so 1 3v2 Flashcards

(49 cards)

1
Q

capsule

A

kabine voor de bemanning van een raket

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

confeerentie

A

bijeenkomst, vergadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

formatie

A

gevormde groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gegadigde

A

belangstellende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geologie

A

wetenschap van de geschiedenis van de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leverancier

A

iemand die iets leverd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leverancier

A

iemand die iets levert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pionier

A

iemand die iets als eerste doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

slinken

A

kleiner worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbehouden zijn aan

A

alleen bestemd zijn voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voortraject

A

handelingen voorafgaand aan een gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

radicaliseren

A

extreme opvatting krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

consulteren

A

advies inwinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

provoceren

A

uitdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

liberaliseren

A

vrijmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

consumeren

A

gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

monopoliseren

A

alleenrecht instellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

terroriseren

A

stelselmatig lastigvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

promoveren

A

naar een hogere klasse gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

kwaadschiks

A

iemand werkt mee of hij/zij doet het gedwongen maar het gebeurd.

21
Q

was niet te harden

A

was niet uit te houden

22
Q

gestolen goed gedijt niet

A

van spullen die je gestolen hebt geniet je niet

23
Q

het is hem naar het hoofd gestegen

A

hij heeft verbeelding gekregen

24
Q

overstag gaan

25
zwaard van damocles
een gevaar wat voortdurend drijgt
26
de krijtdampen zijn opgetrokken
de ruzie is voorbei
27
een hard gelach
moeilijk te verdragen/verteren
28
staat er gekleurd op
valt in negatieve zin op
29
in het geding
staat ter discussie; moet besproken worden
30
gniffelen
onderdrukt lachen
31
attenderen
iemand ergens opmerkzaam op maken
32
sanctioneren
iets goedkeuren
33
citeren
letterlijk weergeven want iemand zegt
34
garanderen
iets met zekerheid toezeggen
35
relativeren
de betrekkelijkheid van iets inzien
36
surveileren
toezicht houden
37
conserveren
iets in goede conditie/ staat houden
38
chargeren
overdrijven om iets belachelijk te maken
39
souffleren
iemand iets influisteren/voorzeggen
40
van toetsen nog blazen weten
er niets van afweten
41
voet bij stuk houden
aan een standpunt vasthouden
42
de bloemetjes buiten zetten
flink feestvieren/ uitgaan
43
op zijn poot spelen
heel erg tekeergaan
44
ergens een slag op slaan
een ruwe schatting maken
45
het op iemand gemunt hebben
iemand als slachtoffer gekozen hebben
46
zijn gal spuwen
heel boos zijn
47
het hoofd in de schoot leggen
zich ergens bij neerleggen
48
zijn neus stoten
er lukt iets niet; afgewezen worden
49
iemand iets onder de neus wrijven
iemand (min of meer) onvriendelijk op zijn fouten wijzen