taalredactie 4 Flashcards
(60 cards)
wanneer gebruikt je wat als betrekkelijk voornaamwoord
- NA een overtreffende trap
- NA onbepaalde woorden
- NA een voorafgaande zin
betekenis homoniem
een woord met dezelfde uitspraak en spelling maar andere betekenis
het woord eindigd op een -y
moet de -s eraan of niet
eraan: als er een klinker voor de -y staat
eraf: als er een medeklinker voor de -y staat
synoniem iemand dat overal goed in is
allrounder
hebben handgebaren overal dezelfde betekenis
nee, culturen of groepen geven hun eigen betekenis aan verschillende gebaren.
bezitvorm van louis
louis’
meervoud oma
oma’s
bezitvorm van sarah
sarahs
meervoud alinea
alinea’s
wanneer schrijf je -‘ bij een eigen naam
wanneer het eindigd op op een sisklank of de eigennaam eindigd op een geschreven maar niet uitgesproken -s
meervoud cru
cru’s
meervoud opa
opa’s
hoe schrijf je meestal een bezitsvorm van eigen namen
-s eraan
voorbeeld homofoon
veilen: verkopen
vijlen: met een vijl werken
synoniem steevast
altijd, reeds, volgens een vaste gewoonte
betekenis homograaf
een woord met dezelfde spelling maar een andere uitspraak en betekenis
wanneer schrijf je ‘s bij een meervoud
als het een eindigd op een enkele, duidelijke, lang uitgesproken klinker
waneer schrijf je ‘s bij een eigen naam
als het eindigd op een enkele, lang uitgesproken klinker maar alleen als er leesverwarring mogelijk is
synoniem geestig gezegde, grappige manier om iets te zeggen
kwinkslag
synoniem wetenschappelijk
academisch
meervoud decolleté
decolletés
bezitvorm van Betty
betty’s
geef een voorbeeld van een onbepaald woord
niets, iets, weinig, alles, veel, enige
betekenis homofoon
een woord met dezelfde uitspraak maar een andere spelling en betekenis