taalvaardig (deel 1+2) Flashcards

(33 cards)

1
Q

electoraal

A

wat betrekking heeft op de verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lijstduwer

A

stemmentrekker die op de laatste plaats van een kieslijst wordt geplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kiesdrempel

A

de eis om een bepaald percentage van de stemmen te halen om zetels bemachtigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ministeriabel

A

geschikt om een ministerambt te bekleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fractie

A

groep vertegenwoordigers van een politieke partij in de Kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

coalitie

A

verbond tussen meerdere partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kopstem

A

stem die wordt uitgebracht op de lijst in het algemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vlottende kiezer

A

een kiezer die geregeld op een andere partij stemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

informateur

A

politicus die in opdracht van de koning de mogelijkheden onderzoekt tot de vorming van een kabinet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lijststrekker

A

eerste kandidaat op de kieslijst (lijstaanvoerder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kartel

A

tijdelijk verbond tussen twee partijen om de onderlinge concurrentie te verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tripartite

A

driepartijenregering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

communautair

A

wat betrekking heeft op de gemeenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zwevende kiezer

A

kiezer die onbeslist blijft tot het laatste moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

formateur

A

de samensteller van het kabinet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

parameter

A

maatstaf/ kenmerk/ variabele met een bepaalde waarde om andere grootheden af te meten

17
Q

emanatie

A

uitstraling/ uitvloeiing

18
Q

animositeit

19
Q

ex cathedra

A

vooraan voor een publiek lesgevend, zonder interactie

20
Q

in se

A

in wezen, op zich

21
Q

ad hoc

A

specifiek voor een bepaald geval

22
Q

ad valvas

A

op het mededelingenbord

23
Q

quod erat demonstrandum

A

wat moest aangetoond worden

24
Q

tabula rasa

A

met een schone lei beginnen

25
sui generis
met een eigen bijzondere aard
26
a posteriori
achteraf beschouwd
27
ad rem
gevat, raak
28
in extenso
in zijn geheel, volledig
29
in spe
toekomstig
30
id est
dat is, dat wil zeggen
31
in casu
in dat geval
32
contradictio in terminis
interne tegenspraak
33
ab ovo
vanaf het allereerste begin