Talking about concepts Flashcards
(140 cards)
1
Q
klein
niet belangrijk
A
minor
2
Q
groot
belangrijk
A
major
3
Q
groeiend
ontwikkelend
A
growing
4
Q
dringend
onmiddellijk
A
urgent
5
Q
eeuwigdurend
A
perennial
6
Q
onoplosbaar
A
insoluble
insurmountable
7
Q
ontstaan
voorkomen
A
to arise
to occur
to come up
8
Q
mention sth for people to discuss
A
to raise sth
9
Q
het hoofd bieden
tegenover iemand staan
A
to confront sb
to face sb
10
Q
onder ogen zien
A
to confront sth
to face up sth
11
Q
richten
think about a difficult situation and decide how to deal with it
A
to address sth
12
Q
iets onder de knie proberen te krijgen
A
to get grips with sth
13
Q
aanpakken
onderschappen
A
to tackle sth
14
Q
overwinnen
A
to overcome sth
15
Q
verergeren
A
to exacerbate sth (formal)
to aggravate sth
16
Q
een deuk in iemands vertrouwen veroorzaken
A
to dent (sb’s confidence, reputation, etc.)
17
Q
zelfvertrouwen
A
self-esteem
18
Q
laag zelfbeeld
weinig zelfvertrouwen
A
low self-esteem
19
Q
hoog zelfbeeld
veel zelfvertrouwen
A
high self-esteem
20
Q
iets onbenullig vinden
A
to make light of sth
21
Q
iets serieus nemen
A
to take sth seriously
22
Q
onbeduidend
A
trivial
23
Q
to accept and deal with a difficult situation without letting it worry you
A
to take sth in our stride
24
Q
iemand naar beneden halen
A
to get sb down
25
iets in perspectief houden
to keep sth in perspective
26
tegenslag
a setback
27
iemand geruststellen
to reassure sb
| to set sb's mind at rest
28
ergens achter staan
to be behind sth
29
achter iemand staan
to be behind sb
30
ongeacht
regardless of sth
31
articuleren
| duidelijk uitspreken
to articulate sth
32
articulatie
articulate
33
communicatiemiddel
channel of communication
34
vervallen
dilapidated
run-down
ramshackle
35
vroeger
formerly
| previously
36
iets verlaten
to abandon sth
37
iets bijhouden (bijvoorbeeld in originele staat laten)
to preserve sth
38
behoud
| bewaring
preservation
39
in verval raken
to fall into decay
| to fall into disrepair
40
restaureren
renoveren
vernieuwen
to rennovate sth
| to do sth up
41
stallen
stables
42
extreem
ultra
43
extreem modern
ultra-modern
44
extreem voorzichtig
ultra-cautious
45
ruïnes
ruins
46
(stoffelijk) overschot
remains
47
menselijke resten
human remains
48
dierlijke resten
animal remains
49
middeleeuws
medieval
50
de middeleeuwen
The Middle Ages
51
opsporen
to trace sth
52
iets naar iets terug traceren
to trace sth back to sth
53
volledig nieuw
brand new
54
geavanceerd
cutting-edge
55
geavanceerde technologie
cutting-edge technology
56
innovatief
innovative
57
apparaat
device
58
actueel
up to date
59
verouderd
out of date
60
tweedehands
second-hand
61
zo goed als nieuw
as good as new
62
als nieuw
like new
63
oprechtecht
genuine
| authentic
64
antieke
antique
65
antiek (zn)
antique
66
nieuwstaat
in mint condition
| in perfect condition
67
reproductie
replica
a thing made as a copy of an earlier object or style
reproduction
68
reproduceren
| weergeven
to reproduce sth
69
oud(heid)
ancient
70
hersteld
reconditioned
71
verpakking
packaging
72
```
doorslaand
daverend (heel groot)
```
resounding
73
een daverend succes
a resounding success
74
een daverende nederlaag
a resounding defeat
75
een daverende overwinning
a resounding win
76
een daverende zege
a resounding victory
77
goed uitpakken
| goed uitdraaien
to turn out well
78
slecht uitdraaien
to turn out badly
79
a way of doing things that has brought success
the secret of (your) success
80
an unexpected but important event
a stroke of sth
81
meevaller
| gelukstreffer
a stroke of luck
82
potentieel
potential
83
het potentieel vervullen
| use your natural abilities to achieve what you hoped to achieve
to fulfil your potential
| to realize your potential
84
geen enkele fout maken
not put a foot wrong
85
iets overwinnen
to overcome sth
86
een obstakel
an obstacle
87
in iemands weg
| iemand stoppen van iets te doen
in sb's way
| in the way
88
volledig mislopen
to come unstuck
89
het maken
| succes hebben
to make it
90
doorbraak
breakthrough
91
een doorbraak maken
to make a breakthrough
92
ene doorbraak bereiken
to achieve a breakthrough
93
steeds succesvoller worden
to go from strenght to strenght
94
een poging wagen (succesvol)
to make a go of sth
95
unable to do or understand sth because it is too hard
out of your depth
96
lastig
tricky
97
lastige situatie
tricky situation
98
lastige vraag
tricky question
99
lastig probleem
tricky problem
100
tegengas krijgen
| facing difficult problems or opposition
up against it
101
bergafwaarts gaan
go downhill
| deteriorate
102
laatste eindigen
to come bottom
103
eerste eindigen
to come top
104
met de hakken over de sloot
to scrape through (an exam)
105
iemand teleurstellen
to let sb down
106
be too old to do what you used to be able to do
to be past it
107
terugkeer
comeback
108
flop
flop
109
absoluut
| volledig
unmitigated
| absolute
110
de tijd vliegt voorbij
time flies
111
soms
from time to time
| now and again
112
mettertijd
in due course
113
used to say that sth should happen soon or should have happened already
it's about time
| it's high time
114
eens
| vroeger
at one time
115
op het laatste moment
to do sth at the last minute
to leave sth to the last minute
to leave sth till the last minute
116
terugblik
in retrospect
| looking back
117
voorlopig
for the time being
118
zijn tijd ten achter
behind the times
119
geleidelijk
| langzamerhand
over time
120
voor je tijd
before your time
121
achteraf gezien
with hindsight
| with the benefit of hindsight
122
gedurende
in de loop van
at a point within a period of time
during
123
gedurende
in de loop van
continuously within a period of time
throughout
124
tijdperk
| een specifieke periode in de geschiedenis
age
125
tijdperk
| een periode met bijzondere kwaliteiten of karakter
era
126
uitbreiden
| verlengen
to extend sth
127
verlengen
to prolong sth
128
beperken
| korten
to curtail
129
tussenpoos
| pauze
interval
130
a period of time when sth stops
gap
131
pauze
break
132
koffiepauze
coffee break
133
lunchpauze
lunch break
134
a short period of time or a particular activiy
a spell of
135
a period that forms part of an activity
| etappe
stage
136
faes
| a difficult period of time that sb/sth passes through
phase
137
vroeg stadium
| a period of time that forms part of a process or the development of sth
an early stage
| an early phase
138
voorbijgaan
| process of time
to pass by
to elapse by
to go by
139
spoedig
snel
-> nadat iets gebeurd is
soon
140
spoedig
snel
->een periode voor iets
shortly
