Recht Flashcards

(152 cards)

1
Q

Wat is het nut van het recht?

A

Rechtsregels zorgen voor orde en harmonie in de samenleving. Iedereen moet de regels volgen (wetsorde). Dit voorkomt dat sterkere partijen zwakkeren uitbuiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een wetorde?

A

Systeem van regels dat door iedereen gevolgd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke rechtsbronnen zijn er?

A

Wetten, decreten, verordeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wetten

A

Regels opgelegd door de federale wetgevende macht (Kamer en Senaat), ondertekend door de Koning, geldig in heel België.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Decreten

A

Wetgeving opgelegd door gemeenschappen en gewesten, specifiek voor hun regio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verordeningen

A

Besluiten van algemene strekking door Koning, minister, provincie of gemeente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gewoonterecht

A

Ongeschreven regels die door langdurige praktijk algemeen aanvaard zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rechtsleer (doctrine)

A

Studies en adviezen van rechtsgeleerden die bijdragen aan wetsontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechtspraak

A

Interpretaties en toepassingen van de wet door rechters en raadsheren, die precedenten scheppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Europees recht

A

EU-lidstaten moeten EU-wetten en regelgeving respecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Internationale verdragen

A

Overeenkomsten tussen landen die, na ondertekening, als wet worden toegepast (bijv. Kinderrechtenverdrag).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gerechtelijke instellingen

A

Onderverdeling van rechtbanken en hoven naar bevoegdheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Strafrechtbanken

A

Behandelen overtredingen en misdrijven (bijv. diefstal, verkeersovertredingen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Burgerlijke rechtbanken

A

Behandelen geschillen tussen burgers (bijv. echtscheiding, burenruzie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vredegerecht

A

Behandelt kleine burgerlijke geschillen (bijv. huurconflicten, burenruzies) tot max. €1860.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Politierechtbank

A

Behandelt kleine misdrijven en verkeersovertredingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Rechtbank van Eerste Aanleg

A

Bestaat uit: burgerlijke rechtbank (geschillen > €5000), correctionele rechtbank (wanbedrijven), familierechtbank (familiezaken), jeugdrechtbank (minderjarige delinquenten), strafuitvoeringsrechtbank (uitvoering van straffen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Arbeidsrechtbank

A

Behandelt zaken over arbeidsrecht en sociale zekerheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ondernemingsrechtbank

A

Behandelt geschillen tussen ondernemingen en vennootschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hof van Beroep

A

Behandelt beroepen tegen uitspraken van de Rechtbank van Eerste Aanleg en Ondernemingsrechtbank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Arbeidshof

A

Behandelt beroepen tegen uitspraken van de Arbeidsrechtbank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hof van Assisen

A

Behandelt de zwaarste misdrijven (bijv. moord, brandstichting). Beslissing door volksjury.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hof van Cassatie

A

Hoogste rechtbank in België, controleert of wet correct is toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Rechter

A

Spreekt een oordeel uit over een geschil, op basis van wet, rechtspraak, rechtsleer en gewoonte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Magistratuur
Houdt rekening met de wet, rechtspraak, rechtsleer, gewoonte.
26
Onderzoeksrechter
Leidt gerechtelijk onderzoek en verzamelt bewijzen bij een misdrijf. Kan dwangmaatregelen opleggen.
27
Openbaar Ministerie (Parket)
Vertegenwoordigt de samenleving, spoort misdrijven op en vervolgt deze in de rechtbank.
28
Natuurlijke persoon
Een mens met een identiteit, juridisch erkend via geboorteakte.
29
Rechtspersoon
Een juridische constructie die als zelfstandige entiteit rechten en plichten heeft.
30
Publiekrechtelijke rechtspersoon
Rechtspersoon binnen het publieke recht.
31
Privaatrechtelijke rechtspersoon
Rechtspersoon ontstaan door privé-initiatief.
32
Staat van een persoon
Juridische toestand binnen familie en maatschappij.
33
Individuele staat
Staat van een persoon als individu.
34
Familiale staat
Relatie van een persoon binnen een familie.
35
Maatschappelijke staat
Positie van een persoon in de samenleving.
36
Verwantschap
Juridische band tussen personen met afstamming.
37
Geef een voorbeeld van 1ste graad verwantschap
ouders en kind
38
Geef een voorbeeld van 2e graad verwantschap
broers en zussen
39
Geef een voorbeeld van een 3e graad verwandschap
tante, oom, neef, nicht
40
Bloedverwantschap
Verwantschap door afstamming = rechtelijn
41
Rechtopgaande lijn
bij erfenis gebruikt: (groot)ouders, (groo)ooms, neven en nichten
42
Zijlijn
stamt van éénzelfde persoon.1 gemeenschappelijke ouder: broers, zussen, halfbroer,…
43
Recht neergaande lijn
kind is verwant van zijn (groot)ouders.
44
Aanverwantschap
Verwantschap door huwelijk of partnerschap.
45
Is verwantschap en aanverwantschap hetzelfde?
Nee!
46
Goed' binnen recht en economie?
Zaken en vermogensrechten waarop een recht kan worden uitgeoefend.
47
Roerende goederen
Verplaatsbare en verhandelbare zaken.
48
Onroerende goederen
Zaken die niet verplaatsbaar zijn.
49
vermogensrecht
deel van recht dat te maken heeft met zaken en goederen
50
vervreemdbaar
iets dat iemand anders bezit kan worden
51
onvervreemdbaar
iets dat nooit iemand anders zijn bezit kan worden
52
Eigendom
Volledig recht over een goed.
53
Bezitting
Feitelijk gebruik van een goed zonder eigendom.
54
Vruchtgebruik
Recht om een goed te gebruiken zonder eigenaar te zijn.
55
Lichamelijke goederen
tastbaar, met zintuigen waarneembaar: huis, wagen, aarde,…
56
Onlichamelijke goederen
Ontastbaar, niet met zintuigen waarnemen: zakelijkrecht zoals vruchtgebruik of erfdienstbaarheid.
57
Naakte eigendom
Eigendom zonder gebruiksrecht.
58
Erfdienstbaarheid
Recht om een eigendom deels te gebruiken zonder eigenaar te zijn.
59
Eigendom
gebruiksrecht, genotsrecht, beschikkingsrecht
60
gebruiksrecht
je mag iets gebruiken, genot ervan hebben (tegen betaling), ik mag fiets gebruiken
61
genotsrecht
recht op het genot van een zaak, ik mag een fiets verhuren en het huurgeld vrij besteden
62
beschikkingsrecht
recht om veranderingen aan te brengen, Ik mag er veranderingen aanbrengen.
63
Bezit
je hebt iets zonder de 3 eigendomsrechten. Vb museum heeft objecten in bezit, de eigendom is van de kunstenaar.
64
Eigendomsrecht
bepaalt alle regels mbt de eigendom.
65
Hoe kan men eigendom verkrijgen?
Toe-eigening, vinding, natrekking, verjaring, levering, erfenis, schenking, verbintenis
66
Verbintenis
Juridische verplichting tussen partijen. Huwelijk, koop, ruil,lening,bewaargeving, lastgeving.
67
Toe-eigening
iets in bezit nemen dat niemand toehoort bvb vissen, wilde dieren
68
Vinding
getroffen goed dat geen eigenaar heeft bvb een schat
69
Natrekking
kleine zelfstandige zaak gaat deeluitmaken van grotere zaak, kleinere gaat teniet.
70
Verjaring
na verloop van tijd verkregen door verjaring: voorwaarden: voortdurend/ onafgebroken bezit, openbaar bezit, bezit als eigenaar, bezit van minstens 30 jaar
71
Levering
eigendomsverkrijging door overhandiging bvb overhandiging sleutel na aankoop huis
72
Erfenis
verkregen na overlijden (goederen en schulden).
73
Erflater, erfgenaam, erfenis
Erflater: overledenen, erfgenaam: die vermogen van erflater ontvangt, ergernis: bezittingen en schulden.
74
Schenking onder levende en testamenten
verkregen van levende
75
Tot wie behoren goederen die geen eigenaar hebben?
Tot de staat!
76
Erven van naakte eigendom
iemand mag goed gebruiken zolang hij/zij leeft, overlijden gebruiker = goed ten volle eigendom
77
Erven van vruchtgebruik
iemand wordt na uw overlijden volle eigenaar. Zolang jij leeft mag je goed gebruiken.
78
Erven van volle eigendom
verkrijgt alle rechten, mag doen met goed wat je wil.
79
Erfdienstbaarheden - wettelijk
door de wet opgelegd: bvb gemene muur op scheiding tussen 2 eigendommen
80
Erfdienstbaarheden - natuurlijk
slechts 1 natuurlijke erfdienstbaarheid = waterafloop (water mag niet geblokkeerd worden van hoger gelegen stuk)
81
Erfdienstbaarheden - conventioneel
onderlinge overeengekomen erfdienstbaarheden bvb recht van doorgang van ene erf naar andere
82
Schuldeiser
Persoon die recht heeft op een prestatie.
83
Schuldenaar
Persoon die een prestatie moet leveren.
84
Bronnen van verbintenissen
Oorzaken waardoor een verbintenis ontstaat.
85
Contract
Overeenkomst tussen twee partijen met wederzijdse rechten en plichten.
86
Oneigenlijk contract
Verbintenis zonder expliciete overeenkomst.
87
Zaakwaarneming
Het vrijwillig op zich nemen van het behartigen van iemand anders belang.
88
Onverschuldigde betaling
Wanneer iemand een betaling doet of presteert aan iemand anders zonder dat dit deze persoon toekwam.
89
Verrijking of vermogensverschuiving zonder oorzaak
Wanneer iemand onrechtvaardig vermogen verkrijgt van een ander zonder dat hier een verbintenis voor was opgemaakt.
90
Onrechtmatige daad
Een foutieve handeling waardoor iemand schade lijdt, waarvoor schadevergoeding moet worden betaald.
91
Eenzijdige rechtshandeling
Een handeling van één partij waarmee een juridische verbintenis wordt beëindigd.
92
Voornaamste gevolgen van verbintenis
partijen beloven elkaar iets te doen of niet te doen, zijn verplicht dit na te komen. Met overeenkomst.
93
Overmacht
Een partij kan door onvoorziene omstandigheden een contract niet nakomen zonder dat er sprake is van schuld.
94
Contractuele fout
Een contract wordt niet nagekomen en de rechtbank kiest voor ontbinding of gedwongen uitvoering.
95
Gedwongen uitvoering
De rechtbank kan beslissen dat een partij zijn verplichting moet nakomen.
96
Dwangsom
Geldsom die een schuldenaar moet betalen per dag dat hij een verplichting niet nakomt.
97
Ingebrekestelling
Een formele aanmaning waarin wordt geëist dat de schuldenaar zijn verplichting nakomt, anders volgt een rechtszaak.
98
Verbintenis uit onrechtmatige daad
Door een fout moet schade worden vergoed.
99
Burgerlijke aansprakelijkheid
Verplichting om schade te vergoeden die door een fout is veroorzaakt.
100
Rechtshandeling
Een handeling die bewust wordt uitgevoerd met juridische gevolgen.
101
Rechtsfeit
Een handeling met juridische gevolgen zonder dat dit de bedoeling was.
102
Nakoming
Beide partijen hebben hun verbintenis vervuld, waardoor deze eindigt.
103
Opzegging
Een overeenkomst wordt eenzijdig beëindigd.
104
Vermenging
Schuldeiser en schuldenaar worden door omstandigheden dezelfde persoon.
105
Schuldvernieuwing
Een nieuwe overeenkomst vervangt een oude.
106
Afstand
De schuldeiser doet afstand van zijn rechten.
107
Kwijting
De schuldeiser scheldt de schuld kwijt.
108
Schriftelijk bewijs
Officiële documenten als bewijs.
109
Bewijs door getuigen
Verklaringen van mensen als bewijs.
110
Vermoedens
Aannames op basis van feiten.
111
Bekentenis
Een schuldenaar erkent schuld.
112
Eed
Verklaring onder ede met juridische gevolgen.
113
Wilsautonomie
Vrijheid om contracten naar wens te sluiten.
114
Consensualisme
Overeenkomsten ontstaan door wederzijds akkoord.
115
Contract als wet
Een contract is bindend zodra het gesloten is.
116
Contract ter goede trouw
Partijen moeten samenwerken om doelstellingen te behalen.
117
Geldigheidsvereisten van een contract
Een contract moet voldoen aan toestemming, bekwaamheid, een voorwerp en een oorzaak.
118
Handelingsbekwaamheid
Iemand moet juridisch in staat zijn een contract te sluiten.
119
Rechtsgeldig voorwerp
Het contract moet over een geoorloofde zaak gaan.
120
Geoorloofde oorzaak
De reden voor het contract moet legaal zijn.
121
Koopcontract
Overeenkomst waarin een verkoper en koper zich verbinden iets te geven en te ontvangen.
122
Ziekteverzekering
Dekt de meeste kosten van medisch advies, behandelingen, medicijnen, het gebruik van hulpmiddelen. Mogelijk via een ziekenfonds of de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
123
Arbeidsongeschiktheid
Niet in staat zijn arbeid te verrichten met een erkende economische meerwaarde.
124
Pensioen
Periodieke uitkeringen die inkomen vervangen bij ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid.
125
Beperkte faillissementsverzekering
Overbruggingsrecht voor zelfstandigen en ondernemers bij faillissement of noodgedwongen stopzetting. Behoudt rechten op kinderbijslag en geneeskundige verzorging, met maandelijkse uitkering tot 12 maanden.
126
Gezinsbijslag
Financiële ondersteuning voor ouders om basisbehoeften van kinderen tot 18 jaar (of 25 jaar bij studie of beperkt inkomen) te dekken.
127
BA auto (en motor)
Vergoedt lichamelijke en materiële schade die met een voertuig wordt veroorzaakt aan derden en/of inzittenden.
128
Arbeidsongevallen personeel
Verplicht voor werkgevers/particulieren met personeel. Beschermt werknemers tegen werkgerelateerde risico’s.
129
BA brand en ontploffing
Slachtoffers hoeven schuld niet te bewijzen; de aansprakelijke partij moet de schade vergoeden.
130
Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Aansprakelijkheid bij beroepsfouten of nalatigheden. Verplicht voor bepaalde beroepen zoals artsen, architecten en boekhouders.
131
Verplichte contractuele verzekeringen
132
Brandverzekering voor huurders
Dekt schade aan woning en inboedel door brand of andere oorzaken. Ook burgerlijke aansprakelijkheid bij schade aan derden.
133
Omniumverzekering wagen
Verplicht bij financieringsmaatschappijen voor autoleningen.
134
Aanvullende verzekeringen (niet verplicht, maar aanbevolen)
135
Hospitalisatieverzekering
Dekt kosten bij ziekenhuisopname zoals erelonen, privékamers, voor- en nazorg.
136
Levensverzekering
Financiële bescherming bij overlijden of pensioen. Kan niet oververzekerd worden.
137
Verzekering kleine risico’s
Basisziekteverzekering via ziekenfonds.
138
Verzekering gewaarborgd inkomen
Beschermt zelfstandigen tegen inkomensverlies bij ziekte of ongeval.
139
Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen
Pensioenopbouw voor zelfstandigen via beperkte jaarlijkse stortingen.
140
Rechtsbijstandverzekering pechverhelping
Aanvullend op autoverzekering. Biedt juridische ondersteuning en vergoedt gerechtskosten bij schadegevallen.
141
BA (familiale verzekering)
Dekt schade veroorzaakt door jou, gezinsleden of huisdieren aan derden.
142
Arbeidscontract
143
Arbeidsovereenkomst
Overeenkomst tussen werkgever en werknemer met vier essentiële elementen: overeenkomst, arbeid, loon en gezag van de werkgever.
144
Soorten arbeidsovereenkomsten
Op basis van aard van arbeid (arbeider/bediende), duur (bepaalde/onbepaalde tijd), omvang prestatie (voltijds/deeltijds).
145
Schorsing arbeidsovereenkomst
Tijdelijke stopzetting door ziekte, zwangerschap, geboorteverlof, adoptieverlof, kort verzuim of verlof om dwingende redenen.
146
Einde arbeidsovereenkomst
Door onderling akkoord, overlijden, overmacht, contractbreuk of dringende reden.
147
Arbeidsreglement
148
Arbeidsreglement
Wettelijk verplicht document met regels voor loon, werkuren, opzegtermijnen, sancties, etc. Uitzonderingen voor specifieke beroepen.
149
Sociale zekerheid
150
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ)
Belgische instelling die sociale bijdragen int en beheert. Verdeelt geld over ziekteverzekering, werkloosheid, pensioen, etc.
151
3 Stelsels
Werknemersstelsel (volledige rechten), zelfstandigenstelsel (beperkte rechten), overheidsstelsel (volledige rechten).
152
Sociale bijstand
Beheerd door OCMW, FOD Sociale Zekerheid, Rijksdienst voor Kinderbijslag en Rijksdienst voor Pensioenen.