Stilistische middelen basislijst klas 4 (voor Q3) Flashcards

(20 cards)

1
Q

Een opsomming in drie delen.

A

Trikolon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een vraag waarbij niet de bedoeling is dat hij wordt beantwoord. Wordt vooral gebruikt om verbazing/verontwaardiging/ongeloof/woede uit te drukken.

A

Retorische vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een dubbele tegenstelling om het tegendeel van iets te benadrukken (bijv. “niet slecht gedaan”).

A

Litotes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het uit elkaar plaatsen van woorden die grammaticaal bij elkaar horen (zoals een bn en zn). Het uit elkaar plaatsen kan over een versregel of een hele strofe gaan.

A

Hyperbaton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een of meerdere woorden zijn weggelaten (vaak een vorm van esse), waardoor een onvolledige zin ontstaat.

A

Ellips

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een kruislingse plaatsing van tweemaal twee woorden die inhoudelijk of grammaticaal hetzelfde zijn. Hierdoor ontstaat de volgorde A B B A.

A

Chiasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een verbinding van twee of meer tekstelementen zonder verbindingswoord.

A

Asyndeton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inhoudelijk tegengestelde begrippen die dicht bij elkaar staan (bijv. warm en koud)

A

Antithese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een tekstelement aan het begin van een zin/versregel wordt herhaald in de volgende zinnen/versregels. Hierbij hoeft het herhaalde tekstelement NIET strikt dezelfde vorm te hebben (bijv. een andere naamval).

A

Anafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De beginletter van 2 of meer woorden die dicht bij elkaar staan is hetzelfde.

A

Alliteratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trikolon

A

Een opsomming in drie delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Retorische vraag

A

Een vraag waarbij niet de bedoeling is dat hij wordt beantwoord. Wordt vooral gebruikt om verbazing/verontwaardiging/ongeloof/woede uit te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Litotes

A

Een dubbele tegenstelling om het tegendeel van iets te benadrukken (bijv. “niet slecht gedaan”).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hyperbaton

A

Het uit elkaar plaatsen van woorden die grammaticaal bij elkaar horen (zoals een bn en zn). Het uit elkaar plaatsen kan over een versregel of een hele strofe gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ellips

A

Een of meerdere woorden zijn weggelaten (vaak een vorm van esse), waardoor een onvolledige zin ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chiasme

A

Een kruislingse plaatsing van tweemaal twee woorden die inhoudelijk of grammaticaal hetzelfde zijn. Hierdoor ontstaat de volgorde A B B A.

17
Q

Asyndeton

A

Een verbinding van twee of meer tekstelementen zonder verbindingswoord.

18
Q

Antithese

A

Inhoudelijk tegengestelde begrippen die dicht bij elkaar staan (bijv. warm en koud)

19
Q

Anafoor

A

Een tekstelement aan het begin van een zin/versregel wordt herhaald in de volgende zinnen/versregels. Hierbij hoeft het herhaalde tekstelement NIET strikt dezelfde vorm te hebben (bijv. een andere naamval).

20
Q

Alliteratie

A

De beginletter van 2 of meer woorden die dicht bij elkaar staan is hetzelfde.