SO ak 28 mei Flashcards
prgrf 2 en 3 (25 cards)
evapotranspiratie
verdamping uit het oppervlaktewater, bomen, planten en de bodem
gletsjer
ijsmassa die langzaam uit een gebergte naar beneden schuift.
grondwater
water dat in de grond alle poriën vult
infiltratie
water zakt in de bodem en komt in het grondwater terecht
korte waterkringloop
als water vanuit zee verdampt en daar als neerslag weer in terechtkomt
lange waterkringloop
als water vanuit zee verdampt, op het land als neerslag terechtkomt en uiteindelijk weer de zee bereikt
oppervlaktewater
water dat zichtbaar is aan de oppervlakte van de aarde
verdamping
vloeistof wordt gas. Voorbeeld: water wordt waterdamp
zoet water
water waarin weinig zout is opgelost, Drinkwater is zoet water
benedenloop
laatste deel van een rivier vanaf de bron tot aan de monding
bovenloop
Eerste deel van een rivier vanaf de bron tot aan de monding
bron
begin van een rivier
debiet
de hoeveelheid water die een rivier per seconde afvoert
delta
gebied met een heel netwerk van rivierzijtakken
gemengde rivier
rivier die zijn water krijgt van zowel smeltwater van een gletsjer.
meanderen
proces waarbij een rivier door het landschap kronkelt
middenloop
middenste deel van een rivier tussen bovenloop en benedenloop
monding
plek waar een rivier in de zee stroomt
regenrivier
rivier die zijn water ontvangt van neerslag
regiem
schommeling an het debiet van een rivier over een jaar
stroomgebied
gebied dat zijn water afvoert via een hoofdrivier met zijrivieren
verval
hoogteverschil gedeeld door de afstand van een rivier
verval
hoogteverschil tussen twee punten in een rivier
waterscheiding
grens tussen twee stroomgebieden