SM 1. Materie - Deel 1: Opbouw van materie Flashcards

1
Q

Welk deeltje of welke deeltjes bepalen het massagetal? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het aantal ionen
B)) Het aantal elektronen
C)) Het aantal protonen
D)) Het aantal isotopen
E)) Het aantal neutronen

A

Oplossingen;
C)) Het aantal protonen
E)) Het aantal neutronen

Opmerking(en):
B)) Het aantal elektronen zal wel bijdragen aan de massa van een atoom, maar aangezien elektronen ongeveer 1800 keren minder massa bezitten dan een proton of een neutron zal de bijdrage beperkt zijn. Voor het massagetal houdt men daarom enkel maar rekening met het aantal protonen en neutronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk(e) deeltje(s) bepaalt of bepalen het atoomnummer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het aantal valentie elektronen
B)) Het aantal neutronen
C)) Het aantal neutronen en elektronen
D)) Het aantal protonen
E)) Het aantal protonen en neutronen

A

Oplossing;
D)) Het aantal protonen

Opmerking(en):
Algemeen: In principe kan je het argument geven dat het aantal elektronen gelijk is aan het atoomnummer bij een neutraal atoom, maar ten eerste is dit geen antwoordmogelijkheid en ten tweede bepaalt het aantal elektronen niet welk element het atoom is. Zo kan het atoom een elektron afgeven of opnemen zonder dat het atoomnummer verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kan je zeggen over het aantal protonen van elke ‘variant’ van koolstof met atoomnummer 6?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) “Elke ‘variant’ van koolstof heeft rond de 6 protonen.
(“rond de” is gelijk aan, enkele minder of enkele meer)”
B)) Geen correct antwoord.
C)) Elke ‘variant’ van koolstof heeft 6 protonen of minder.
D)) Elke ‘variant’ van koolstof heeft altijd 6 protonen.
E)) Elke ‘variant’ van koolstof heeft 6 protonen of meer.

A

Oplossing;
D)) Elke ‘variant’ van koolstof heeft altijd 6 protonen.

Opmerking(en):
Algemeen: Met varianten wordt er isotopen bedoelt, maar dit zou het antwoord op een andere vraag kunnen verklappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan men afleiden uit het aantal protonen van een (neutraal) atoom?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het atoomnummer, het soort element en het aantal elektronen.
B)) Het atoomnummer, het aantal neutronen en het aantal elektronen.
C)) Het atoomnummer, het isotoop van een element en het aantal elektronen.
D)) Het atoomnummer, het isotoop van een element en het aantal valentie-elektronen.
E)) Het atoomnummer, het aantal neutronen en het aantal valentie-elektronen.

A

Oplossing;
A)) Het atoomnummer, het soort element en het aantal elektronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke uitspraak is fout:
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Twee neutrale koolstofatomen kunnen een verschillend massagetal hebben.
B)) Twee neutrale koolstof atomen hebben altijd even veel elektronen rond hun kern.
C)) Twee neutrale koolstof atomen hebben altijd even veel neutronen in hun kern.
D)) Twee neutrale koolstof atomen hebben altijd even veel elektronen als protonen.
E)) Twee neutrale koolstof atomen hebben altijd even veel protonen in hun kern.

A

Oplossing;
C)) Twee neutrale koolstof atomen hebben altijd even veel neutronen in hun kern.

Opmerking(en):
Algemeen: Het aantal neutronen kan verschillen → Isotopen van een element.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke uitspraken zijn juist: (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben een verschillende hoeveelheid neutronen.
B)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben hetzelfde atoomnummer.
C)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben hetzelfde massagetal.
D)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben een verschillende lading.
E)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben een verschillende hoeveelheid kerndeeltjes.

A

Oplossingen;
A)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben een verschillende hoeveelheid neutronen.
B)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben hetzelfde atoomnummer.
E)) Twee verschillende isotopen van dezelfde neutrale atoomsoort hebben een verschillende hoeveelheid kerndeeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is er verschillend aan de samenstelling van de verschillende (neutrale) isotopen van een bepaald element? (wat is er bijvoorbeeld verschillend aan de samenstelling van alle isotopen van koolstof?)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het aantal neutronen.
B)) Het aantal neutronen en elektronen
C)) Het aantal protonen en neutronen.
D)) Het aantal protonen en elektronen.
E)) Het aantal elektronen.

A

Oplossing;
A)) Het aantal neutronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ion?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een ion is een atoom waarbij het aantal elektronen en protonen hetzelfde zijn.
B)) Een ion is een atoom waarbij het aantal elektronen en protonen verschillend zijn.
C)) Een ion is een atoom waarbij de verhouding tussen het aantal protonen en neutronen te groot is. (te veel of te weinig protonen i.v.m. het aantal neutronen.)
D)) Een ion is een atoom waarbij het aantal elektronen en neutronen verschillend zijn.
E)) Een ion is een atoom waarbij het aantal neutronen en portonen niet hetzelfde zijn.

A

Oplossing;
B)) Een ion is een atoom waarbij het aantal elektronen en protonen verschillend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noemt men een elektron op de buitenste schil van een atoom?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een vrij elektron.
B)) Een ion.
C)) Een neutron
D)) Een proton.
E)) Een valentie elektron.

A

Oplossing;
E)) Een valentie elektron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op basis van welke eigenschap zijn de verschillende neutrale atomen in de periodieke tabel der elementen gerangschikt? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Het massagetal
B)) Het aantal neutronen
C)) Het atoomnummer
D)) Het aantal protonen
E)) Het aantal elektronen

A

Oplossingen;
C)) Het atoomnummer
D)) Het aantal protonen
E)) Het aantal elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welk(e) deeltje(s) bestaat of bestaan de atoomkern (volgens het atoommodel van Bohr) (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Neutronen
B)) Ionen
C)) Protonen
D)) Elektronen
E)) Isotopen

A

Oplossingen;
A)) Neutronen
C)) Protonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly