Tandem Vokabeln

Question 1

Guten Morgen!

Answer 1

Goedemorgen!

Question 2

Guten Nachmittag!

Answer 2

Goedenmiddag

Question 3

Guten Abend!

Answer 3

Goedenavond!

Question 4

Auf Wiedersehen!

Answer 4

Tot zien/ziens!

Question 5

Tschüss!

Answer 5

Doei!

Question 6

Wie geht es dir?

Answer 6

Hoe gaat het?

Question 7

Mir geht es gut

Answer 7

Met mij gaat het goed

Question 8

Danke

Answer 8

Dankjewel

Dankuwel (formal)

Question 9

Darf ich was fragen?

Answer 9

Mag ik wat vragen?

Question 10

Wo ist der Supermarkt?

Wo ist das Fitnesscenter?

Wo ist die Straßenbahnstation?

Answer 10

Waar is de supermarkt?

Waar is het fitnesscentrum?

Waar is het tramstation?

Question 11

Kann ich mit Karte zahlen?

Answer 11

Mag ik pinnen?

Question 12

Willst du eine Rechnung?

Answer 12

Wil je de bon?

Question 13

Sammeln Sie Sticker?

Answer 13

Spaar je zegels?

Question 14

Kann ich Sticker haben?

Answer 14

Mag ik zegels?

Question 15

Kann ich bestellen?

Answer 15

Mag ik bestellen?

Question 16

Was möchten Sie haben?

Answer 16

Wat mag het worden?

Question 17

Ich hätte gerne einen Cafe Latte and a stroopwafel

Answer 17

Ik wil graag een Cafe latte en een stroopwafel

Question 18

Ich will

Answer 18

Ik wil

Question 19

Hier bitte!

Answer 19

Alsjeblieft

Alstublieft (formal)

Question 20

Könnte ich bitte einen Matcha Latte und eine stroopwafel haben?

Answer 20

Mag ik een matcha latte en een stroopwafel alstublieft?


Question 21

Natürlich!

Answer 21

Natuurlijk

Question 22

Einen Moment bitte

Answer 22

Een moment geduld alstublieft

Question 23

Das macht 5,50 EUR

Answer 23

Dat wordt dan 5.50 euro

Question 24

Gern geschehen

Answer 24

Graag gedaan

Question 25

Haben sie einen schönen Tag!

Answer 25

Fijne dag verder

Question 26

Du auch!

Answer 26

Jij ook!

Question 27

Ich würde gerne bar bezahlen

Answer 27

Ik wil graag contant betalen

Question 28

Sie finden es auf der rechten Seite der Theke

Answer 28

Dat staat aan de rechter kant van het schap

Question 29

Wo ist der Hörsaal?

Answer 29

Waar is de hoorcollegezaal?

Question 30

Ich studiere Europarecht Ich mache Europarecht

Answer 30

Ik studeer European Law Ik doe European Law

Question 31

Was studierst du?

Answer 31

Wat studeer jij?

Question 32

Und du?

Answer 32

En jij?

Question 33

Mir geht es auch gut

Answer 33

Met mij gaat het ook goed

Question 34

Wie alt bist du?

Answer 34

Hoe oud ben jij?

Question 35

Ich bin 22/23

Answer 35

Ik ben tweeëntwintig/drieëntwintig

Question 36

Woher kommst du?

Answer 36

Waar kom je vandaan?

Question 37

Ich komme aus Österreich

Answer 37

Ik kom uit Oostenrijk

Question 38

Schokostreuseln

Answer 38

Hagelslag

Question 39

Wollen wir Ski fahren gehen?

Answer 39

Zullen we gaan skiën?

Question 40

Guten Appetit

Answer 40

Eetsmakelijk

Question 41

Ich bin auf der Suche nach der Universtität

Answer 41

Ik ben op zoek naar de universiteit

Question 42

nächster Supermarkt

Answer 42

dichtstbijzijnde supermarkt

Question 43

Ich suche den nächsten Supermarkt

Answer 43

Ik ben op zoek naar de dichtsbijzijnde supermarkt

Question 44

Wie komme ich dorthin?

Answer 44

Hoe kom ik daar?

Question 45

Sie gehen geradeaus und dann die zweite links

Answer 45

Je gaat hier rechtdoor en dan de tweede linksaf

Question 46

Der Raum befindet sich im Gebäude M

Answer 46

Het lokaal bevindt zich in gebouw M

Question 47

Heute ist es schön und sonnig

Answer 47

Het is lekker zonnig vandaag

Question 48

Hast du heute bei diesem schönen Wetter schon etwas vor?

Answer 48

Heb je nog plannen vandaag met dit mooie weer?

Question 49

Ich gehe mit ein paar Freunden in den Park

Answer 49

Ik ga met wat vrienden naar het park

Question 50

Klingt gut!

Answer 50

Klinkt goed/leuk

Question 51

Willst auch mitkommen?

Answer 51

Wil je ook komen?

Question 52

Um wie viel Uhr geht ihr?

Answer 52

Hoe laat gaan jullie?

Question 53

Wir gehen um drei Uhr

Answer 53

We gaan om drie uur

Question 54

Wir sehen uns dann

Answer 54

Zie je dan

Question 55

Nein, ich kann heute nicht

Answer 55

Nee ik kan niet vandaag

Question 56

Aber morgen habe ich Zeit

Answer 56

Maar ik heb morgen wel tijd

Question 57

Nein, ich kann heute nicht

Answer 57

Nee, ik kan vandaag helaas niet

Question 58

Es ist nett, dass du fragst

Answer 58

Lief dat je het vraagt

Question 59

Bedankt voor de uitnodiging

Answer 59

Danke für die Einladung