Studietaak 4 Flashcards

(56 cards)

1
Q

Wat zijn de overeenkomsten tussen de verschillende theorieën over informatieverwerking?

A
  • Informatieverwerking gebeurt in fases die voorkomen tussen ontvangen van een stimulus en een respons
  • Binnenkrijgen van informatie > verwerken > terughalen
  • Ze geloven allemaal dat informatie verwerking bijdraagt aan alle cognitieve activiteiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat houdt de (vroege) informatieverwerkingstheorie verbal learning in?

A

Stimulus-responsassociaties: Ebbinghaus zijn onderzoek naar taal leren m.b.v. nonsens lettergrepen toonde aan dat drie factoren van invloed waren op het gemak of de snelheid van het leren.
1. Betekenisvolheid (woorden die betekenisvol zijn worden makkelijker geleerd)
2. Overeenkomst (hoe meer woorden op elkaar lijken, hoe moeilijker te leren i.v.m. verwarring)
3. Tijdsduur (gedistribueerde oefening leidt tot beter leren)

Ebbinghaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat zijn de drie soorten leertaken die door leeronderzoekers zijn gebruikt in verbal learning?

A
  • Serial learning: woorden ophalen in de volgorde zoals ze gepresenteerd zijn
    vb: Een gedicht
  • Paired-assocaite learning: Het leren van twee woorden die bij elkaar horen (vb: cat-tree). Leren blijkt makkelijker als twee woorden betekenisvol kunnen worden gekoppeld
    vb: cat runs up tree
  • Free-recall learning: Een lijst met woorden in willekeurige volgorde onthouden. De eerste en laatste woorden uit de lijst blijven het beste hangen. Ook blijkt dat mensen woorden m.b.v. categorieën onthouden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat houdt de (vroege) informatieverwerkingstheorie gestalt-theorie in?

A

Een psychologische benadering die zich richt op hoe mensen perceptie en cognitie organiseren. De theorie stelt dat we de wereld om ons heen wordt gezien als georganiseerde en samenhangende gehelen. Het centrale idee van de Gestalt-theorie is dat “het geheel meer is dan de som van de delen.

Wagemans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat houdt volgens de gestalt-theorie Phi-Phenomenon in?

A

Het brein kan voor de gek gehouden worden, men kan de suggestie van beweging wekken door stilstaande beelden op het juiste moment aan te bieden

Dit fenomeen verwijst dat zintuigelijke waarneming niet objectief is, maar wordt bewerkt door ons brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat houdt volgens de gestalt-theorie betekenisvolle perceptie in?

A
  • Het brein geeft betekenis aan sensorische input en koppelt losse onderdelen tot een betekenisvol geheel (vb: een boom zien als geheel, niet als lossen delen als bladeren/takken/boomschors)
  • Inzicht: het meeste leren gebeurt snel, door ineens ‘inzicht’, namelijk de oplossing te bedenken.
  • Het bovenstaande bewijst volgens de Gestalt theorie dat leren betekenisvol en bewust gebeurt, de processen in het brein kunnen niet in kleine stukjes worden gehakt voor onderzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat zijn de gestalt-theory principes?

A
  • Figure-ground figuur tegen een achtergrond.
  • Proximity (nabijheid) onderdelen bij elkaar horen.
  • Simularity (gelijkenis) gelijkenis tonen in bijv. kleur of vorm.
  • Proximity outweighing simularity twee lijnen die bij elkaar horen dichter op elkaar staan.
  • Common direction patroon met dezelfde richting.
  • Simplicity verschillende geofiguren die elkaar overlappen, dan dat het één gezamenlijk deel is.
  • Closure onafgemaakte patronen invullen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat houdt de (vroege) informatieverwerkingstheorie two-store (dual) memory model in?

A

Vroege informatieverwerkingsmodel waarbij sensorische geheugen, korte termijngeheugen en langetermijngeheugen centraal staan (basis voor latere modellen).

Atkinson & Shiffrin

Bewijs voor deze theorie:
- Primacy effect: begin van de te leren lijst wordt beter onthouden
- Recency effect: laatst van de te leren lijst wordt beter onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat houdt de (vroege) informatieverwerkingstheorie levels (depth) of processing theory in?

A

Deze theorie betreft de verschillende niveaus waarin informatie wordt verwerkt:
- Fysiek (surface)
Schrijf je het woord in hoofdletters? wren - nee
- Akoestisch (phonological/sound)
Rijmt op den
- Semantisch (meaning)
Kleine vogel

Hoe dieper het niveau waarop een item wordt ingewerkt, hoe beter het geheugen.

Problemen met deze theorie:
- Diepte van de lagen is onduidelijk, zowel in definitie als in meetbaarheid.
- Waarom is de context waarin geleerd wordt zo belangrijk voor de toets resultaten?
- Herhaling blijkt belangrijker dan diepte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vroege informatieverwerkingstheorie

Wat houdt de (vroege) informatieverwerkingstheorie contemporary information processing model in?

A

Het model gaat er vanuit dat informatie in het geheugen begint als sensorische input uit de omgeving.

Deze theorie lijkt op het two-store memory model, maar heeft belangrijke veranderingen:
- Het systeem is dynamisch: transfer van WM naar LTM en terug (STM verandert in WM)
- Geen ‘control process’, maar cognitieve en motivatie factoren bepalen het proces van bewerken van informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Perception

Wat houdt perception in?

A

Het betekenis verlenen aan input uit de omgeving doorgekomen via de zintuigen.

Werking: input registreren in sensorische registers > transportatie naar goede breinstructuur > input vergeleken met kennis in LTM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Perception

Wat zijn sensorische registers?

A

Opslag voor sensorische informatie die verkregen wordt door de zintuigen die een eigen geheugen hebben.

  • Elk zintuig heeft eigen register dat informatie kort vasthoudt in dezelfde vorm waarin het is ontvangen
  • Sensorische registers werken parallel, meerdere zintuigen worden gelijktijdig aangesproken.
  • Onderwijs: zicht (iconic) & echoic (gehoor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Perception

Wat zijn de twee LTM vergelijkingen?

A
  • Bottum-up processing: proces begint vanuit de input van het sensorisch register (aandacht trekt naar zich toe: felle kleuren).
    vb: lezen – letter voor letter verklanken (beginnende lezer)
  • Top-down processing: proces wordt beïnvloed door mening en kennis op perceptie, eigenlijk wat we hopen/denken waar te nemen (Oost-Indisch doof).
    vb: lezen automatiseren – hele woorden lezen, tekstvervolg voorspellen (ervaren lezer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Encoding

Wat houdt encoding in?

A

Proces van het klaarmaken van nieuwe informatie voor integratie en opslag in het LTM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Encoding

Wat houdt het werkgeheugen in?

A

Is ons geheugen van onmiddellijk bewustzijn (info die momenteel in onze gedachten zitten).

Werking: Het werkgeheugen is aan het ‘werken’, omdat het informatie uit de STM en LTM manipuleert, managet en transformeert. Wanneer informatie is geprocessed door het sensorisch geheugen, komt het in het WM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Encoding

Wat zijn de factoren die encoding stimuleren (processen encoding)?

A
  • Elaboration: koppelen van nieuwe kennis aan bestaande informatie in je geheugen
    vb: mnemonic strategies, maar let op: als ze ingewikkeld zijn, helpen ze niet en worden ze vergeten
  • Organization: Georganiseerde/gestructureerde leerstof verbetert het geheugen, omdat onderdelen systematisch aan elkaar gelinkt zijn
    vb: hiërarchisch schema, mentaal beeld
  • Schemas: Een structuur die grote hoeveelheden informatie omzet naar een betekenisvol systeem, welke wordt opgeslagen in het LTM.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Encoding

Wat zijn twee belangrijke processen in het werkgeheugen (processen werkgeheugen)?

WM

A
  • Maintenance: onderhouden van kennis die binnenkomt.
  • Retrieval: ophalen van kennis uit het LTM.
    vb: als je leest onderhoud het WM voor een paar seconde wat je hebt gelezen. Als je het wilt herinneren moet je het herhalen of kijken hoe het verband houdt met kennis die je al hebt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Encoding

Wat houdt chunking in?

WM

A

Een techniek waarmee je de capaciteit van je geheugen vergroot.

  • Betekenis geven aan eenheid (19451963, jaartallen)
  • Beperkt in duur / capaciteit (7 chunks)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Encoding

Wat houdt memory scanning in?

WM

A

Inzicht in hoe informatie is verkregen uit WM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Encoding

Hoe werkt het werkgeheugen-model van Baddely?

WM

A

Het werkgeheugenmodel van Baddeley beschrijft hoe informatie tijdelijk wordt opgeslagen en verwerkt tijdens cognitieve taken. Het model bestaat uit vier hoofdcomponenten:
1. Central executive: Regelt aandacht en verdeelt middelen tussen de andere componenten, de kern van het WM, stuurt de aandacht doelgericht.
2. Phonological Loop: Dit systeem helpt om verbale informatie kort te onthouden door het in je hoofd te herhalen (vb: als je een telefoonnummer probeert te onthouden voordat je het opschrijft)
3. Visuospatial Sketchpad: Dit systeem slaat visuele en ruimtelijke informatie op
(vb: wanneer je probeert een route in je hoofd voor te stellen of je voorstelt waar meubels in een kamer staan).
4. Episodic buffer: Integratie/opslag van informatie en de schakel tussen WM/LTM.

Dit model helpt verklaren hoe complexe taken, zoals leren en probleemoplossing, mogelijk worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Encoding

Wat is cognitieve belasting?

WM

A

De eisen die worden gesteld aan het informatieverwerkingssysteem (WM).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Encoding

Welke drie soorten cognitieve belasting zijn er?

WM

A
  • Intrinsic cognitive load: leerstof
    wordt bepaald door de complexiteit van de leerstof. Hoe meer nieuwe informatie elementen er worden gegeven hoe hoger de intrinsieke belasting. De intrinsieke belasting is moeilijk te veranderen, complexe leerstof kun je niet veel makkelijker maken.
  • Germane cognitive load: de strategieën om de leerstof te verwerken
    De intrensieke belasting in combinatie met de extrinsieke belasting. Dit is belasting die je zelf veroorzaakt door je eigen inspanningen/motivatie. Hoeveel belasting je hebt aan het jezelf motiveren.
  • Extrinsic cognitive load: presentatie van de leerstof
    alle belasting die niet met de inhoud van de leerstof te maken heeft. Alle aspecten waarmee de leerstof wordt gepresenteerd. Laag houden, want deze is minder relevant voor de te leren leerstof.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

LTM

Wat houdt het langetermijn geheugen (LTM) in?

A

Opslaan van informatie/kennis. Uit dit geheugen wordt informatie naar en van het werkgeheugen gestuurd. Dit heeft de grootste capaciteit en kan kennis langer opslaan.

Onderscheid tussen:
- Declaratieve kennis (weten wat) kan snel worden opgedaan maar ook snel worden vergeten.
- Procedurele kennis (weten hoe) wordt vaker makkelijker (automatischer) opgehaald.

24
Q

LTM

Wat is een proposition?

A

De kleinste unit van informatie die als waar of niet waar bestempeld kan worden (basis units van kennis/betekenis in LTM). Propositions vormen netwerken die samengesteld zijn uit knooppunten (knooppunten/nodes zijn meestal woorden)

25
# LTM Wat is een **propositional network**?
Propositions worden gevormd door regels; knooppunten leiden tot propositions, die leiden tot netwerken. - Propositions zijn met elkaar verbonden, als ze een element delen. - Zonder gedeeld element zal er geen transfer ontstaan
26
# LTM Welke twee **soorten kennis** zijn er?
- **Declaratieve kennis** (weten dat iets zo is) kan snel worden opgedaan maar ook snel worden vergeten. *(vb: het kennen van namen, data, feiten, en definities)* - **Procedurele kennis** (weten hoe) wordt vaker makkelijker (automatischer) opgehaald. *(vb: fietsen, typen, piano spelen)*
27
# LTM Hoe verloopt het **opslagproces**?
1. **Ontvangen** van nieuwe info. 2. De nieuwe info wordt in één of meer propositions in het **WM** gebracht. 3. **Gerelateerde** propositions worden geactiveerd. 4. Nieuwe propositions worden geassocieerd met de oude d.m.v. **spreading activation**. 5. Alle nieuwe netwerken van propositions worden opgeslagen in **LTM**. - **Opslag problemen**: wanneer studenten geen propositions hebben die over hetzelfde gaan als de nieuwe propositions. Er is dan geen netwerk. - **Betekenisvolheid**, organisatie en uitwerking: vergemakkelijken het opslaan van informatie in het geheugen.
28
# LTM Wat houdt **spreading activation** in?
Help om uit te leggen hoe nieuwe info gelinket is aan de kennis uit het LTM. De onderliggende principes zijn: - Kennis kan worden gezien als een netwerk van knooppunten. - Knooppunten in dit netwerk kunnen in verschillende staten zijn die corresponderen met hun eigen level van activatie. - Activatie kan zichzelf spreiden langs de netwerken paden, waarbij de knooppunten andere knooppunten actief maken. *Het is gebaseerd op de activation levels van kennis. Je hebt één geheugen met verschillende activation states > info kan in een actieve of inactieve staat zijn.* *vb: Dit betekent dat als je bijvoorbeeld aan het woord "hond" denkt, je automatisch ook aan gerelateerde woorden zoals "kat," "huisdier," of "blaffen" kunt denken.*
29
# Toepassingen voor in het onderwijs *Toepassingen voor in het onderwijs*: Welke toepassingen zijn er voor het werkgeheugen? ## Footnote WM
WM heeft een beperkte capaciteit, hierdoor is het belangrijk dat je niet te veel info tegelijkertijd aanbiedt. Om het proces van encoding te versterken is het werken met schema’s in de klas handig. Je kan leerlingen het werken met schema’s aanleren om zo antwoorden te krijgen *vb: schema werkwoorspelling.*
30
# Toepassingen voor in het onderwijs *Toepassingen voor in het onderwijs*: Welke **advance organizers** zijn er? ## Footnote Advance organizers
- **Advance organizers**: stellingen aan het begin van de les die helpen om nieuwe kennis aan voorkennis te koppelen. - **Meaningfull reception learning**: leren is betekenisvol wanneer nieuw materiaal een systematische relatie heeft met delen uit het LTM. - **Expository organizers**: nieuwe kennis die nodig is om de lesstof te begrijpen. - **Comparative organizers**: introduceren van nieuwe stof door vergelijkingen te verduidelijken met soortgelijke stof.
31
# Toepassingen voor in het onderwijs **Gagné** heeft een theorie geformuleerd die de condities van leren highlight, welke *twee stappen* zijn hierbij kritiek? ## Footnote Conditions of learning
1. het specificeren van leerresultaten 2. bepalen van leeractiviteiten.
32
# Toepassingen voor in het onderwijs Wat houdt de instructietheorie van **Gagné** in? ## Footnote Conditions of learning
- **Intellectuele skills** (procedures/concepten/regels) - **Verbale informatie** (feiten) - **Cognitieve strategieën** (herhaling/oefening/probleemoplossing) - **Motorische vaardigheden** (overgooien met de bal) - **Attitudes** (gulheid, eerlijkheid, rechtvaardigheid)
33
# Toepassingen voor in het onderwijs Wat zijn de instructie fases volgens **Gagné**? ## Footnote Conditions of learning
**Preparation for learning** - Stap 1 Aandacht trekken - Stap 2 Doelen verduidelijken - Stap 3 Voorkennis ophalen **Acquisition and performance** - Stap 4 Inhoud presenteren - nieuwe kennis naar WM - Stap 5 Ondersteun het leren - nieuwe kennis naar LTM - Stap 6 Oproepen van het geleerde - nieuwe kennis ophalen uit LTM - Stap 7 Feedback geven **Transfer of learning** - Stap 8 Cueing retrieval - Stap 9 Verschillende content toepassen/generaliseren
34
# Toepassingen voor in het onderwijs Wat zijn de twee **learning conditions**? ## Footnote Conditions of learning
- **Internal conditions**: vooraf aanwezige skills en cognitieve processen (kunde van de leerling). - **External conditions**: omgevingsfactoren (materiaal, instructie, etc.) ## Footnote *Beide condities moeten zo volledig mogelijk worden omschreven bij het ontwerpen van instructie.*
35
# Toepassingen voor in het onderwijs Wat zijn **learning hierarchies**? ## Footnote Conditions of learning
Een georganiseerde set aan vaardigheden, waarbij de hoogste de ‘target skill’ is. Om dit te kunnen bereiken moet je kijken wat de voorwaardelijke vaardigheden zijn.
36
# Toepassingen voor in het onderwijs Hoe kun je de **cognitieve belasting** *minimaliseren*? ## Footnote Cognitive load
- **Scaffolded assistentce** (ik/wij/jullie/jij-model) - **Leerstof aanbieden simpel > complex** (opbreken in behapbare stukjes) - **Authentieke taken gebruiken bij instructi**e (betekenisvolle instructie) - **Samenwerkend leren** (cognitieve lading kan worden verdeeld over de verschillende studenten) - **Zo weinig mogelijk extrinsic load** (door steeds op kleinere delen te focussen, zijn leerlingen niet overweldigd en kunnen ze zich beter focussen op één element)
37
# Retrieval Hoe kan je met verschillende propositions antwoord geven op een vraag, terwijl die niet in het geheugen zit?
1. Info die je binnenkrijgt (vb: vraag), activeert verwante kennis in het geheugen door spreading activation, om zo tot het antwoord op de vraag te komen. 2. Als de geactiveerde propositions niet het antwoord geven, gaat de activation spread door totdat het antwoord is gevonden. 3. Kennis is opgedeeld in propositions. Hierdoor blijft het retrieval proces doorgaan, ook al bestaat de info die moet worden opgehaald niet in die exacte vorm in het geheugen.
38
# Retrieval Wat zijn **retrieval strategies**?
1. **Herhaling**: Herhaaldelijk oefenen van informatie, zowel oppervlakkig als diepe verwerking. 2. **Actieve Recall**: zelftesten om informatie actief op te halen. 3. **Organisatie**: structureren van informatie door chunking. 4. **Retrieval Cues**: contextuele en associatieve hints om ophalen te vergemakkelijken. 5. **Spaced Repetition**: Iherhalen over langere tijdsintervallen.
39
# Retrieval Wat houdt **encoding specificity** in?
Het encoding specificity principle stelt dat de kans om informatie succesvol op te halen groter is wanneer de cues die tijdens de retrieval (ophalen) worden gebruikt, overeenkomen met de cues die aanwezig waren tijdens de encoding (codering) van die informatie. *vb: topografie leren met kleuren vs. leren zonder kleuren* De manier waarop kennis wordt gecodeerd bepaalt welke retrieval cues die kennis effectief zullen activeren: - **Encoding-retrieval similarity**: in een specifieke context vb: het herinneren van informatie in dezelfde kamer waarin je deze hebt geleerd kan de retrieval verbeteren. - **Context**: dezelfde emotionele of fysiologische toestand.
40
# Retrieval Welke factoren zijn belangrijk bij het effectief processen en retrieval van **declarative knowledge**?
**Betekenisvolheid** - Het legt makkelijker verbindingen met propositional networks. **Elaboration** - Door info in WM actief te houden, wordt de kans groter dat het permanent wordt opgeslagen in het LTM. - Retrieval **Organization** - Verbetert retrieval, omdat relevante info aan elkaar wordt gelinkt, zodat wanneer retrieval wordt gecued, spreading activation alle relevante propositions activeert.
41
# Retrieval Welke factoren zijn belangrijk bij het effectief processen en retrieval van **declarative knowledge**?
- Retrieval cues triggeren associaties in het geheugen en het proces van spreading activation activeert relevante informatie. - Verschil zit erin dat procedures transform information. Bijvoorbeeld door een algoritme toe te voegen bij een probleem, hierdoor gaat het probleem van onopgelost naar opgelost.
42
# Retrieval Wat houdt **false memory** in?
False memory zijn herinneringen aan iets dat helemaal niet is gebeurd. Geassocieerde kennis kan worden gecombineerd op zo’n manier dat het deels waar is.
43
# Forgetting Wat houdt **forgetting** in?
Het verliezen van kennis uit het geheugen of de onkunde om kennis op te halen uit het geheugen.
44
# Forgetting Wat is de **interference theory**?
**Interference Theory**: Volgens de theorie zijn geleerde associaties nooit helemaal verdwenen/vergeten. Het vergeten komt door concurrerende associaties die de kans verlagen om de correcte associatie op te halen. - **Proactieve Interferentie**: Oude informatie kan het onthouden van nieuwe informatie bemoeilijken. *vb: als je een nieuw telefoonnummer leert, kan het oude nummer dat je goed kent, je verwarren.* - **Retroactieve Interferentie**: Nieuwe informatie kan het onthouden van oude informatie verstoren. *vb: het leren van een nieuwe taal kan invloed hebben op je vermogen om een eerder geleerde taal te herinneren.*
45
# Forgetting Wat zijn de **oorzaken** van interference?
Verschillende oorzaken voor interference: - **Sterkte van de originele encoding**: Informatie die oorspronkelijk sterk is gecodeerd (door herhaling), is waarschijnlijk toegankelijker dan informatie die zwak is gecodeerd. - **Alternatieve netwerk paden**: Informatie die via veel routes toegankelijk is, wordt eerder onthouden dan informatie die alleen via enkele routes toegankelijk is. - **De hoeveelheid vervorming van informatie**: Door kennis te vervormen of samen te voegen met andere kennis, is er een kans op interference (maakt moeilijk om op te halen). ## Footnote - Het lijkt erop dat sommige kennis uit het LTM systematisch vergaat met het verstrijken van de tijd. - Vergeten is ook gunstig
46
# Relearning Wat houdt **relearning** in?
Het leren van materiaal voor de tweede of volgende keer nadat het eerder is geleerd, zodat nieuwe kennis in het LTM daar permanent blijft en niet vergeten wordt. - Onderzoek suggereert dat een deel van de kennis in het LTM niet permanent verloren gaat. - Relearning onderzoek suggereert dat we mogelijk niet vergeten, maar in plaats daarvan in LTM meer kennis bewaren dan we ons kunnen herinneren, herkennen of terughalen. ## Footnote Een factor die invloed heeft op relearning, is toetsen. - Ophalen uit het geheugen helpt het geheugen de opgehaalde kennis te versterken. - Het kan ook zo zijn dat toetsen vraagt om kennis te structureren > LTM opslag + herleren
47
# Transfer Wat houdt **transfer** in?
Het toepassen van wat je geleerd hebt in een andere context. ## Footnote *Zonder transfer zou al het leren situatie specifiek zijn en veel instructietijd zou worden verloren aan het herleren van vaardigheden in verschillende contexten.*
48
# Transfer Welke **soorten** transfer zijn er?
- **Positive Transfer**: eerder leren faciliteert het nieuwe leren. *vb: leren rijden in een geschakelde auto, resulteert in ook kunnen rijden in andere geschakelde auto’s.* - **Negative Transfer**: eerder leren interfereert met nieuw leren (of maakt het moeilijker) *vb: leren rijden in een geschakelde auto, resulteert in het niet kunnen rijden in een automaat.* - **Zero Transfer**: één type van leren heeft geen zichtbare invloed op het nieuw leren.
49
# Transfer In welke drie termen wordt de *historische visie* op **transfer** omschreven?
1. **Identical elements**: transfer hangt af van identieke elementen of gelijkwaardige elementen in situaties. 2. **Mental discipline**: het begin van niveau van leerlingen bepaalt hoe goed ze zijn in het nieuwe leren. 3. **Generalization**: verwijst naar het proces waarbij kennis of vaardigheden die in één specifieke context zijn geleerd, worden toegepast in andere, vaak verschillende, situaties.
50
# Transfer Wat zijn de *hedendaagse perspectieven* op **transfer**?
Transfer hangt af van de student, namelijk of hij/zij de structuur tussen het leren en de leercontext kan herkennen. Informatie in het geheugen zal transfer faciliteren wanneer de lerende de structuur in de transfer context herkent. Hoe meer links in het LTM bij een onderwerp, hoe beter de transfer.
51
# Transfer Welke *soorten* **transfer** zijn er?
1. **Near Transfer** Veel overlap tussen situaties – originele en transfer contexten zijn vergelijkbaar. *vb: Een leerling leert rekenen met breuken in de les en gebruikt die kennis vervolgens bij het maken van huiswerk over breuken. De context (rekenen met breuken) is vrijwel hetzelfde.* 2. **Far Transfer** Weinig overlap tussen situaties – originele en transfer contexten zijn niet vergelijkbaar. *vb: Een leerling leert samenwerken tijdens een groepsproject op school en past diezelfde samenwerkingsvaardigheden toe tijdens een sportwedstrijd in de buitenschoolse activiteiten*. 3. **Literal Transfer** De leerling past exact dezelfde kennis of vaardigheid toe in dezelfde situatie. *vb: Een leerling leert een specifiek trucje om een som op te lossen (bijvoorbeeld 7 x 8) en gebruikt precies datzelfde trucje op een toets met dezelfde soort sommen*. 4. **Figural Transfer** De leerling past geleerde kennis toe in een vergelijkbare, maar iets andere situatie. *vb: Een leerling leert een klok af te lezen in de les en past die kennis toe wanneer hij of zij een digitale klok moet lezen of de tijd moet schatten zonder klok*. 5. **Low Road Transfer** De leerling past automatisch en zonder veel nadenken geleerde kennis toe in een vergelijkbare situatie. vb: Een leerling leert de tafels van vermenigvuldiging uit het hoofd en past die automatisch toe tijdens het boodschappen doen, bijvoorbeeld als de prijs van een product vermenigvuldigd moet worden. 6. **High Road Transfer** De leerling moet bewust nadenken over hoe de kennis die hij/zij heeft geleerd, kan worden toegepast in een andere situatie. vb: Een leerling leert tijdens een aardrijkskundeles over het maken van kaarten en gebruikt die kennis later om een plattegrond van de school te tekenen. **Forward-Reaching Transfer** De leerling leert iets en denkt na over hoe die kennis in de toekomst van pas kan komen. *vb: Een leerling leert hoe hij of zij een presentatie moet maken in groep 7 en denkt na over hoe die vaardigheid nuttig zal zijn voor een spreekbeurt in groep 8*. **Backward-Reaching Transfer** De leerling heeft een nieuwe vaardigheid geleerd en past die toe op iets wat hij of zij al eerder heeft gedaan. *vb: Een leerling leert een betere manier om lange zinnen te begrijpen en past die nieuwe techniek toe wanneer hij een oud leesboek herleest om de tekst beter te begrijpen*.
52
# Transfer Welke *drie fases* zijn er volgens **Phye's model** voor het verbeteren van strategy transfer?
1. **Acquisitie**: Leerlingen leren nieuwe strategieën en oefenen met de strategie om zo duidelijk te krijgen hoe ze de strategie moeten gebruiken. 2. **Retentie**: Verder oefenen met oefenmateriaal. 3. **Transfer**: Leerlingen passen strategieën toe in nieuwe contexten (motivatie is een cruciale invloed op transfer)
53
# Toepassingen voor in het onderwijs - forgetting *Toepassingen voor in het onderwijs*: Welke toepassingen zijn er voor **forgetting**?
- **Actief ophalen verbetert retentie**: *vb: Na een les over dieren, stelt de leraar dagelijks vragen over de namen en kenmerken van verschillende dieren. Door de informatie herhaaldelijk op te halen, onthouden leerlingen deze beter, in plaats van alleen het boek herhaaldelijk door te lezen.* - **Testing Effect**: *vb: Een leerkracht geeft wekelijks kleine quizzen na elke les over breuken. In plaats van alleen opnieuw het hoofdstuk door te nemen, moeten leerlingen actief nadenken en antwoorden geven, wat hun begrip van breuken op de lange termijn versterkt.* - **Oefenen in verschillende contexten**: *vb: Leerlingen leren nieuwe woordenschat door het spelen van spelletjes, het maken van zinnen, en het toepassen van woorden in verschillende opdrachten. Door de woorden in verschillende situaties terug te halen, worden ze beter onthouden en gebruikt in de toekomst. * ## Footnote Overige tips: - De te leren stof vaak herhalen. - Huiswerk en klaswerk structureren, zodat voorkennis erbij wordt betrokken. - Wanneer een nieuwe les wordt geïntroduceerd, kijk terug naar de vorige lessen.
54
# Toepassingen voor in het onderwijs - transfer *Toepassingen voor in het onderwijs*: Welke toepassingen zijn er voor **transfer**?
- **Expliciete instructie voor transfer:** Docenten moeten leerlingen bewust maken van hoe ze kennis kunnen toepassen in verschillende situaties. - **Gebruik van variatie:** Door verschillende soorten taken en contexten te bieden, leren leerlingen dat kennis en vaardigheden kunnen worden gebruikt in diverse situaties. - **Metacognitie bevorderen:** Het aanmoedigen van reflectie op het leerproces en het nadenken over wanneer en hoe geleerde informatie kan worden toegepast, vergroot de kans op succesvolle transfer. ## Footnote Overige tips: - Huiswerk zorgt ook voor transfer, omdat ze de kennis weer moeten toepassen. - Groepswerk waarbij gebruik wordt gemaakt van onderzoek/project-gebaseerd leren - Interactie met anderen kan zorgen voor dieper begrip voor de stof.
55
# Toepassingen voor in het onderwijs *Toepassingen voor in het onderwijs*: Welke toepassingen zijn er voor **encoding retrieval similarity**?
Het geheugen hangt sterk af van de relatie tussen de condities bij encoding en die bij het ophalen van kennis. *Bij instructies erg belangrijk, bijvoorbeeld als ze een som leren oplossen met een format, dan moeten ze dit format ook gebruiken bij een toets.*
56
# Toepassingen voor in het onderwijs *Toepassingen voor in het onderwijs*: Welke toepassingen zijn er voor **retrieval-based learning**?
- Zelftoetsen. - Opschrijven wat je hebt gelezen. - Mindmappen.