impliciet vooroordeel verwijst naar onbewuste en automatische vooroordelen, terwijl expliciet vooroordeel verwijst naar bewuste en opzettelijke vooroordelen. Beide soorten vooroordeel kunnen bijdragen aan discriminatie, maar impliciet vooroordeel kan moeilijker te herkennen en te overwinnen zijn.
189
Hoe hebben sociale normen en groepsdynamieken invloed op vooroordeel en discriminatie?
Sociale normen en groepsdynamieken kunnen beide een rol spelen bij het vormgeven van vooroordeel en discriminatie. Groepsdruk kan ertoe leiden dat individuen zich conformeren aan heersende houdingen en overtuigingen over bepaalde groepen, zelfs als ze die houdingen zelf niet houden.
190
Wat zijn enkele strategieën om vooroordeel en discriminatie te verminderen?
Strategieën om vooroordeel en discriminatie te verminderen, omvatten het verhogen van blootstelling en contact met diverse groepen, het uitdagen van stereotypen en vooroordelen door middel van onderwijs en bewustwording, en het bevorderen van gelijkheid en inclusiviteit in sociale en institutionele beleidsmaatregelen.
191
Wat zijn stereotypen?

Stereotypen zijn generalisaties over een groep mensen die vaak gebaseerd zijn op beperkte of niet-representatieve informatie.
192
Wat is de relatie tussen stereotypen en vooroordelen?
Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen, die een houding zijn ten opzichte van een groep mensen die vaak negatief is en niet gebaseerd is op individuele ervaring.
193
Wat is discriminatie?

Discriminatie is het behandelen van iemand anders op basis van hun lidmaatschap van een bepaalde groep.
194
Hoe worden stereotypen in de samenleving voortgezet?

Stereotypen kunnen worden voortgezet door socialisatie, media en andere culturele krachten.
195
Wat is de impact van stereotypen op onze gedachten en gedrag?
Stereotypen kunnen een krachtige impact hebben op onze gedachten en gedrag, zelfs wanneer we ons er niet bewust van zijn.
196
Wat is de self-fulfilling prophecy in het verband van stereotypen?

Stereotypen kunnen leiden tot zelfvervullende profetieën, waarbij onze verwachtingen over een groep mensen onze interacties met hen beïnvloeden op manieren die onze stereotypen bevestigen.
197
Wat kan worden gedaan om vooroordelen en discriminatie te verminderen?
Maatregelen om vooroordelen en discriminatie te verminderen kunnen onder meer contact tussen groepen bevorderen, gelijkheid bevorderen en een nauwkeuriger en diversere representatie van groepen in media en andere culturele bronnen bevorderen.

198
Wat is de impact van vooroordelen op personen en de samenleving?
Vooroordelen kunnen een negatieve impact hebben op personen en de samenleving, waardoor discriminatie en ongelijkheid ontstaan.
199
Welke rol kunnen contacten tussen groepen spelen bij het verminderen van vooroordelen?
Contacten tussen groepen kunnen een krachtig middel zijn bij het verminderen van vooroordelen, aangezien het personen in staat stelt om meer nauwkeurige en gedetailleerde beelden van elkaar te vormen.
200
Wat maakt intergroup contact het meest effectief bij het verminderen van vooroordelen?
Intergroepscontacten kunnen het meest effectief zijn wanneer ze zijn opgebouwd op een manier die gelijke status, samenwerking en een gemeenschappelijk doel bevordert.
201
Wat is stereotype dreiging en hoe bijdraagt het aan vooroordelen en discriminatie?
Stereotype dreiging, of de angst om negatieve stereotypen over de eigen groep te bevestigen, kan een krachtige impact hebben op personen en bijdragen aan vooroordelen en discriminatie.
202
Wat is stereotype dreiging en hoe bijdraagt het aan vooroordelen en discriminatie?
Stereotype dreiging, of de angst om negatieve stereotypen over de eigen groep te bevestigen, kan een krachtige impact hebben op personen en bijdragen aan vooroordelen en discriminatie.
203
Welke effectieve interventies zijn er om vooroordelen en discriminatie te verminderen?
Interventies gericht op het verminderen van vooroordelen en discriminatie kunnen effectief zijn bij het veranderen van attitudes en gedragingen, en kunnen op vele manieren plaatsvinden, waaronder onderwijs, media-expositie en gemeenschapsprogramma's.
204
Wat is vereist om vooroordelen en discriminatie effectief aan te pakken?
Het aanpakken van vooroordelen en discriminatie vereist een voortdurende inspanning en inzet van personen en de samenleving als geheel.
205
Welke negatieve gevolgen heeft vooroordeel voor personen en de samenleving?
Vooroordeel kan een negatieve impact hebben op personen en de samenleving, waardoor discriminatie en ongelijkheid ontstaan.
206
Waarom zijn contacten tussen groepen belangrijk bij het verminderen van vooroordelen?
Contacten tussen groepen stellen personen in staat om meer nauwkeurige en gedetailleerde beelden van elkaar te vormen, en kunnen daarom een krachtig middel zijn bij het verminderen van vooroordelen.
207
Welke factoren maakt intergroup contact het meest effectief bij het verminderen van vooroordelen?
Intergroup contact die gelijke status, samenwerking en een gemeenschappelijk doel bevorderen zijn het meest effectief bij het verminderen van vooroordelen.
208
Wat is de relatie tussen stereotype dreiging en vooroordelen en discriminatie?
Stereotype dreiging, of de angst om negatieve stereotypen over de eigen groep te bevestigen, kan bijdragen aan vooroordelen en discriminatie.
209
Welke voorbeelden zijn er van interventies gericht op het verminderen van vooroordelen en discriminatie?
Interventies gericht op het verminderen van vooroordelen en discriminatie kunnen onder meer onderwijs, media-expositie en gemeenschapsprogramma's omvatten.
210
Welke rol speelt voortdurende inspanning en inzet bij het aanpakken van vooroordelen en discriminatie?
Het aanpakken van vooroordelen en discriminatie vereist een voortdurende inspanning en inzet van personen en de samenleving als geheel.
211
Welke rol speelt voortdurende inspanning en inzet bij het aanpakken van vooroordelen en discriminatie?
Het aanpakken van vooroordelen en discriminatie vereist een voortdurende inspanning en inzet van personen en de samenleving als geheel.
212
Wat is de impact van vooroordelen op personen en de samenleving?
Vooroordelen kunnen een negatieve impact hebben op personen en de samenleving, waardoor discriminatie en ongelijkheid ontstaan.
213
Welke rol kunnen contacten tussen groepen spelen bij het verminderen van vooroordelen?
Contacten tussen groepen kunnen een krachtig middel zijn bij het verminderen van vooroordelen, aangezien ze personen in staat stellen om meer nauwkeurige en gedetailleerde beelden van elkaar te vormen.
214
Wat maakt intergroepscontacten het meest effectief bij het verminderen van vooroordelen?
Intergroepscontacten kunnen het meest effectief zijn wanneer ze zijn opgebouwd op een manier die gelijke status, samenwerking en een gemeenschappelijk doel bevordert.
215
Wie mogen we mede bedanken voor deze flash cards?
Je boy ChatGPT <3
216
Wat is stereotype dreiging en hoe bijdraagt het aan vooroordelen en discriminatie?
Stereotype dreiging, of de angst om negatieve stereotypen over de eigen groep te bevestigen, kan een krachtige impact hebben op personen en bijdragen aan vooroordelen en discriminatie.
217
Welke effectieve interventies zijn er om vooroordelen en discriminatie te verminderen?
Interventies gericht op het verminderen van vooroordelen en discriminatie kunnen effectief zijn bij het veranderen van attitudes en gedragingen, en kunnen op vele manieren plaatsvinden, waaronder onderwijs, media-expositie en gemeenschapsprogramma's.
218
Wat is vereist om vooroordelen en discriminatie effectief aan te pakken?
Het aanpakken van vooroordelen en discriminatie vereist een voortdurende inspanning en inzet van personen en de samenleving als geheel.
219
Welke factoren beïnvloeden relaties?
Relaties worden beïnvloed door een verscheidenheid aan factoren, waaronder individuele kenmerken, situatiefactoren en culturele factoren.
220
Welke factoren dragen bij aan de tevredenheid en stabiliteit van relaties?
Tevredenheid en stabiliteit in relaties worden beïnvloed door factoren zoals de aanwezigheid van intimiteit, vertrouwen en toewijding.
221
Hoe kan conflict in relaties effectief worden beheerd?
Conflict in relaties kan effectief worden beheerd door vaardigheden zoals effectieve communicatie, probleemoplossing en empathie.
222
Hoe beïnvloedt de manier waarop personen informatie verwerken en communiceren de kwaliteit van hun relaties?
De manier waarop personen informatie verwerken en communiceren kan sterk de kwaliteit van hun relaties beïnvloeden.
223
Zijn relaties statisch of veranderen en ontwikkelen ze zich in de tijd?
Relaties zijn dynamisch en kunnen veranderen en zich ontwikkelen in de tijd.
224
Wat is de impact van sociale steun en positieve relaties op de gezondheid van een persoon?
Sociale steun en positieve relaties kunnen een positieve impact hebben op de fysieke en mentale gezondheid van een persoon.
225
Wat is de rol van intimiteit bij tevredenheid en stabiliteit in relaties?
Intimiteit speelt een rol bij tevredenheid en stabiliteit in relaties.
226
Hoe beïnvloedt vertrouwen relaties?
Vertrouwen speelt een rol bij tevredenheid en stabiliteit in relaties.
227
Wat is de rol van toewijding in relaties?
Toewijding speelt een rol bij tevredenheid en stabiliteit in relaties.
228
Wat is de belangrijkheid van effectieve communicatie bij het beheren van conflict in relaties?
Effectieve communicatie is belangrijk bij het beheren van conflict in relaties.
229
Wat is de rol van empathie bij het beheren van conflict in relaties?
Empathie speelt een rol bij het beheren van conflict in relaties.
230
Wat is sociale categorisatie?
Sociale categorisatie is de natuurlijke neiging om anderen in groepen in te delen op basis van gedeelde kenmerken.
231
Wat is de impact van stereotypen op waarneming en interactie met anderen?
Stereotypen kunnen de manier beïnvloeden waarop mensen anderen waarnemen en ermee interacteren, zowel positief als negatief.
232
Welke factoren beïnvloeden de vorming en het gebruik van stereotypen?
De vorming en het gebruik van stereotypen worden beïnvloed door individuele, situatie- en culturele factoren.
233
Hoe kunnen de negatieve effecten van stereotypen worden verminderd?
De negatieve effecten van stereotypen kunnen worden verminderd door bewust te zijn van hun aanwezigheid en er actief aan te werken om ze te bekritiseren.
234
Wat zijn heuristieken in sociaal denken?
Heuristieken in sociaal denken zijn mentale snelkoppelingen die mensen gebruiken in hun sociaal denken.
235
Wat zijn heuristieken in sociaal denken?
Heuristieken in sociaal denken zijn mentale snelkoppelingen die mensen gebruiken in hun sociaal denken.
236
Welke gevolgen hebben heuristieken in sociaal denken?
Heuristieken in sociaal denken kunnen leiden tot vooroordelen en fouten in oordeel.
237
Welke gevolgen hebben heuristieken in sociaal denken?
Heuristieken in sociaal denken kunnen leiden tot vooroordelen en fouten in oordeel.
238
Hoe kunnen vooroordelen en fouten in oordeel in sociaal denken worden verminderd?
Vooroordelen en fouten in oordeel in sociaal denken kunnen worden verminderd door bewust te worden van hen en er actief aan te werken om ze tegen te gaan.
239
Wat is de relatie tussen sociale categorisatie en stereotypen?
Sociale categorisatie kan leiden tot de ontwikkeling van stereotypen.
240
Wat is de impact van individuele factoren op de vorming en het gebruik van stereotypen?
Individuele factoren kunnen de vorming en het gebruik van stereotypen beïnvloeden.
241
Wat is de impact van culturele factoren op de vorming en het gebruik van stereotypen?
Culturele factoren kunnen de vorming en het gebruik van stereotypen beïnvloeden.
242
Wat is de rol van bewustzijn bij het verminderen van de negatieve effecten van stereotypen?
Bewustzijn speelt een rol bij het verminderen van de negatieve effecten van stereotypen.
243
Wat is de rol van actief bekritiseren van stereotypen bij het verminderen van hun negatieve effecten?
Actief bekritiseren van stereotypen speelt een rol bij het verminderen van hun negatieve effecten.
244
Wat is de relatie tussen heuristieken en vooroordelen in oordeel?
Heuristieken kunnen leiden tot vooroordelen in oordeel.
245
Wat is de rol van bewustzijn bij het verminderen van vooroordelen en fouten in oordeel?
Bewustzijn speelt een rol bij het verminderen van vooroordelen en fouten in oordeel.
246
Wat is de rol van actief tegengaan van vooroordelen en fouten in oordeel bij het verminderen daarvan?
Actief tegengaan van vooroordelen en fouten in oordeel speelt een rol bij het verminderen daarvan.
247
Wat is de belangrijkheid van nauwkeurig sociaal denken in interpersoonlijke relaties?
Nauwkeurig sociaal denken is belangrijk in interpersoonlijke relaties.
248
Wat is de belangrijkheid van het verminderen van vooroordelen en fouten in oordeel in interpersoonlijke relaties?
Het verminderen van vooroordelen en fouten in oordeel is belangrijk in interpersoonlijke relaties.
249
Wat is sociale invloed?

Sociale invloed verwijst naar de manieren waarop individuen door anderen beïnvloed worden in een sociale context, waaronder conformiteit, gehoorzaamheid en overtuiging.
250
Wat is conformiteit?

Conformiteit verwijst naar de neiging van individuen om hun overtuigingen, attitudes en gedragingen aan te passen aan die van een groep.
251
Welke factoren dragen bij aan conformiteit?

De aanwezigheid van anderen, de grootte van de groep en de eensgezindheid van de groep zijn factoren die bijdragen aan conformiteit.
252
Wat is gehoorzaamheid?

Gehoorzaamheid verwijst naar het opvolgen van de bevelen of richtlijnen van een gezaghebbende figuur.
253
Welke redenen kunnen individuen gezag volgen?

Individuen kunnen gezag volgen omdat ze geloven dat de gezaghebbende figuur hun beste belangen voor ogen heeft, omdat ze het gevoel hebben dat het hun plicht is om gehoorzaam te zijn, of omdat ze bang zijn voor de gevolgen van ongehoorzaamheid.
254
Welke factoren beïnvloeden gehoorzaamheid?

De aanwezigheid van een gezaghebbende figuur en de waargenomen legitimiteit van de gezaghebbende figuur zijn twee factoren die gehoorzaamheid beïnvloeden.
255
Wat is overtuiging?

Overtuiging verwijst naar het proces van het beïnvloeden van de overtuigingen, attitudes of gedragingen van iemand door middel van argumenten, bewijzen of andere vormen van communicatie.
256
Welke verschillende manieren kunnen individuen door overtuigende boodschappen beïnvloed worden?



Individuen kunnen door overtuigende boodschappen beïnvloed worden door middel van emoties, de geloofwaardigheid van de bron en de inhoud van de boodschap.
257
Wat zijn groepsprocessen?

Groepsprocessen verwijzen naar de verschillende manieren waarop individuen in een groepssetting interacteren en communiceren.
258
Wat is groepsbesluitvorming?
Groepsbesluitvorming verwijst naar het proces waarbij een groep individuen tot een collectieve beslissing of overeenkomst komt.
259
Welke factoren beïnvloeden groepsbesluitvorming?

De grootte van de groep, de aanwezigheid van een leider en de samenhang van de groep zijn factoren die groepsbesluitvorming beïnvloeden.
260
Wat is leiderschap?

Leiderschap verwijst naar het proces waarbij een individu een groep leidt en richting geeft naar een gezamenlijk doel.
261
Wat zijn de verschillende soorten leiders?
Er zijn verschillende soorten leiders, waaronder autocratische, democratische en laissez-faire leiders.
262
Welke kwaliteiten worden geassocieerd met effectief leiderschap?
Effectieve leiders zijn vaak charismatisch, zelfverzekerd en in staat om effectief te communiceren met hun volgers.
263
Welk effect heeft leiderschap op groepsprocessen?

Leiderschap kan een significant effect hebben op groepsprocessen, aangezien het gedrag en de besluitvorming van de leider de dynamiek en uitkomsten van de groep kan beïnvloeden.
264
Wat zijn intergroepsrelaties?
Intergroepsrelaties verwijzen naar de relaties tussen individuen of groepen uit verschillende sociale categorieën, zoals ras, etniciteit of geslacht.
265
Welke factoren beïnvloeden intergroepsrelaties?

Vooroordelen, discriminatie en stereotypes zijn factoren die intergroepsrelaties beïnvloeden.
266
Welke strategieën kunnen worden gebruikt om vooroordelen en discriminatie in intergroepssettings te verminderen?

Strategieën die kunnen worden gebruikt om vooroordelen en discriminatie in intergroepssettings te verminderen, zijn onderwijs en blootstelling aan diversiteit, contact met individuen uit verschillende groepen en het verhogen van intergroepssamenwerking.
267
Waarom passen individuen zich aan de overtuigingen, attitudes en gedragingen van een groep aan?

Individuen kunnen zich aan de overtuigingen, attitudes en gedragingen van een groep aanpassen omdat ze willen aansluiten, omdat ze geloven dat de groep gelijk heeft, of omdat ze geloven dat de mening van de groep nauwkeuriger of geldiger is dan de hunne.
268
Wat is het verschil tussen gehoorzaamheid en conformiteit?
Gehoorzaamheid verwijst naar het opvolgen van de bevelen of richtlijnen van een gezaghebbende figuur, terwijl conformiteit verwijst naar de neiging van individuen om hun overtuigingen, attitudes en gedragingen aan te passen aan die van een groep.
268
Wat is het verschil tussen gehoorzaamheid en conformiteit?
Gehoorzaamheid verwijst naar het opvolgen van de bevelen of richtlijnen van een gezaghebbende figuur, terwijl conformiteit verwijst naar de neiging van individuen om hun overtuigingen, attitudes en gedragingen aan te passen aan die van een groep.
269
Welk effect heeft de aanwezigheid van anderen op conformiteit?
De aanwezigheid van anderen kan de kans op conformiteit verhogen, aangezien individuen meer geneigd zijn om zich aan te passen als ze geloven dat ze bekeken of beoordeeld worden door anderen.
270
Welk effect heeft de grootte van de groep op conformiteit?
De grootte van de groep kan ook invloed hebben op conformiteit, aangezien individuen meer geneigd zijn om zich aan te passen wanneer ze deel uitmaken van een grotere groep, in plaats van een kleinere groep of als ze alleen zijn.
271
Welk effect heeft de eensgezindheid van de groep op conformiteit?
De eensgezindheid van de groep kan ook invloed hebben op conformiteit, aangezien individuen meer geneigd zijn om zich aan te passen wanneer de groep het eens is, in plaats van wanneer er onenigheid of dissensie binnen de groep is.
272
Welk effect heeft de waargenomen legitimiteit van de gezaghebbende figuur op gehoorzaamheid?
De waargenomen legitimiteit van de gezaghebbende figuur kan een significant effect hebben op gehoorzaamheid, aangezien individuen meer geneigd zijn om gehoorzaam te zijn wanneer ze geloven dat de gezaghebbende figuur legitiem is en het recht heeft om beslissingen te nemen en bevelen te geven.
273
Welk effect heeft de waargenomen legitimiteit van de gezaghebbende figuur op gehoorzaamheid?
De waargenomen legitimiteit van de gezaghebbende figuur kan een significant effect hebben op gehoorzaamheid, aangezien individuen meer geneigd zijn om gehoorzaam te zijn wanneer ze geloven dat de gezaghebbende figuur legitiem is en het recht heeft om beslissingen te nemen en bevelen te geven.
274
Welk effect hebben emoties op overtuigende boodschappen?
Emoties kunnen een belangrijke rol spelen bij de effectiviteit van overtuigende boodschappen, aangezien boodschappen die sterk emoties oproepen, zoals angst of woede, overtuigender kunnen zijn dan boodschappen die geen emotionele reactie oproepen.
275
Welk effect heeft de geloofwaardigheid van de bron op overtuigende boodschappen?
De geloofwaardigheid van de bron kan ook invloed hebben op de effectiviteit van overtuigende boodschappen, aangezien individuen meer geneigd zijn om boodschappen te accepteren als ze afkomstig zijn van een geloofwaardige bron, zoals een expert of een vertrouwde vriend, in plaats van een onbekende of onbetrouwbare bron.
276
Welk effect heeft de inhoud van de boodschap op overtuigende boodschappen?
De inhoud van de boodschap kan ook een belangrijke rol spelen bij de effectiviteit van overtuigende boodschappen, aangezien boodschappen die logisch, consistent en overtuigend zijn, meer kans hebben om te worden geaccepteerd dan boodschappen die onlogisch, inconsistent of onduidelijk zijn.
277
Wat is groepsdynamiek?
Groepsdynamiek verwijst naar de interacties, gedragingen en emoties die zich binnen een groep ontwikkelen.
278
Welke factoren beïnvloeden groepsdynamiek?
De samenhang van de groep, de rollen en verwachtingen van individuen en de aanwezigheid van conflicten of spanningen binnen de groep zijn factoren die groepsdynamiek beïnvloeden.
279
Welk effect heeft de aanwezigheid van een leider op groepsdynamiek?
De aanwezigheid van een leider kan ook een belangrijke rol spelen bij de groepsdynamiek, aangezien de beslissingen en gedragingen van de leider de groepsdynamiek en de uitkomsten van de groep kunnen beïnvloeden.
280
Wat is het effect van conflicten of spanningen binnen een groep op groepsdynamiek?
Conflicten of spanningen binnen een groep kunnen de groepsdynamiek beïnvloeden en ertoe leiden dat de groep ineffectief of ongelukkig functioneert.
281
Wat zijn intergroep vooroordelen?
Intergroep vooroordelen verwijzen naar de negatieve houdingen of overtuigingen die individuen hebben over leden van andere sociale groepen.
282
Welke gevolgen hebben intergroep vooroordelen voor intergroeprelaties?
Intergroep vooroordelen kunnen een negatieve impact hebben op intergroeprelaties, aangezien individuen met vooroordelen geneigd zijn om discriminerend gedrag te vertonen en leden van andere groepen oneerlijk te behandelen. Dit kan leiden tot negatieve stereotypen en wantrouwen tussen groepen, evenals tot sociale en economische ongelijkheid.
283
Wat zijn intergroep contact theorieën?
Intergroep contact theorieën verwijzen naar de theorieën over hoe intergroepcontact, zoals samenwerking of communicatie tussen leden van verschillende sociale groepen, kan bijdragen aan het verminderen van vooroordelen en het verbeteren van intergroeprelaties.
284
Wat zijn intergroep contact theorieën?
Intergroep contact theorieën verwijzen naar de theorieën over hoe intergroepcontact, zoals samenwerking of communicatie tussen leden van verschillende sociale groepen, kan bijdragen aan het verminderen van vooroordelen en het verbeteren van intergroeprelaties.
285
Welke strategieën kunnen worden gebruikt om intergroep vooroordelen te verminderen?
Strategieën die kunnen worden gebruikt om intergroep vooroordelen te verminderen, zijn onderwijs en blootstelling aan diversiteit, direct intergroepcontact, en het versterken van een gemeenschappelijk doel of identiteit tussen groepen.