Psychopathologie dementie Flashcards Preview

Thema 12 > Psychopathologie dementie > Flashcards

Flashcards in Psychopathologie dementie Deck (7)
Loading flashcards...
1
Q

Benoem de kenmerken van Geriatic Giants

A
Duizeligheid
- door bijv. lage bloeddruk
- propriocepsis wordt minder
- feedback minder
- sarcopenie
- medicatie
Incontinent
Vallen
Delier
Depressie
2
Q

Benoem de kenmerken van geriatrisch syndroom

A

Symptomen en klinische tekenen die veel voorkomen bij ouderen (bijv. duizeligheid, ondervoeding).
Multifactoriele etiologie, met meerdere bijdragende, maar niet strikt noodzakelijke factoren.
Komt vooral voor in combinatie met kwetsbaarheid (frailty)
Prognostische masker voor verhoogd risico op complicaties/bijwerkingen en hogere mortaliteit.
Geriatrische syndromen komen vaker in combinatie voor, met overlap in de bijdragende factoren.
Generalistische diagnostiek en multidisciplinaire multifacet-interventies zijn het meest effectief.
Kwetsbare ouderen hebben geen reserves in bijv. organen. Hierdoor komen kwaaltjes snel omhoog.

3
Q

Benoem de acute geriatrische syndromen en kwetsbaarheid

A
  • Orgaansystemen nemen af met de leeftijd
  • Als er een stressor/onverwachte gebeurtenis is, dan kunnen vitale ouderen (met wel nog een buffer) daar tegen, dingen herstelt.
  • De buffercapaciteit in het lichaam is in staat ondanks de infectie (bijv. blaasontsteking) functies beperkt, er weer boven op te komen.
  • Als diezelfde blaasontsteking bij een kwetsbare oudere aanwezig is. Dan lijkt diegene eerst onafhankelijk in het dagelijks functioneren.
  • En door een kleine infectie kan diegene al zakken naar afhankelijk worden van zorg. Het is de vraag of diegene nog terug komt op het niveau van voorheen.
4
Q

Hoe zit het synergetisch morbiditeitsmodel in elkaar?

A
  • A = constant
  • B =
  • C = hoesten als gevolg van meditatiegebruik
  • C zorgt ervoor dat iemand over functionele drempel gaat en niet meer zelfstandig kan leven.
  • Belangrijk dat alle drie worden aangepakt.
  • De combinatie van de aandoeningen worden aangepakt
  • Los van elkaar beperkt het de functie, maar niet heel erg. Juist doordat ze bij elkaar opgeteld worden.
5
Q

Hoe zit het attributiemodel l in elkaar?

A
  • De symptomen worden snel toegeschreven aan de historie van de pt.
  • Elk nieuw symptoom verdient een nieuwe diagnose
  • Attributie; het toekennen van klachten aan reeds bekende oorzaken. Terwijl een andere aandoening ook de oorzaak kan zijn van de klachten.
6
Q

Hoe zit het causale ketenmodel in elkaar?

A
  • Er vindt een interactie plaats waarbij een aandoening, leidt tot een andere aandoening, maar ook tot een beperking in de functie.
  • A = personen met dementie klachten
  • B = als gevolg dat er therapieontrouw ontstaat
  • C1 = Als gevolg daarvan ontstaan problemen met diabetes die ze heeft
  • Er is een causaal verband tussen alle klachten die instaan, die leiden allemaal tot 1 oorzaak. In dit geval dementie.
  • Als je dit als dokter niet in de gate hebt, en alleen de klachten behandeld, dan past de behandeling niet.
7
Q

Hoe zit het ontmaskerend-voorvalmodel in elkaar?

A
  • Een ouder wordende patient, functioneert goed in de huidige situatie. Vergeet soms iets en is niet goed te been maar verder is haar functie prima.
  • Komt doordat haar man een soort mantelzorger is en haar helpt in haar ADL.
  • Wanneer de man overlijdt moet ze verhuizen naar een verzorgingscentrum.
  • Hier gaart ze erg achteruit. Doordat haar man wegvalt, komen klachten naar voren.