Reizen Flashcards
(200 cards)
0
Q
wat is je naam?
A
cuál es tu nombre?
1
Q
hoe gaat het?
A
qué tal? cómo estás?
2
Q
waar kom je vandaan?
A
de dónde eres?
3
Q
ik kom uit
A
soy de
4
Q
ik spreek engels
A
hablo inglés
5
Q
heel goed, bedankt
A
muy bien gracias
6
Q
wat gebeurt er?
A
qué pasa?
7
Q
ik begrijp het niet
A
no entiendo
8
Q
waar
A
dónde
9
Q
wanneer
A
cuándo
10
Q
hoeveel
A
cuánto
11
Q
waarom
A
por qué
12
Q
see you
A
nos vemos
13
Q
take care
A
cuídate
14
Q
spreek je spaans
A
hablas español
15
Q
hoeveel kost het
A
cuánto cuesta esto?
16
Q
pleased to meet you
A
mucho gusto
17
Q
hoe laat is het
A
qué hora es
18
Q
welke datum is het
A
qué fecha es?
19
Q
op welke tijd?
A
a qué hora?
20
Q
open
A
abierto
21
Q
gesloten
A
cerrado
22
Q
wachten
A
esperar
23
Q
luisteren
A
escuchar
24
kopen
comprar
25
zoeken
buscar
26
bellen
llamar
27
reizen
viajar
28
lezen
leer
29
antwoorden
responder
30
openen
abrir
31
delen
compartir
32
beslissen
decidir
33
schrijven
escribir
34
we reizen
estamos de viaje
35
ik ben ziek
estoy enferma
36
jij bent happy
estás contento
37
ik ben een student
yo soy estudiante
38
hij komt uit mexico
él es de Méxco
39
wij zijn argentijnen
nosotros somos argentinos
40
de rekening alsublieft
la cuenta, por favor
41
kun jij brengen
puedes traer
42
Ik zou graag het menu willen zien
quiero ver la carta
43
Ik zou graag een reservering willen maken
quiero hacer una reservación
44
in het niet roken gedeelte
en el área de no fumar
45
de duur van het verblijf
la duración de la estadia
46
kluis, safe deposit box
la caja de seguridad
47
minibar
el minibar
48
kamermeisje
la mucama
49
Ik verblijf in
me alojo en
50
zonnebril
los lentes de sol
51
zwembroek
el traje de baño
52
zonnebrand
el protector solar
53
bruiningslotion
el bronceador
54
concierge
el conserje
55
receptie front desk
la recepción
56
duiken
bucear
57
vissen
pescar
58
zwemmen
nadar
59
zeilen
navegar
60
jezelf beschermen
protegerse
61
verbranden
quemarse
62
zonnebaden
tomar sol
63
sandalen
las sandalias
64
strandparasol
la sombrilla
65
zand
la arena
66
golfen (zee)
las olas
67
strand
la playa
68
bagage
el equipaje
69
transfer
el traslado
70
overweight luggage
el equipaje con sobrepeso
71
ATM (geldautomaat)
el cajero automático
72
hotelkamer
la habitación
73
conferentie zaal
el salón de conferencia
74
parkeerplaats
el estacionamiento
75
ticket
el pasaje
76
airline
la aerolínea
77
waiting lounge
la sala de espera
78
zwembad
la piscina
79
schelpen zoeken
buscar conchas
80
kunt u mij vertellen hoe te komen bij
me puede decir cómo llegar a
81
hoe zeg je
cómo se dice
82
kunt u herhalen wat u net zei
puede repetir lo que dijo
83
waar is
dónde está
84
kan ik de badkamer gebruiken
puedo usar el baño?
85
waar is de badkamer
dónde está el baño?
86
Waar is er een goed restaurant?
Dónde hay un buen restaurante?
87
Waar is het hotel?
Dónde está el hotel?
88
Kunt u mij alstublieft vertellen waar
Puede decirme por favor dónde
89
Spreekt er hier iemand Engels?
Hay alguien aquí que hable inglés?
90
Ik heb een taxi nodig
necesito un taxi
91
Kun je me vertellen hoe te
Puedes decirme cómo
92
Begrijpt u me
Me entiende?
93
Ik spreek niet veel Spaans
no hablo mucho español
94
Kunt u mij naar de luchthaven brengen
Me lleva al aeropuerto?
95
Hoeveel tijd neemt het in beslag?
Cuánto tiempo lleva?
96
Is het ver van hier?
está lejos de aquí?
97
hotel
el hotel
98
bushalte
la parada del autobús
99
vliegtuig
el avión
100
trein
el tren
101
bus
el autobús
102
schip
el barco
103
Vrachtwagen
el camión
104
van / busje
la camioneta
105
auto
el coche
106
motorfiets
la moto
107
taxi
el taxi
108
fiets
la bicicleta
109
te voet
a pie
110
Snelweg
la carretera
111
route
la ruta
112
metro
el tren subterráneo
113
Veerboot
el transbordador
114
geld pinnen
hacer un retiro
115
in check inwisselen
cobrar un cheque
116
een bankrekening
la cuenta
117
postbeambte
el empleado postal
118
postbode
el cartero
119
client
el cliente
120
teller
el cajero
121
verzekerd
asegurado
122
prepaid
prepagado
123
postzegel
la estampilla
124
postcode
el código postal
125
frankering
el envío
126
tijd spenderen met iemand
pasar tiempo con alguien
127
iets te drinken bestellen
pedir algo de tomar
128
tickets regelen (bijv. bios)
sacar entradas
129
iemand oppikken
recoger a alguien
130
iemand ontmoeten
reunirse con alguien
131
een ritje gaan maken to go for a ride
salir a dar una vuelta
132
een film uitkiezen
escoger una película
133
plezier hebben (to have fun)
divertirse
134
we zijn geinteresseerd
nos interesa
135
we maken ons zorgen
nos preocupa
136
het stoort me niet
no me molesta
137
Het maakt me niet uit
no me importa
138
het is goed
es bueno
139
het is slecht
es malo
140
het is veilig
es seguro
141
ik heb het koud
tengo frío
142
we hebben het heet
tenemos calor
143
het is nodig
es necesario
144
hij zij het is dorstig
tiene sed
145
je hebt slaap
tienes sueño
146
hij zij het is bang voor
tiene miedo de
147
ik heb haast
tengo prisa
148
wees voorzichtig
tienes cuidado
149
het is mijn fout
tengo la culpa
150
ik heb honger
tengo hambre
151
er is een file
hay un atasco
152
ik ben laat
llego tarde
153
breng me naar dit adres
lléveme a esta dirección
154
haal me op in een uur
recójame dentro de una hora
155
kunt u langzamer rijden
puede ir más despacio?
156
wacht hier
espere aquí
157
stop hier
pare aquí
158
a receipt please
un recibo por favor
159
houd het wisselgeld
quédese con el cambio
160
Kunt u de meter aanzetten
puede poner el taximetro
161
hier is je fooi
aquí tiene su propina
162
kunt u iets sneller gaan
puede ir un poco más deprisa
163
neem de snelste route
coja el camino más rápido
164
take the shortcut
coja el atajo
165
taxi chauffeur
conductor de taxi
166
onderhandelen
negociar
167
goedkoop
barato
168
redelijk
razonable
169
het is te duur
es demasiado caro
170
halve prijs
la mitad del precio
171
handmade
hecho a mano
172
ik heb niet genoeg geld
no tengo suficiente dinero
173
het is gebroken
está roto
174
het functioneert niet
no funciona
175
het hoogste dat ik bied
lo máximo que le ofrezco
176
just in case
por las dudas
177
door de straten
por las calles
178
tien procent
diez por ciento
179
reizen per vliegtuig
viajar por avión
180
bedankt voor de hulp
gracias por la ayuda
181
Om de zon te zien
para ver el sol
182
Vertrokken naar Argentinië
salió para Argentina
183
Het is voor jou
es para tí
184
ticket office (zoals bij wedstrijd oid)
la taquilla
185
Bel me
llámeme
186
luister naar me
escúcheme
187
Niet lopen
no camine
188
ver van
lejos de
189
dichtbij
cerca de
190
gedurende
durante
191
mannelijke gids
el guía
192
programma
el programa
193
ik ga naar het hotel
you voy al hotel
194
je gaat naar de winkel
tú vas a la tienda
195
zij gaan ver weg
ellos van lejos
196
zij gaat naar het zwembad
ella va a la piscina
197
met iemand gaan
ir con alguien
198
winkelen
ir de compras
199
ik ga naar de markt
voy al mercado
