Rol van cel - cel contact bij tumorgenese Flashcards Preview

2a1 > Rol van cel - cel contact bij tumorgenese > Flashcards

Flashcards in Rol van cel - cel contact bij tumorgenese Deck (7)
Loading flashcards...
1
Q

basaalmembraan

A

membraan waar epitheelcellen op liggen

Bestaat uit collageen type 4 en lamine

Integrines verbinden de basaalmembraan met de epitheelcellen

In het bindweefsel liggen ook nog fibroblasten, lymfocyten, bloedvaatjes, zenuwtakken en macrofagen

2
Q

extracellulaire matrix (ECM)

A

ECM is tussencelstof. Bestaat uit collageen type 1, elastine, fibronectine, proteoglycanen en cellulaire componenten (fibroblasten, bloedvaten, zenuwen, macrofagen enz.)

Zorgt voor stevigheid en compartimentalisatie van cellen, weefsels en organen en heeft invloed op cel gedrag

bestaat uit basaalmembraan en interstitiele matrix

Epitheelcellen kunnen ECM aansturen, kankercellen die door het basaalmembraan heen zijn gegroeid(invasie) kunnen dit overnemen

3
Q

verschillende hechtingen van epitheelcellen

A

tight junctions= afsluitende verbindingen

adherend junctions/adhesion belt/belt desmosomen(cel-cel verbinding)= via actine filamenten

desmosomen(cel-cel verbinding)= via intermediar filamenten

gap junctions (kanaal)= doorlaten van water en moleculen

hemidesmosomen(cel-basaalmembraanverbinding)= binding van intermediaire filamenten en actine met de ECM

4
Q

E-cadherine

A

cel-cel verbindingen bij adherend junctions en desmosomen verlopen via E-cadherine

homomeer

E-cadherine van de ene cel bindt aan E-cadherine van de andere cel (soort ritssluiting).
E-cadherine gaat door de celmembraan heen en is verbonden aan het cytoskelet. In desmosomen gebonden is dat aan intermediair filamenten en in adherente junctions met actine-filamenten.

via b-catenine is e-cadherine gekoppeld aan het cytoskelet (intermediair filamenten of actine)

functie van E-cadherine is calcium afhankelijk, dit bindt aan het extracellulaire gedeelte

E-cadherine remt uitzaaiingen van kankercellen, verlies van E-cadherine is vaak betrokken bij metastasering

5
Q

soorten cel adhesie receptoren

A

homotypische/homofiele adhesie: dezelfde moleculen binden aan elkaar. bijv. Cadherine-cadherine binding

heterotypisch/heterofiele adhesie: verschillende moleculen binden aan elkaar. bijv. selectines, integrines en mucines. Dit komt vaker voor

6
Q

Integrine

A

betrokken bij cel met basaalmembraan of ECM interactie = hemidesmosomen

Het is een dimeer wat is opgebouwd uit een alfa en beta keten

Ze binden aan RGD sequentie (arginine, glycine-aspertaat zur) en zijn hierdoor specifiek

Naast de verbindende functie kunnen ze ook signaal transductie doen voor groeiregulatie

ze koppelen aan het cytoskelet in de cel

integrines zijn vorm van heterotypische adhesie

7
Q

tumorigenese (van normaal tot metastase)

A
  1. normaal: proliferatie en differentiatie van epitheel (cel-cel en cel-ECM adhesie intact)
  2. dysplasie: gestoorde differentiatie en proliferatie (verminderde cel-cel en cel-ECM adhesie)
  3. carcinoma in situ: gestoorde differentiatie in alle lagen, basaalmembraan nog niet doorbroken (verminderde cel-cel en cel-ECM adhesie)
  4. invasief carcinoom: autonome groei, tumorcellen penetreren omringende ECM (veranderde cel-cel en cel-ECM adhesie, want tumorcellen komen erdoorheen)
  5. metastase: autonomie groei van tumorcellen op afstand van primaire tumor: in lymfe en andere organen (gedeeltelijk herstel van cel-cel en cel-ECM adhesie, om te voorkomen dat gemetastaseerde tumor verder uitgroeid.

Decks in 2a1 Class (44):