Tachyaritmieën Flashcards

(24 cards)

1
Q

Wat houdt triggered activity in?

A

Myocyten vuren meerdere malen, terwijl ze maar een keer gestimuleerd zijn. Dit is meestal het gevolg van zogenaamde nadepolarisatie (early of delayed afterdepolarisaties: EAD’s/DAD’s) door elektrische onstabiliteit in de hartcelmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt abnormale automatie in?

A

Spontane depolarisatie (in fase 4 van actiepotentiaal) door bijvoorbeeld hypokaliëmie of bèta-stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt re-entry in?

A

Depolarisatie uit een circuit rondom een elektrisch ‘obstakel’ in het hartweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van premature ventriculair complex/extrasystole (PVC)?

A
  • komt bij vrijwel iedereen voor
  • gekenmerkt door een prematuur, verbreed QRS complex
  • het QRS complex wordt niet voorafgegaan door een bijbehorende P-top
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van ventriculaire tachycardie?

A
  • regulaire tachycardie, >100/min, ten minste 3 achtereenvolgende QRS complexen
  • verbreed QRS complex
  • doorgaans geen associatie tussen p-toppen en QRS complexen
  • <30 seconden = non-sustained VT
  • > 30 seconden = sustained VT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn oorzaken van een ventriculaire tachycardie?

A
  • structureel hartlijden: coronair lijden, cardiomyopathie, (aangeboren) elektrische afwijkingen (lang QT-syndroom, Brugada)
  • metabool: elektrolyten ontregeling/ernstige acidose
  • overig: longembolie, neurologisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe behandel je ventriculaire tachycardie?

A

Dit hangt af van hemodynamische stabiliteit:

  • hemodynamisch stabiel: medicatie (b.v. amiodaron, procainamide)
  • hemodynamisch instabiel: cardioversie/shock 150-360 joule

Vervolgens wordt er een analyse gedaan naar de oorzaak van de ventriculaire tachycardie met behulp van: lab, echo, coronairangiografie en MRI. Daarnaast wordt er een evaluatie gedaan voor ICD indicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt ventrikel fibrilleren in?

A
  • chaotische depolarisatie van de ventrikels

- geen contractiliteit… ‘hartstilstand’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt ventrikel fibrilleren behandeld?

A

Zo snel mogelijk reanimeren/defibrilleren, daarna onderliggende oorzaak behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke factoren verbeteren de prognose van reanimatie?

A
  • spoedige en adequate reanimatie techniek: automatische externe defibrillator (AED), reanimatietraining
  • spoedige behandeling van onderliggende oorzaak (o.a. spoed CAG/PCI)
  • koelprotocol/milde hypothermie gedurende 24 uur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een ICD?

A

Een implanteerbare Cardioverter Defibrillator:

  • automatische registratie en interpretatie van het hartritme
  • reactie op kamerritmestoornissen
    • anti-tachy pacing therapy
    • cardioverteren/defibrilleren (DC shock)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn indicaties voor een ICD?

A
  • secundaire preventie: overlevers van VF of sustained VT waarbij geen reversibele oorzaak is aangetoond
  • primaire preventie: patiënten met symptomatisch hartfalen (NYHA klasse 2-3) en EF < 35%, wanneer ten minste 3 maanden is behandeld met optimale hartfalen medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil in anamnese tussen atriumfibrilleren en re-entry tachycardieën?

A

Re-entry tachycardieën beginnen en eindigen plotseling. Een aanval van atriumfibrilleren begint plotseling. Deze eindigt elektrocardiografisch uiteraard ook plotseling. Omdat de ventrikelfrequentie in het begin erg hoog is en later geleidelijk daalt, vertellen patiënten vaak dat het plotseling begint en geleidelijk eindigt (verklaard discrepantie tussen ECG en anamnese in het termineren van atriumfibrilleren). Bij re-entry tachycardieën is het ritme regelmatig (drugverhoging), bij atriumfibrilleren is deze onregelmatig, bij beide is de hartfrequentie snel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is kenmerkend in de anamnese bij een sinustachycardie?

A

Tijdens een sinustachycardie vuurt de sinusknoop tussen de 100 en 180 slagen/minuut afhankelijk van de leeftijd. Sinustachycardie begint en eindigt meestal geleidelijk. Sinustachycardie is meestal het gevolg van een verhoogde vraag naar bloed van het lichaam, bijvoorbeeld bij inspanning, stress, infectie, bloedverlies en hyperthyreoïdie. Het kan ook een uiting zijn van een poging van het lichaam om verminderde pompkracht van het hart te compenseren, zoals bij cardiomyopathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen atriumflutter en atriumfibrilleren?

A

Bij een boezemflutter is er sprake van een re-entry-circuit in de boezems en wordt daarom ook wel een atriale macro-re-entrytachycardie genoemd. Een boezemflutter wordt meestal geïnitieerd door een boezemextrasystole. Het re-entry-circuit volgt meestal een en hetzelfde pad. Daardoor is boezemflutter een relatief stabiel hartritme, maar het kan ook overgaan in boezemfibrilleren.

Op het ECG is boezemflutter te herkennen aan een snelle zaagtand, die met name in afleiding II en V1 goed te zien is. De vorm van de zaagtand is afhankelijk van het circuit van de fluttergolf door de atria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt de irreguliere ventrikel respons bij een atriumflutter verklaart?

A

Er ontstaat een re-entry circuit in de boezem. Af en toe gaat er een signaal door via de AV-knoop naar de ventrikels.

17
Q

Hoe wordt boezemflutter behandeld?

A

Als er een onderliggende oorzaak is, moet deze behandeld worden. Verder lijkt de behandeling veel op de behandeling van boezemfibrilleren.

Mogelijke behandelingen zijn:

  • cardioversie: herstellen van het normale hartritme (elektrisch of met medicijnen)
  • medicijnen om de hartslag onder controle te houden
  • antistollingsmedicijnen: voorkomen van bloedstolsels
  • ablatie: maken van littekentjes in de binnenwand van het hart op de plaats waar de ritmestoornis ontstaat
18
Q

Op welke twee strategieën is de behandeling van boezemfibrilleren gebaseerd?

A
  • bloedverdunning

- hartritme vertragen of herstellen

19
Q

Wat is een ‘sick sinus’ syndroom?

A

Bij het Sick Sinus Syndroom werkt de sinusknoop niet goed. Hierdoor slaat het hart soms te snel en soms te langzaam. Bij het SSS geeft de sinusknoop meestal te weinig prikkels af en is het hartritme te langzaam. Het komt ook voor dat de sinusknoop afwisselend teveel en te weinig prikkels geeft. Het hart slaat hierdoor het ene moment te snel en dan weer te langzaam. De hartslag volgt niet de behoefte van het lichaam.

20
Q

Wat zijn 2 elektrocardiografische verschillen tussen een atriale extrasystole en een ventriculaire extrasystole?

A

Atriale extrasystole: voorafgegaan door een P-top en smal QRS complex

Extra: bij atriale extrasystole kan er ook nog een compensatoire pauze aanwezig zijn

Ventriculaire extrasystole: geen P-top en breed QRS complex

21
Q

Hoe wordt (indien nodig) extrasystolen behandeld?

A

Bètablokker of ablatie

22
Q

Wat is een lang QT-syndroom?

A

Het is een aandoening waarbij de QT-tijd verlengd is. Bij een verlengde QT-tijd is repolarisatie vertraagd. Dat wil zeggen dat de hartcellen langer nodig hebben om zich klaar te maken voor de volgende slag. Als er een nieuwe hartslag komt, terwijl nog niet alle hartcellen daar klaar voor zijn, kunnen ernstige ritmestoornissen ontstaan, zoals ventrikelfibrilleren.

23
Q

Wat is het Brugada syndroom?

A

Dit is een erfelijke aandoening waarbij de elektrische activiteit van het hart verstoord is. Dit kan leiden tot verschillende ritmestoornissen. Bij het Brugada syndroom is het hart normaal gevormd, maar is de prikkeloverdracht over de hartspiercellen verstoord. Om het hart samen te laten trekken, zijn elektrisch geladen deeltjes nodig, ionen. De 3 belangrijkste ionen bij prikkelvorming zijn calcium, natrium en kalium. Bij ongeveer een derde van de Brugadapatiënten is er een probleem met de natriumdeeltjes. Hierdoor stroomt er te weinig natrium de hartspiercellen binnen en raakt het ritme verstoord. Er kan dan een VT of VF optreden, hartkloppingen, onregelmatige hartslag, flauwvallen en duizeligheid

24
Q

Wat is Wolff-Parkinson-White syndroom

A

Wolff-Parkinson-White syndroom is een aangeboren hartritmestoornis. Er is een extra elektrische verbinding tussen de boezems en de ventrikels. ECG kenmerken:

  • delta wave: onduidelijk opgaande lijn van QRS complex
  • breed QRS complex
  • kort PR interval