schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen Flashcards

(48 cards)

1
Q

wanneer is een vreemde ervaring een psychotisch symptoom?

A

als er disfunctionele betekenissen en gedragingen aan gekoppeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

positieve symptomen van psychose “verschijnen”

A

-wanen
-hallucinaties
-desorganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

negatieve symptomen van psychose

A

-het verdwijnen of afwezig zijn van normaal gedrag
^>zoals weinig emoties uiten, geen initiatief nemen of niet spreken
-ontstaan van demoralisatie door symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

psychose is transdiagnostisch

A

ja, het komt bij meerdere diagnostische groepen voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanen

A

vaststaande overtuiging en die niet veranderen, ookal is er bewijsmateriaal dat duidelijk strijdig is met die oveertuigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

factoren die wijzen op waanvvormingen

A
  • de mate van overtuiging
  • preoccupatie
  • lijdensdruk
  • de impact van de opvatting op emotie en gedrag
  • alleen staan in de opvatting
  • voor andere onlogische, onbegrijpelijke rederingen op basis van de informatie
  • niet openstaan voor feiten die de overtuiging tegenspreken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe belemmeren wanen het functioneren

A
  • emotionele problemen
  • impact op gedrag
  • sociaal-maatschappelijke verlieservaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

niet-bizarre wanen

A

hebben betrekking op gebeurtenissen die in principe niet mogelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bizarre wanen

A

wanen die onmogelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

achtervolgingswaan

A

de persoon is ervan overtuigd achtervolgd of afgeluisterd te worden en voelt zich het mikpunt van een complot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

betrekkingswaan

A

de persoon is ervan overtuigd dat gebeurtenissen, mensen en voorwerpen een bijzonderem vaak geheime of gecodeerde betekenis hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

grootheidswaan

A

de persoon gelooft een of andere zeer uitzonderlijke kwaliteit, talent, macht of missie te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

somatische waan

A

in strijd met medische gegevens gelooft de persoon vaak een lichamelijk kenmerk of ziekte te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schuld- of zondewaan

A

de persoon meent gestraft te worden voor vermeende fouten, zonde of wangedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

identiteitswaan

A

de persoon is ervan overtuigd van identiteit te zijn veranderd, dat andere van identiteit zijn veranderd of dat meerdere personen eigenlijk 1 persoon zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

religeuze waan

A

de persoon heeft de opvatting een bijzondere relatie te hebben met het geloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ontrouw- of jaloersheidswaan

A

de persoon is ervan overtuigs en een er zeer overdreven mee geoccupeerd dat de partner ontrouw zou zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nihilistische waan

A

de persoon is ervan overtuigd deels of geheel niet te bestaan of al een lijk te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

erotomane waan

A

de persoon heeft de overtuiging een geheime liefdesband te hebben met een ander terwijl de ander daar geen blijk van heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

controle- of beïnvloedingswaan

A

de persoon is ervan overtuigs dat iets of iemand de gedachten, emoties en/of het gedrag van de persoon aanstuurt van buitenaf

21
Q

parasietenwaan

A

de persoon heeft de ervaringen dat deze zelf en/of de leefomgeving geteisterd wordt door ongedierte

22
Q

querulantewaan

A

de persoon trekt ten strijde tegen vermeend aangedaan onrecht

23
Q

somatische (haptische) hallucinaties

A

kunnen optreden in alle lichaamsprocessen die we als mens kunnen waarnemen

24
Q

extracampiene hallucinaties

A

zijn puur gevoelsmatige “gewaardwordingen” van iets of iemand in de nabijheid

25
ideaties / waanachtige opvattingen
het voorstadium van de waan, het stadium waarin iemand nog twijfelt en vragen stelt over de inhoud van de opvatting
26
idee-fixen / overwaardige ideeën
hardnekkige, vrijwillige en met grote overtuiging aangehangen opvattingen die vaak met belangrijke waarden samenhangen
27
obsessies
hardnekkige, intrusieve, onvrijwillige gedachten en beelden. de persoon gelooft de obsessie verstandelijk niet en toch geeft de obsessie grote angst, vaak omdat de persoon niet helemaal kan uitsluiten dat het niet zal gebeuren > kan leiden tot dwangmatig gedrag
28
mentale voorstellingen
cognitieve representaties van zintuigelijke waarnemingen
29
pseudo-hallucinaties
echte hallucinaties bij mensen die goed weten dat het een hallucinatie is
30
desorganisatie
in een psychose kan het denken zijn samenhang en logica verliezen - krijgen van contact wordt lastig/onmogelijk
31
katatonie
hypokatatonie = motorische symptomen hyperkatatonie = opwinding bizarre herhalingen 3 of meer symptomen aanwezig
32
verschil tussen psychoachtige ervaringen en psychotische symptomen
- dimensoneel - hoe minder controle iemand beleeft over de stemmen en hoe meer macht en kwaadaardige intenties aan de stemmen worden toegedicht, hoe groter de lijdensdruk
33
dopaminesensitisatie
een dopamine systeem dat versterkt reageert
34
salience
daarbij ervaart de persoon de stimuli als 'in het oog springend' en persoonlijk relevant - gebeurt als het dopaminesysteem overmatig wordt geprikkeld - mensen met dopamine sensitisatie ervaren saliience bij willekeurige prikkels die geen aandacht verdienen
35
cognitieve beoordeling 'appraisal'
een top-down proces, waarbij iemand een poging doet om ervaringen te begrijpen en een betekenis te geven - m.b.v inductief en deductief redeneren
36
covariatietendens
de neiging om toeval te ontkennen en in alles oorzakelijke verbanden te zien
37
confirmatietendens
de neiging om alleen maar bevestiging te zoeken van de eigen overtuigingen
38
dataverzamelingtendens
de neiging om met minimale informatie te snel conclusies te trekken
39
bronmonitoringtendens
iemand systematisch vergissingen maakt in wie of wat de oorsprong is van actuele of vroegere ervaringen
40
proces van consolidatie
als iemand wanen heeft, worden deze geconsolideert door een aantal processen en factoren: - selectieve aandacht - vermijdingsgedrag - geheugenvertekeningen - overalgemeen geheugen - geheugentendensen in algemeen geheugen - metacognitieve tendens - zelfstigmatisering
41
geheugentendens in het expliciet geheugen
het geheugen is slecht en selectief
42
metacognitieve tendens
iemand onderschat het eigen vermogen om te kunnen concentreren, te participeren in het sociale verkeer en te kunnen genieten
43
zelfstigmatisering
een persoon overlegt niet meer met anderen uit angst om afgewezen of gek te worden bevonden
44
pre- en perinatalr factoren die gerelateerd zijn aan een verhoogde kans op psychose
- psychopathologie bij de ouders - de leeftijd van de ouders bij de geboorte - derde of latere zwangerschap - infecties - honger of voedingstekort tijdens de zwangerschap - tekortschietende prenatale zorg - vroeggeboorte - een laag geboorte gewicht - geringe lengte als baby - obstetrische complicaties - aangeboren misvormingen - geboortes in de winter of tijdens te overgang van winter naar lente op het noordelijk halfrond - het scheuren van de vliezen - polyhydramnion
45
factoren die gepaard gaan met verhoogde kans op schizofrenie en psychoses
- migratie (generationeel) - trauma - cannabisgebruik (vooral voor 15 jaar) - ADHD - autisme
46
netwerkbenadering
stoornissen veroorzaken geen symptomen, maar de interactie tussen verschillende factoren veroorzaken de stoornissen
47
gender en psychotische stoornissen
- Mannen ontwikkelen vaker en op jongere leeftijd psychotische stoornissen - Mannen hebben vaker negatieve symptomen - vrouwen vaker affectieve symptomen (zoals depressie). - Vrouwen hebben vaak een betere prognose door o.a. later begin en meer sociale steun. - Oestrogeen kan mogelijk beschermend werken bij vrouwen. - erkenning van de genderidentiteit gaat gepaard met beter herstel, minder symptomen en een beter algemeen welzijn
48