Skeikunde Flashcards

(86 cards)

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je kunt zuurstof aantonen met een gloeiende houtspaander. De houtspaander gaat feller gloeien of zelfs branden.

A

Wanneer je waterstof wilt aantonen, vang je de waterstof op in een reageerbuis. Houd vervolgens de opening van de reageerbuis bij een vlammetje. Je hoort dan een typerend ‘blafgeluid’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A

Verbrandingsverschijnselen:

Vlam (hoeveelheid gloeiend gas)

Vonken (kleine vaste gloeiende deeltjes)

Rook (zeer fijn verdeelde zwevende
vaste deeltjes)

Asresten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Brand blussen

A
  1. Afkoelen tot onder de ontbrandingstemperatuur
  2. Brandstof weghalen
  3. Aanvoer van zuurstof afsluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je kunst koolstofdioxide aantonen met held kalkwater, het wordt troebel.

A

Je kunt water aantonen met wit koper sulfaat, het wordt blauw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
A

NOx > NO + NO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

CFK’s (chluorfluorkoolwaterstoffen

A

Ozon aantasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat factoren hebben invloed op de reactiesnelheid.

A
  • De soort stof
  • De verdelingsgraad
  • De concentratie
  • De temperatuur
  • De aanwezigheid van een katalysator
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
A

Scheiden van mengels: verschillen in Stofeigenschappen

Scheiden van suspensie: filtratie : verschil in deeltjesgrootte

Destillatie: verschil in kookpunt

Bezinken: verschil in dichtheid

Extraheren: verschil in oplosbaarheid

Adsorptie: verschil in aanhechtingsvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Een bekend adsorptiemiddel
Actieve kool
26
27
28
Eta
29
30
Koper zouten zijn vaak blauw gekleurd
31
32
33
Voorbeeld van basen Natronloog Kalkwater Ammonia
34
35
36
37
38
De zeep werkt als een emulgator want het zorgt ervoor dat het vet met water kan mengen.
39
40
Legering
Mengsel van metalen
41
Edelmetalen
Ze reageren bijna niet met andere stoffen
42
Zeer onedele metalen
Ze zijn erg reactief
43
Onedele metalen
Reageren wel met andere stoffen, maar niet zo snel
44
Corrosie
Het aantasten van metalen door stoffen uit de lucht
45
Roesten
Corrosie van ijzer
46
47
48
49
Koolwaterstoffen
Bestaan uit koolstof en waterstof
50
Alkanen
Bekende alkanen zijn methaan, propaan en butaan Formule: CnH2n+2 n= aantal koolstofatomen
51
52
Polymerisatie
Het aan elkaar koppelen van duizenden moleculen etheen
53
Polymeren
De lange moleculen die ontstaan, na een polymerisatie
54
55
56
Thermoplasten
Kunststoffen die zacht worden als ze verwarmt wordt
57
Thermoharders
Kunststoffen die stug en stijging blijven als ze verwarmt wordt
58
Schuim
Fijn verdeeld gas in een vloeistof
59
SO2
Prikkelende geur
60
61
62
Sommige gezondheidsklacht
63
Neutraliseren
Neutraliseren betekent dat de pH neutraal/7 wordt.
64
Suspensie
Troebele vloeistoffen waarin een, niet opgeloste vaste stof fijn verdeeld is
65
66
Oppervlakte water
Vinden uit meertjes, beekjes en rivieren
67
Keukenzout
Natriumchloride (tabel 42) Na(+) + Cl(-)
68
Waarneming van chemische reacties
- Er onstaan bellen | - De vloeistof gaat bruisen
69
Lading van lithium
1+
70
Formule van roet
C
71
72
73
74
Ammonia
Heeft een kenmerkende geur
75
76
77
Twee Stofeigenschappen waardoor CO moeilijk is te waarnemen
- kleurloos | - geurloos
78
Notatie van azijn
H(+) (aq) + Ac(-) (aq)
79
Buret is meest geschikt voor titratie
80
Ammoniak: NH3
Lucht > zuurstof + stikstof + andere gassen
81
7:3 betekent:
82
Des te meer waterstof ionen, des te zurer een oplossing, des te lager de Ph
83
84
85
86