spreekwoorden Bruegel Flashcards

(60 cards)

1
Q

Zijn haring braad daar niet

A

Zijn plan lukt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zijn plan lukt niet

A

Zijn haring braadt daar niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee kansen verkijken en nu zit je in de penarie

A

Tussen twee stoelen in de as zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tussen twee stoelen in de as zitten

A

Twee kansen verkijken en nu zit je in de penarie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zij weet de duivel op het kussen te dwingen

A

Zij kan iedereen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zij kan iedereen aan

A

Zij weet de duivel op het kussen te dwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Domme dingen doen

A

Met het hoofd tegen de muur lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Met het hoofd tegen de muur lopen

A

Domme dingen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Iets neteligs doen, zodat de boel aan het rollen gaat

A

De kat de bel aanbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De kat de bel aanbinden

A

Iets neteligs doen, zodat de boel aan het rollen gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dubbelhartig zijn

A

Met twee monden spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met twee monden spreken

A

Dubbelhartig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het zijn twee hoofden onder één kaproen

A

Zij zijn het volkomen met elkaar eens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zij zijn het volkomen met elkaar eens

A

Het zijn twee hoofden onder één kaproen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij je vijand te raden gaan

A

Bij de duivel te biecht gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij de duivel te biecht gaan

A

Bij je vijand te raden gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Iets kleins geven en iets groots bekomen

A

Een bliekje werpen om een snoek te vangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Een bliekje werpen om een snoek te vangen

A

Iets kleins geven en iets groots bekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Men herstelt de fout als het te laat is

A

Als het kalf verdronken is, dempt men de put

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Als het kalf verdronken is, dempt men de put

A

Men herstelt de fout als het te laat is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Je moet je aanpassen, als je er wilt geraken

A

Men moet zich krommen, wil men door de wereld kommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Men moet zich krommen, wil men door de wereld kommen

A

Je moet je aanpassen, als je er wilt geraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Van partij veranderen als het voordeel oplevert

A

De huik naar de wind zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De huik naar de wind zetten

A

Van partij veranderen als het voordeel oplevert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Chaotisch praten
Van de os op de ezel springen
26
Van de os op de ezel springen
Chaotisch praten
27
Iets moois geven aan hen die de waarde er niet van kennen
Rozen voor de varkens strooien
28
Rozen voor de varens strooien
Iets moois geven aan hen die de waarde er niet van kennen
29
Hij is afgunstig op andermans geluk
Hij kan de zon in het water niet zien schijnen
30
Hij kan de zon in het water niet zien schijnen
Hij is afgunstig op andermans geluk
31
Aan het kloosterleven verzakken
De kap over de haag werpen
32
De kap over de haag werpen
Aan het kloosterleven verzaken
33
Het is gemakkelijk met andermans geld royaal te zijn
Het is goed riemen maken uit andermans leer
34
Het is goed riemen maken uit andermans leer
Het is gemakkelijk met andermans geld royaal te zijn
35
Iemand tegenwerken
Iemand een stok in het wiel steken
36
Iemand een stok in het wiel steken
Iemand tegenwerken
37
Geld verspillen
Geld in het water gooien
38
Geld in het water gooien
Geld verspillen
39
Twee mislukkelingen bewerken samen hun val
Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze beiden in het water
40
Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze beiden in het water
twee mislukkelingen bewerken samen hun val
41
Te laat komen
Achter het net vissen
42
Achter het net vissen
Te laat komen
43
Toezicht houden
Een oogje in het zeil houden
44
Een oogje in het zeil houden
Toezicht houden
45
Je leugens zijn ontdekt
Door de mand vallen
46
Door de mand vallen
Je leugens zijn ontdekt
47
Op hete kolen zitten
Bang en ongeduldig wachten
48
Bang en ongeduldig wachten
Op hete kolen zitten
49
Te laat komen en niets meer krijgen
De hond in de pot vinden
50
De hond in de pot vinden
Te laat komen en niets meer krijgen
51
Hij laat iets oogluikend toe
Hij ziet iets door de vingers
52
Hij ziet iets door de vingers
Hij laat iets oogluikend toe
53
Aan één been knagen
Steeds over hetzelfde onderwerp zeuren
54
Een hypocriet
Hij is een pilaarbijter
55
Steeds over hetzelfde onderwerp zeuren
Aan één been knagen
56
Hij is een pilaarbijter
Een hypocriet
57
Zijn pijlen verschieten
Zonder nadenken handelen, je troeven verspelen
58
elkaar voor de gek houden
Ze nemen elkaar bij de neus
59
Zonder nadenken handelen, je troeven verspelen
Zijn pijlen verschieten
60
Ze nemen elkaar bij de neus
Elkaar voor de gek houden