Sinterklaas 1 Flashcards
(31 cards)
0
Q
Wishlist
A
Verlanglijstje
1
Q
Bad news
A
Vervelend bericht
2
Q
Выкраден
A
Opgehaald
3
Q
Case
A
Trommel
4
Q
Just what i thought
A
Net wat ik dacht
5
Q
Suddenly
A
Opeens
6
Q
Barely
A
Amper
7
Q
To spoil
A
Verwennen
8
Q
Замечать
A
Merken
9
Q
Get out
A
Wegwezen
10
Q
I dont need to?
A
Hoef ik niet?
11
Q
Mess
A
Rommeltje
12
Q
The wind cry in the chimney
A
De wind huilt in de schoorsteen
13
Q
Как печально
A
Wat is dat zielig!
14
Q
You should
A
Je hoeft
15
Q
Ты не должен боятся
A
Je hoeft nergens bang voor te zijn
16
Q
Ужасно весело
A
Hartstikke leuk
17
Q
Ржать
A
Hinniken
18
Q
Almost
A
Haast
19
Q
Он почти никогда неудачно не кусает
A
Hij hapt bijna nooit mis
20
Q
Жуткий
A
Eng
21
Q
Raul
A
Staartje
22
Q
Rabot
A
Een konijn
23
Q
Кажется это
A
Dat lijkt wel
24
Из далека
Vanuit de verte
25
Морковь
Wortel
26
Hij lust
Ему нравится
27
Doesnt matter
Dat geeft niks
28
Собираемся
Verzamelen
29
Благодаря мне
Dankzij mij
30
Исчезли
Zijn verdwenen
