Stijlfiguren Flashcards
(24 cards)
stijlfiguur
een bijzonder gebruik van een woord, een bijzondere formulering of een afwijking van de gebruikelijke zinsbouw met de bedoeling een speciaal effect te bereiken
variatio
gebruik van verschillende grammaticale constructies in gelijkwaardige zinsdelen
chiasme
of kruisstelling
overeenkomende woorden of zinsdelen worden kruisgewijs geplaatst, zodat je de Griekse letter ‘chi’ (X) krijgt als je ze zou verbinden (A-B-B-A)
alliteratie
twee of meer opeenvolgende lettergrepen of woorden beginnen met dezelfde medeklinker(s)
hyperbaton
scheiding van twee bij elkaar horende woorden (meestal substantief met adjectief dat ermee congrueert) door er één of meer woorden tussen te plaatsen –> letterlijke vertaling uit het Grieks: ‘overstap’
-metrisch hyperbaton: om metrische redenen (metri causa)
-schilderend of expressief hyperbaton: om het adjectief te benadrukken
enjambement
het doorlopen van de zin van het ene vers op het volgende, doordat een woord of woordgroep inhoudelijk nog. bij het vorige vers hoort –> soms extreme hyperbaton
inversie
Omkering van de volgorde werkwoord - onderwerp
metonymie
(Gr. ‘naamsverwisseling’)
vervangen van een woord door een verwant begrip
-stof ipv voorwerp dat eruit vervaardigd is
-abstract ipv concreet
-concreet ipv abstract
-deel ipv geheel (pars pro toto)
metafoor
een woord of uitdrukking wordt niet letterlijk gebruikt, maar in een overdrachtelijke of figuurlijke betekenis
retorische vraag
vraag waarop de spreker of schrijver geen antwoord verwacht
synchysis
Verstrengeling van woorden. Twee woordgroepen zijn in elkaar verstrengeld (A-B-A-B) –> verbinding van twee hyperbata
onomatopee
of klanknabootsing
woorden die geluiden, vooral van de natuur, nabootsen
apostrofe
het woord rechtstreeks richten tot een afwezige persoon
personificatie
voorstelling van dieren, voorwerpen of abstracte begrippen als menselijke wezens of met menselijke eigenschappen
litotes
ontkenning van het tegendeel
poëtisch meervoud
gebruik van een woord in meervoud ipv enkelvoud
collectief enkelvoud
gebruik van een woord in enkelvoud ipv meervoud
epitheton ornans
louter versierend adjectief bij een substantief
hypallage
congruentie van een adjectief met een ander substantief dan waar het inhoudelijk bij hoort
graecisme
gebruik van een vorm, woord of constructie uit het Grieks (Nederlands: barbarismen)
anafoor
= repetitio, herhaling van eenzelfde woord of woordgroep aan het begin van opeenvolgende zinsdelen, zinnen of verzen
assonantie
twee of meer opeenvolgende lettergrepen of woorden hebben dezelfde klinker(s)
hendiadys
twee nevengeschikte substantieven (verbonden door een voegwoord) drukken 1 (samengesteld) begrip uit
prolepsis
vooruitwijzing