Schouder spieren Flashcards

1
Q

m. deltoideus pars clavicularis

A

Anteflexie bovenarm.

Anteflexie tegen weerstand. Voelbaar boven de proc. coracoideus. Enige spier die aan clavicula hecht en anteflexie doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

m. deltoideus pars acromialis

A

Abductie bovenarm.

Abductie tegen weerstand bij minder dan 60 graden, dan is hij de enige die abductie doet. Bij 60 tot 90 graden helpen ook de andere koppen.

Voelbaar lateraal van het acromion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

m. deltoideus pars spinalis

A

Retroflexie bovenarm.

Retroflexie bovenarm tegen weerstand. Enige in de buurt die retroflexie doet.

Voelbaar op spina scapulae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

m. supraspinatus

A

Abductie bovenarm.

Moeilijk te palperen omdat de m. trapezius er overheen ligt. De supraspinatus doet abductie, maar bij abductie van meer dan 30 graden zorgt de trapezius voor laterorotatie. voelen of de trapezius meedoet door een hand mediaal van de scapula te leggen en de andere op de plek van de supraspinatus. Voelen naar een tonusverschil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

m. teres minor.

A

Exorotatie bovenarm.

Ligt caudaal van de infraspinatus, zijn te zien als 1 spier. ze heten anders omdat ze door een andere zenuw worden geinnerveerd.

Exorotatie tegen weerstand, elleboog in flexie, je ziet dan ook de infraspinatus, wijs het onderste deel aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

m. teres major

A

Endorotatie, extensie en adductie bovenarm.

Vuist in buik duwen, voor endorotatie tegen weerstand. Hij ligt onder de infraspinatus/teres mionr.

Test: Extensie en adductie van de humerus in een mediaal geroteerde positie, met de hand rustend op de posterieure iliac crest.

Druk:Tegen de arm, boven de elleboog, in de richting van abductie en anteflexie.

Lastig te onderscheiden van de m. latissimus dorsi, ze hebben namelijk dezelfde functie componenten. De teres major loopt niet verder dan de angulus inferior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

m. subscapularis

A

Endorotatie en adductie bovenarm.

Test Starting Position: Extend and medially rotate arm so the hand is resting on posterior iliac crest
Direction of Applied Force: Above elbow in abduction/flexion direction

Lat dorsi en teres major doen deze bewegingen ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

m. coracobrachialis

A

The main functions of the coracobrachialis are flexion, adduction and internal rotation of the upper arm.

Arm geheven in een actieve flexie voor onderscheid met de biceps caput breve.

Test Starting Position: Shoulder flexed with slight exorotation; elbow in full flexion; forearm in supination
Direction of Applied Force: Anteromedial surface of distal humerus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

m. biceps brachii caput longum

A

Flexie en supinatie elleboog.

Is de enige die flexie over de elleboog doet in deze regio. Brachialis ligt meer distaal.
Test: Elleboog flexie iets minder dan of in een rechte hoek, met de onderarm in supinatie.
Druk: Tegen de onderarm, in de richting van extensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

m. biceps brachii caput breve

A

Flexie en supinatie elleboog. Anteflexie schouder.

Ten opzichte van caput longum ligt hij meer proximaal bij de oksel. onderscheid van coracobrachialis door zijn effect over de elleboog. De coracobrachialis heeft geen component over de elleboog.
Test: Elleboog flexie iets minder dan of in een rechte hoek, met de onderarm in supinatie.
Druk: Tegen de onderarm, in de richting van extensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

m. brachialis

A

Flexie elleboog

Flexie bij pronatie tegen weerstand bij caput ulna. Biceps doet namelijk supinatie.

Test: Elleboog flexie iets minder dan of in een rechte hoek, met de onderarm in pronatie.
Druk: Tegen de onderarm, in de richting van extensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

m. triceps brachii caput longum

A

Extensie onderarm
Extensie en adducite bovenarm

Fixatie: De schouder staat op 90° abductie, neutraal ten opzichte van de rotatie, en met de arm ondersteund tussen de schouder en de elleboog door de tafel. De onderzoeker plaatst een hand onder de arm in de buurt van de elleboog om de arm te ontlasten van de druk op de tafel.
Test: Strekken van het ellebooggewricht (tot iets minder dan volledige strekking).
Druk: Tegen de onderarm, in de richting van flexie.

Het caput longum ligt nu caudaal/onder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

m. triceps brachii caput laterale

A

Fixatie: De schouder staat op 90° abductie, neutraal ten opzichte van de rotatie, en met de arm ondersteund tussen de schouder en de elleboog door de tafel. De onderzoeker plaatst een hand onder de arm in de buurt van de elleboog om de arm te ontlasten van de druk op de tafel.
Test: Strekken van het ellebooggewricht (tot iets minder dan volledige strekking).
Druk: Tegen de onderarm, in de richting van flexie.

Het caput laterale ligt nu craniaal/boven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

m. triceps brachii caput mediale

A

Fixatie: De schouder staat op 90° abductie, neutraal ten opzichte van de rotatie, en met de arm ondersteund tussen de schouder en de elleboog door de tafel. De onderzoeker plaatst een hand onder de arm in de buurt van de elleboog om de arm te ontlasten van de druk op de tafel.
Test: Strekken van het ellebooggewricht (tot iets minder dan volledige strekking).
Druk: Tegen de onderarm, in de richting van flexie.

Het caput mediale ligt meer distaal ten opzichte van caput longum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

m. anconeus

A

Extensie elleboog

Actieve extensie van het ellebooggewricht. Triceps wordt echter ook aangespannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

m. pronator teres

A

Pronatie onderarm, flexie elleboog

Pronatie tegen weerstand in combinatie met een dorsaalflexie. De dorsaalflexie doe je zodat je zeker weet dat je niet de flexor capri radialis hebt. Arm moet tegen de zijkant van het lichaam gehouden worden omdat je anders schouder abductiebeweging kan krijgen.

17
Q

m. flexor capri radialis

A

Flexie en abductie pols.

Pees is in de pols goed te zien. Bij het maken van een krachtige vuist zie je hem het meest radiaal. Volg de pees proximaal en doe een radiaal abductie zonder vuist om de buik te voelen. De flexor pollicis longus is ook een radiaal abductor, maar in het boek staat niets over dit onderscheid.

18
Q

m. palmaris longus

A

Flexie pols

De pees komt naar voren als je de pin en duim tegen elkaar aan duwt bij een lichte palmairflexie. Afwisselen met ontspanning kan de buik goed gevoeld worden.

De reden dat oppositie moet plaatsvinden is niet bekend, dit is geen functiecomponent en wordt niet uitgelegd. Mogelijk omdat hij ook zorgt voor spannen van palmaire apopneurose.

19
Q

m. flexor carpi ulnaris

A

Flexie en adductie pols.

Ulnair abductie tegen weerstand. Je moet wat hoger voelen in de onderarm. Hij is de enige ulnair abductor van de flexor groep.