Staatsrecht Flashcards

(114 cards)

1
Q

6 rechtsgebieden in het algemeen

A

civiel recht
contractenrecht
goederenrecht
huurrecht
letselschade
personen en familierecht
bestuursrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschil privaat en publiek

A

privaat = verhouding burgers onderling of bedrijven onderling
publiek = de verhouding tussen burgers en de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschil materieel en formeel recht

A

materieel = inhoud, regels, Sr
formeel = procedure, Sv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verschil nationaal en internationaal recht

A

nationaal = binnen nederland
internationaal = buiten nederland dmv verdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de rechtsbronnen

A

de wet
het gewoonterecht
jurisprudentie
besluiten van volkenrechtelijke organisaties
verdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke van de rechtsbronnen hoort bij het internationale recht

A

het gewoonterecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

heeft nationaal recht betekenis in die van het internationale

A

nee in beginsel is dit niet het geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil objectief en subjectief recht

A

objectief = de grondwet, geldt voor iedereen, positief recht, kiesrecht
subjectief = vloeit voort uit, specifieker, vrijheid van meningsuiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe noemen we jurisprudentie ook wel

A

het rechtersrecht
in de uitspraken kan hij als rechter meer betekenis geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de rechtsgebieden met betreffende plaats in wettenbundel aangeven

A

bestuursrecht = Awb
strafrecht = Sr
privaatrecht = BW
europees recht = verdrag betreffende de eu
burgerlijk procesrecht = burgerlijke rechtsvordering RV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rechtsregels en gedragsregel

A

rechtsregels = rechtsfeit die schriftelijke wordt opgesteld en een handtekening
gedragsregel = gewone afspraak tussen vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verticale verhouding

A

publiekrecht, het algemene belang
overheid en burger
geen beperkingen opleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

horizontale verhouding

A

privaatrecht, de individuele belangen van de burgers
burgers onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wet in materiële zin

A

regels die voor iedereen gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wet in formele zin

A

gemaakt door de regering in samenwerking met de staten generaal (eerste en tweede kamer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wet in positieve zin

A

alle rechtsregels die op dit moment in nl gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

positief recht

A

objectieve recht
bepaalde tijdstip en plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

eigendomsrecht

A

subjectieve recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

relatieve competentie

A

de regels die bepalen in welke plaats en bij welke rechtbank de procedure is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de regering

A

de koning en de ministers
bevoegdheid om wetgeving te maken
geven de uitvoering aan de gemeentelijke niveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ministerraad

A

alle ministers
leiding van de minister president
besluiten over het beleid van de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

kabinet

A

de ministers en de staatssecretarissen
benoemt de commissaris van de koning, burgemeester en alle leden van de rechterlijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de staten generaal

A

De eerste en tweede kamer
deze vormen samen weer het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

parlement

A

beide kamers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wie heeft de wetgevende macht in nl
de staten generaal
26
welke drie machten bij de trias politica
wetgevende macht uitvoerende macht rechterlijke macht
27
visie van montesquieu
de rechters moeten strikt de letter van de wet volgen de volk zou de bevoegdheid moeten hebben voor wetgeving wij krijgen dan meer stem
28
andere naam voor de trias politica
strikte scheiding der machten
29
Art. 81 Gw
voorlezen dit is niet in overeenstemming met de zuivere trias politica leer
30
in welke wet staat hoe het koninkrijk der Nederlanden is ingericht?
in het statuut
31
hoeveel landen heeft het koninkrijk der Nederlanden
4 landen Nederland, Aruba, curaçao en sint maarten
32
welke eilanden horen daar niet bij maar zijn caraïbische nederland
bonaire sava sint eustatius
33
decentralisatie
het kabinet neemt een maatregel dit laten zij uitvoeren door een lager bestuursorgaan
34
parlementaire democratie
stemmen, elke 4 jaar, vanaf 18 en ouder, nederlandse identiteit
35
constitutionele monarchie
de positie van de koning in de Gw
36
gedecentraliseerde eenheidsstaat
dat wij de taken en bevoegdheden op verschillende niveaus hebben belegd
37
de staat
een land met een eigen onafhankelijk bestuur
38
soevereiniteit
een recht van de hoogste bestuursorganen om iets uit te voeren zonder verantwoording af te leggen aan de rest
39
fractie
groep van volksvertegenwoordigers die zich binnen het parlement organiseert voor de samenwerking
40
monarchie
regeringsvorm waarbij een persoon de macht heeft zoals een koning
41
formateur
iemand die een kabinet formeert/samenstelt
42
informateur
het opstellen van een regeerakkoord is zijn taak
43
regeerakkoord
overeenkomst tussen twee partijen in het parlement
44
regeringsverklaring
de rede van een regeringsleider waarin het beleid van een nieuwe regering wordt medegedeeld
45
de vierde macht
een term voor de machten die buiten de trias politica vallen zoals de pers/media
46
klassieke grondrechten
vrijheidsrechten die een burger heeft
47
sociale grondrechten
bestaan nog niet zo lang actief optreden van de overheid is vereist
48
clausulering
een specifieke bepaling om iets in de grondwet te kunnen wijzigen
49
de wetgevende macht
legt verantwoording af regering en staten generaal controleren en maken wetten
50
uitvoerende macht
politie voert wetten uit
51
rechtsprekende macht
rechters in civiel recht klaagt verdachten aan OM
52
doel van de trias politica
machtsmisbruik door een staat voorkomen vrijheid van de burgers te waarborgen
53
checks and balances
we zorgen ervoor in NL dat er een machtsevenwicht is, de een mag de ander controleren samenwerking
54
betekenis begrip decentralisatie
verticale verspreiding van bevoegdheden over verschillende bestuursniveaus
55
heeft nederland een strikte machtenscheiding
nee
56
wat is nederland
nederland is een constitutionele monarchie met een parlementair stelsel
57
AVV
een algemeen verbindend voorschrift APV of bestemmingsplan
58
attributie
toekennen van een nieuwe bevoegdheid aan een bestuursorgaan
59
delegatie
dat een bestuursorgaan zijn bevoegdheid overdraagt, bij subdelegatie gebeurt dit nog een tweede keer
60
mandaat
iemand heeft de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan een besluit te nemen, ondergeschikte
61
om wat gaat het als iets via de wet wordt toegekend
altijd attributie
62
hiërarchie van de regelgeving
verdragen grondwet wet in formele e zin algemene maatregel van bestuur ministeriële regeling provinciale verordening gemeentelijke verordening waterschap verordening
63
verdragen
moet in de NL wetgeving worden gezet
64
grondwet
vrijheid van meningsuiting
65
wet in formele zin
regering en staten generaal maken samen de wettenb
66
algemene maatregel van bestuur
regering mag dit opnemen
67
ministeriële regeling
minister
68
provinciale verordening
provinciale staten
69
gemeentelijke verordening
gemeenteraad
70
waterschap verordening
bestuur van de waterschappen
71
hoe komt een wet in formele zin tot stand?
voorbereiding departement behandeling ministerraad advies raad van state behandeling tweede kamer behandeling eerste kamer ondertekening koning wet plaatsing in het staatsblad datum inwerkingtreding
72
voorbeeld internationale wetgeving
EVRM lijkt op de grondwet mensenrechten staan hier ook in
73
verschil klassieke en sociale grondrechten
klassiek = regels waardoor wij beschermd worden tegen de overheid, afdwingbaar, burger komen in actie, eerste artikelen sociaal = overheid moet in actie komen, maatschappelijk, inspanning leveren, verdere artikelen
74
soorten klassieke grondrechten
vrijheidsrechten politieke rechten en gelijkheidsrechten
75
vrijheidsrechten
godsdienst meningsuiting vereniging vergadering onderwijs en huisrecht
76
politieke rechten
actieve kiesrecht zelf stemmen passieve kiesrecht verkiesbaar stellen recht van petitie
77
gelijkheidsrechten
gelijke behandeling discriminatieverbod
78
verschil NL en koninkrijk der nederlanden
Nederland is Nederland Koninkrijk der Nederlanden = Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten Art. 1 Statuut bijzondere gemeenten = Sint eustatius, saba en bonaire BES eilanden
79
verschil wet in formele en materiële zin
formeel = procedure, totstandkoming, Art. 81 Gw materieel = inhoud, AVV
80
AVV, welke stapjes
gemaakt door een bevoegd gezag geldt voor een onbepaalde groep personen bekendgemaakt en geldt voor een bepaald gebied zoals bijv Nederland
81
hiërarchie van de regelgeving
hoeveel gewicht aan een orgaan toekennen het belangrijkste rijtje; verdragen / verordeningen / besluiten statuut grondwet wet in formele zin amvbs ministeriële regelingen provinciale verordeningen gemeentelijke verordeningen of waterschapsverordeningen
82
totstandkoming van een wet in formele zin rijtje
Art. 82 Gw, wetsvoorstel wordt ingediend raad van state geeft advies tweede kamer eerste kamer bekrachtigd met handtekening bekendmaking datum inwerkingtreding kan met terugwerkende kracht nooit ten nadele van de burger
83
drie belangrijke begrippen A D M
Attributie delegatie mandaat
84
attributie
Art. 10:22 Awb nieuwe bevoegdheid gemaakt op basis van de wet of een wet in formele zin Art. 81 is een goed voorbeeld, aan hen is toegekend om dit te mogen uitvoeren
85
delegatie
Art. 10:13 Awb een hoofdorgaan geeft zijn zaak aan een lager orgaan overdragen wetgevende bevoegdheid in eigen naam en ook verantwoordelijk
86
mandaat
Art. 10:1 Awb uitvoering in naam van een orgaan boven jou eigen vaak in dienst van hetzelfde bedrijf minister van in opdracht van
87
hoe komt jurisprudentie tot stand?
niet alles staat in de wet rechter creatief qua oplossingen juiste motivering regelsregel is de jurisprudentie aanvulling op het recht
88
kenmerken van een staat
grondgebied bevolking soeverein gezag erkenning
89
parlementaire democratie
niet direct maar indirect Art. 50 GW centraal niveau = tweede kamer verkiezingen gemeentelijk niveau = gemeenteraad verkiezingen
90
de 4 kenmerken van een democratie
1 = vertegenwoordiging, wij kiezen deze mensen, stemmen 2 = een rechtsstaat 3 = een parlementair stelsel, verhouding tussen de regering en beide kamers, controle 4 = grondrechten bevatten regels, wij als burgers worden beschermd tegen de overheid, huiszoekingsbevel is bv nodig voordat je naar binnen kunt
91
de vijf belangrijkste rechtsgebieden
staatsrecht = organisatie hiervan bestuursrecht = uitvoerende taak vd overheid strafrecht = gedrag van mensen burgerlijk recht = personen en hun vermogen volkenrecht = internationaal recht
92
hoeveel landen in de EU
27 landen
93
kenmerken van een rechtsstaat
legaliteitsbeginsel scheiding der machten onafhankelijke rechtspraak eerbiediging grondrechten
94
de vier functies van het recht
gedragsregels, normatieve functie procedure, geschiloplossende functie aanvullend, additionele functie verkeersregels, instrumentele functie
95
soorten wetgevers
nationaal = centraal niveau zoals de regering en Staten-Generaal decentrale = provinciaal en gemeentelijk niveau
96
rangorde van de wetten
hoog boven laag bijzonder boven algemeen jong boven oud
97
vonnis
hoofdregel door de rechtbank gegeven
98
arrest
wordt gewezen door een gerechtshof en de hoge raad
99
redeneerwijzen
a contrario = de wet is alleen geschreven voor die concrete gevallen analogie = uitbreiding van een rechtsregels
100
decentralisatie
machten over verschillende overheidsniveaus verdeeld lagere overheden zoals de gemeente
101
soorten spreiding
territoriaal = lagere overheden krijgen de bevoegdheid, regelen hun eigen huishouden binnen de grenzen functioneel = voor een doel en hebben geen grenzen
102
laagste overheidslichaam
het waterschap combinatie van beide spreidingen
103
Tweede Kamer en Eerste kamer aantal leden
150 leden 75 leden
104
districtenstelsel
kandidaten worden per district gekozen, indeling van het land
105
stelsel van evenredige vertegenwoordiging
landelijk kiezen
106
monarchie
koning vaak symbolisch
107
clausulering
beperking op de grondrechten
108
grondwetswijziging
andere manier dan andere wetten Art. 137 Gw twee lezingen verplicht Bij de tweede lezing wordt de tweede kamer ook ontbonden Vaak 2/3 van de meerderheid van de stemmen
109
seign en contraseign
seign is de koning en contra is de minister
110
instructienormen
richt zich tot de overheid bepaalde tijd voor gedragsbepalingen in nationale wetgeving te krijgen
111
self executingnormen
hebben een directe werking gericht tot de burger
112
wie maakt een AMvB
de regering
113
vier vormen van het recht op informatie
het vragenrecht = ieder kamerlid heeft het recht om vragen te stellen het recht van interpellatie = het recht om met een minister in debat te treden over een onderwerp het enqueterecht = meerderheid vd kamers, de bevoegdheid om een commissie in te stellen die zelfstandig onderzoek doen het budgetrecht = prinsjesdag en begrotingen van belang
114
medebewind
van hogerhand de opdracht wordt verstrekt een bepaalde materie binnen bepaalde grenzen te regelen