tenta Flashcards

(227 cards)

1
Q

Wat is vasculaire parkinsonisme?

A

Parkinson veroorzaakt door schade aan bloedvaten in de hersenen. Vaak meer uitgesproken klachten van traagheid, meer klachten in benen dan armen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het cerebellum krijgt informate door middel van mosvezels en klimvezels.
1. Noem twee bronnen die mosvezels naar het cerebellum sturen.
2. Noem één bron van klimvezels

A
  1. Bijvoorbeeld: pons, reticulaire formatie, vestibulaire kernen, ruggenmerg
  2. Oliva inferior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke bevinding bij het neurologisch onderzoek past niet bij een cerebellaire ataxie?

A

positieve test van romberg (verliest evenwicht met ogen dicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verlopen de banen va het cerebellum?

A

Cerebellaire cortex rechts-> ongekruist naar cerebellaire kern-> gekruist naar thalamus-> ongekruist naar motorcortex-> gekruist naar motoneuronen ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Bij de ziekte van Parkinson is sprake van een dopaminetekort.
  2. Bromocriptine kan door stimulatie van presynaptische D2-receptoren de endogene dopamine release remmen.
    Welke stelling is of welke zijn juist?
A

1 en 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de symptomen van een essentiele tremor?

A
  • handen en onderarmen trillen, meestal allebei
  • armen trillen meer als ze bewegen of gestrekt zijn
  • geleidelijk erger
  • het trillen kan tijdelijk erger worden door: cafeïne, nicotine, stress of angst, moe zijn
  • trillen kan minder worden door alcohol
  • komt in sommige families voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn myoclonieen?

A

Een myoclonie is een kortdurende verandering in spierspanning waardoor plotseling een onbedoelde snelle schokkende beweging ontstaat in het lichaam. Niet onderdrukbaar met de wil, meestal aritmisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ballisme?

A

Onwillekeurige, slingerende, onregelmatige, grove bewegingen proximaal. Langzamer dan chorea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is dystonie?

A

Verminderde spierspanning waardoor spieren overmatig actief zijn. Geeft onwillekeurige, aanhoudende spiersamentrekkingen; spasmen. Hierdoor kunnen repetitieve of draaiende bewegingen of een onnatuurlijke stand van het lichaamsdeel ontstaan. Vaak pijnlijke bewegingen, vaak gepaard met tremor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarop heeft de prepositus hypoglossi effect?

A

De Prepositus Hypoglossi (PPH) heeft een lage vuurfrequentie en heeft effect op de fixatie na de saccade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe uit bradyfrenie zich meest waarschijnlijk in een gesprek met de patiënt?

A

bradyfenie (vertraagd denken) uit zich vaak met spraak met veel onderbrekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Term voor stemming, waarbij de patiënt niet kan genieten van gewoonlijk plezierige gebeurtenissen

A

anhedonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke stappen doorloop je om een geheugen aan te maken?

A

Acquisitie: motorische en sensibele input
Encoding: eiwit modificatie
Consolidatie: eiwit synthese, slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee symptomen staan bij een frontotemporale dementie meestal minder op de voorgrond?
A geheugenstoornis
B apraxie
C ontremming van gedrag
D achteruitgang van taalbegrip
E verlies van empathie

A

geheugenstoornis, apraxie (aangeleerde handelingen uitvoeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ij een split-brain patiente is in het verleden het corpus callosum doorgenomen om ernstige epileptische aanvallen te verminderen. Zij doet
nu mee aan een experiment. Op een monitor kijkt ze naar een stip. Vervolgens is er kort het woord HUIS te zien, links van de stip. Je vraagt
haar om de ogen te sluiten en daarna óf te benoemen óf met een hand te tekenen wat zij heeft gezien.
Kies de juiste alternatieven om onderstaande bevindingen kloppend te maken.
Als je haar alleen had gevraagd om te benoemen wat zij gezien heeft, kan zij dat…
Als je haar alleen had gevraagd om met een hand te tekenen wat zij gezien heeft, kan ze dat…

A

niet
alleen met haar linkerhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zes symptomen die passen bij een verhoogde liquordruk zijn:
1. Cognitieve stoornissen
2. Bewustzijnsdaling
3. Braken
4. Hoofdpijn
5. Loopstoornis
6. Urine incontinentie
Welke symptomen zijn meest passend bij een snel ontstaan verhoogde liquordruk en welke symptomen zijn meest passend bij een geleidelijk ontstaan verhoogde liquor druk?

A

Snel: hoofdpijn, braken, bewustzijnsdaling
Langzaam: cognitieve stoornissen, urine incontinentie, loopstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de hierarchie van psychiatrische stoornissen?

A
  1. neurocogniteve stoornissen (bijv. dementie, delier)
  2. Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen
  3. Stemmingsstoornissen (zoals depressie)
  4. Angststoornissen
  5. Somatische-symptoomstoornissen en verwante stoornissen
  6. Persoonlijkheidsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis
Depressie met vitale kenmerken
Posttraumatische stressstoornis
Sociale angststoornis
Stoornis in gebruik van cocaïne
Waanstoornis
Wat is de juiste hiërarchie van deze stoornissen?

A

1 waanstoornis
2 depressie met vitale kenmerken
3 sociale angststoornis
4 posttraumatische stressstoornis
5 stoornis in gebruik van cocaïne
6 antisociale persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij welke symptomen moet, na het overlijden van een dierbare, een depressieve stoornis worden overwogen in plaats van een rouwreactie?

A

Excessieve schuldgevoelens
Doodsgedachten (of suïcidegedachten)
Preoccupatie met gevoel van waardeloosheid
Psychomotore remming
Langdurige en duidelijke beperking in functioneren
Hallucinatoire belevingen anders dan horen van stem of zien van beeld van overledene (alleen hallucinaties wordt niet goed gerekend)
Stemmingscongruente wanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een veel voorkomende bijwerking van paroxetine?

A

Hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij welke angststoornis past hulpeloosheid in geval van onwel worden?

A

agorafobie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de life-timeprevalentie van angststoornissen binnen de Nederlandse bevolking?

A

ongeveer 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Volgens het cognitieve model is er een relatie tussen gebeurtenissen, gedachten, gevoelens en gedrag.
Drie beweringen over deze relatie zijn:
1. De gedachte bij een gebeurtenis leidt tot een gevoel en bepaald gedrag.
2. Het gevoel bij een gebeurtenis leidt tot een gedachte en bepaald gedrag.
3. Het gedrag bij een gebeurtenis leidt tot een gedachte en een gevoel.
Welke bewering is of welke zijn juist?

A

alleen 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke uitspraak over operante conditionering is of welke zijn juist?

A

Bij operante conditionering zorgt beloning voor het instandhouden van spontaan gedrag
Bij operante conditionering zorgt bestraffing voor het stoppen van spontaan gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Een suïcidaliteitsbeoordeling moet worden uitgevoerd conform de multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Welke methode moet volgens deze richtlijn worden gebruikt bij de suïcidaliteitsbeoordeling van een patiënt?
Methode: CASE methode (1p) Eerste van vier hoofdonderwerpen: actuele suïcidegedachten en gebeurtenissen
26
Wat is het verschil tussen een bipolaire stoornis type 1 en 2?
Bij mensen die zowel depressieve als manische episoden hebben doorgemaakt, spreekt men van een bipolaire stoornis type I. Ook bij mensen die alleen één of meerdere manische episoden hebben doorgemaakt, wordt een bipolaire I stoornis geclassificeerd. Bij mensen die naast depressies alleen hypomanische episoden hebben doorgemaakt, spreekt men van een bipolaire stoornis type II
27
Je ziet een 30-jarige vrouw met schizofrenie, die sinds een opname vijf maanden geleden 3mg haloperidol per dag gebruikt. Het gaat goed met haar, maar zij heeft wel last van gevoelens van onrust in de benen. Wat is hier meest waarschijnlijk aan de hand?
dit is een bijwerking van haloperidol, namelijk acathisie (rusteloos gevoel)
28
Een patiënt op de polikliniek heeft toenemend problemen met spreken: de spraak wordt steeds moeilijker te verstaan, doordat hij zacht spreekt en weinig articuleert, en de spraak erg monotoon is. 1. Van welke vorm van dysartrie is hier meest waarschijnlijk sprake? 2. Noem een ziektebeeld waarbij dit kan optreden.
1. Type dysartrie: Extrapiramidale dysartrie 2. Ziektebeeld: ziekte van Parkinson of parkinsonisme
29
Welke receptoren worden door Clozapine vooral geblokkeerd?
D4 receptoren
30
In het artikel Leefstijlinterventies bij psychiatrische aandoeningen (Deenink et al. 2022) worden drie factoren genoemd die kunnen bijdragen aan het verschil in leefstijl tussen mensen met en zonder een psychiatrische aandoening. Noem deze factoren en geef per factor één voorbeeld
Bijwerkingen van medicatie. Mogelijk voorbeelden: gewichtstoename, sufheid, bewegingsstoornissen. Symptomen van de aandoening. Mogelijk voorbeeld: somberheid, initiatiefloosheid, angst. Systemische factoren. Mogelijk voorbeeld: minder toegang tot zorg, stigma, financiële beperkingen
31
Waarvan remt disulfiram de afbraak?
aceetaldehyde
32
Wat is een voorbeeld of wat zijn voorbeelden van deze door de Nederlandse overheid getroffen maatregelen? A beperken van aantal verkooppunten van alcohol B overdag geen alcoholreclames op televisie en radio C winkels mogen maximaal 50% korting op alcoholische dranken geven D leeftijdscontrole (18+) bij aanschaf van alcohol E maximaal 0.1 promille bij autorijden F beboeten van meerderjarigen die minderjarigen op openbare plaatsen alcohol geven
a b d f max 25% korting, max promillage 0,5 of 0,2 beginnend bestuurder
33
Welk symptoom past bij een intoxicatie met amfetamine?
hallucinaties
34
Benoem één gebied van de hersenschors dat goede pijn verwerkt en één gebied dat slechte pijn verwerkt
Goede pijn: (primaire/secundaire) somatosensibele cortex Slechte pijn: anterieure gyrus cinguli, insula, amygdala
35
Welk van onderstaande stellingen corticosteroïden is juist? A Bij spinale epidurale metastasen met neurologische uitval zijn corticosteroïden absoluut gecontra-indiceerd. B Corticosteroïden zijn nooit effectief bij toename van pijn na bestraling van een pijnlijke botmetastasen. C Corticosteroïden zijn effectief bij kapselpijn door levermetastasen. D Corticosteroïden zijn nooit effectief bij neuropathische pijn.
c
36
Een posttraumatische stressstoornis kan pas gediagnosticeerd worden als de symptomen langer duren dan:
1 maand
37
Welke van de onderstaande middelen is het meest geschikt ter behandeling van inslaapproblemen?
temazepam
38
Welke bewering over het consequences model is juist?
A Volgens het consequences model houden niet-somatische gevolgen van klachten somatische klachten langdurig in stand
39
Een 25-jarige vrouw komt op je spreekuur na een oogzenuwontsteking die zou kunnen passen bij een aanval van MS. Ze heeft nog nooit eerder andere klachten gehad die kunnen passen bij MS. Op een MRI-hersenen zie je MS-afwijkingen op typische plaatsen die niet aankleuren met gadolinium contrast (periventriculair, infratentorieel). Je hebt geen aanwijzingen voor een infectie. Je kunt de diagnose MS echter niet stellen. 1. Motiveer waarom je de diagnose MS nu niet kan stellen. (1p) 2. Welke twee dingen kun je doen om tot een diagnose MS te komen?
1. Er is geen disseminatie in tijd (1) 2. Twee van de volgende (maximaal 2p, 1p per juiste mogelijkheid) Wachten op een volgende aanval Een lumbaalpunctie uitvoeren Een MRI-hersenen herhalen (of een MRI ruggenmerg maken met contrast)
40
Welke stelling over de prevalentie van kraamtranen is juist?
Deze prevalentie ligt tussen de 50-70%. In de meeste gevallen is dit fysiologisch en verdwijnt dit binnen 2 weken
41
Noem twee kenmerken van een radiculair syndroom S1 rechts
Uitstralende pijn rechterbeen in dermatoom S1 (buitenkant voet) Toename beenpijn bij hoesten, niezen en persen Minder gevoel dermatoom S1 (rechts buitenkant voet) Minder kracht wortel S1 rechts (op tenen staan /gastrocnemicus) Positieve proef v Lasegue rechts Verminderde of afwezige Achilles Pees Reflex (APR) rechts
42
1. Een decarboxylaseremmer verhoogt de opname van levodopa uit het maagdarmkanaal. 2. Een decarboxylaseremmer faciliteert de omzetting van levodopa in dopamine in de bloedbaan. 3. Een decarboxylaseremmer blokkeert de afbraak van dopamine in de lever. Welke reden is of welke redenen zijn juist?
alleen 1
43
Je stelt de diagnose essentiële tremor. Noem twee 1e keuze geneesmiddelen die je aan de patiënt kunt voorschrijven
propranolol, mysoline, topiramaat
44
Bij het psychiatrisch onderzoek van een 30-jarige vrouw constateer je een stoornis in de waarneming, waarbij de patiënt het gevoel heeft alsof lange objecten, zoals hoge gebouwen, bomen en lantaarnpalen, gebogen zijn. Wat is de juiste term hiervoor?
derealisatie
45
Noem één overeenkomst en één verschil tussen een loopstoornis op basis van een cerebellaire oorzaak en een loopstoornis op basis van een achterstrengstoornis.
Overeenkomst: breedbasisch patroon, grote pas Verschil: cerebellair geen verbetering bij optische correctie versus wel verbetering bij achterstrengstoornis
46
Wat is de functie van de Paramedian Pontine Reticular Formation?
De Paramedian Pontine Reticular Formation (PPRF) heeft een hoge vuurfrequentie en heeft effect op de snelheid van de saccade
47
Bij de ziekte van Huntington degenereren vooral de ‘medium spiny neurons’ van het zogenaamde indirecte circuit van de basale kernen. Wat is het effect van deze uitval op de activiteit van neuronen in het interne deel van de globus pallidus?
Deze activiteit neemt af waardoor diens remming van de thalamus afneemt en resulteert in een hyperkinetisch syndroom
48
Zes stoornissen zijn: frontotemporale dementie gegeneraliseerde angststoornis paranoïde persoonlijkheidsstoornis persisterende depressieve stoornis schizofrenie somatisch symptoomstoornis Wat is de juiste hiërarchie van deze stoornissen?
1 frontotemporale dementie 2 schizofrenie 3 persisterende depressieve stoornis 4 gegeneraliseerde angststoornis 5 somatisch symptoomstoornis 6 paranoïde persoonlijkheidsstoornis
49
emv score
E: 4: Opent ogen spontaan 3: Opent ogen op aanspreken 2: Opent ogen op pijnprikkel 1: Opent ogen niet M: 6: Voert eenvoudige opdracht uit 5: Lokaliseert een pijnprikkel (hand tot boven sleutelbeen) 4: Normale flexie op pijnprikkel 3: Abnormaal buigen op pijnprikkel 2: Extensie op pijnprikkel 1: Geen reactie op pijnprikkel V: 5: Georiënteerd in tijd, plaats en persoon 4: Conversatie mogelijk, doch verward 3: Spreekt, maar geen conversatie mogelijk 2: Kreunt alleen 1: Geen verbale uitingen
50
Na zijn operatie kan een patiënt geen declaratief geheugen meer aanmaken, maar kan nog wel plaatjes die niet helemaal compleet waren herkennen en woorden afmaken. 1. Hoe heet deze vorm van geheugen? 2. Welk hersengebied is bij deze vorm van geheugen betrokken?
1. Priming 2. Neocortex
51
Wat wordt er bedoeld met een communicerende hydrocephalus?
Geen obstructie ter plaatse van 3e ventrikel of aquaduct (vrije communicatie tussen ventrikels en naar foramina Luschka en Magendie)
52
Als je iemand met een split brain alleen te benoemen wat hij gezien heeft, wat zegt hij?
Alleen plaatjes rechts van de stip
53
De DSM-5 beschrijft voor zowel de diagnose dementie als de diagnose beperkte neurocognitieve stoornis twee criteria waaraan moet worden voldaan om deze diagnoses te kunnen stellen. Eén van deze criteria is ‘cognitieve achteruitgang’. Het verschil tussen beide stoornissen wat betreft dit criterium is de mate van beperking in cognitieve functies. Wat is het andere criterium conform de DSM-5 en wat is, wat betreft dit criterium, het verschil tussen beide stoornissen?
Criterium: onafhankelijk functioneren bij alledaagse activiteiten/zelfredzaamheid (1p). Verschil: Bij dementie is dit wel en bij beperkte neurocognitieve stoornis is dit niet duidelijk aangedaan
54
Welk kenmerk behoort of welke kenmerken behoren tot de melancholische kenmerken?
C psychomotore agitatie D buitensporige schuldgevoelens
55
Noem nog een ander verschil tussen een sociale-angststoornis en een obsessieve-compulsieve stoornis wat betreft angstige gedachten.
Angstige gedachten bij een sociale-angststoornis zijn egosyntoon en bij een obsessieve-compulsieve stoornis egodystoon
56
Drie beweringen over klassieke conditionering zijn: 1. Bij klassieke conditionering wordt een neutrale stimulus gekoppeld aan een geconditioneerde stimulus. 2. Bij klassieke conditionering wordt een neutrale stimulus gekoppeld aan een neutrale respons. 3. Bij klassieke conditionering wordt een neutrale respons gekoppeld aan een geconditioneerde respons. Welke bewering is of welke zijn juist?
alleen 1
57
Welke 3 dingen leiden tot suicidaliteit?
1. verhoogde kwetsbaarheid 2. stress 3. hopeloosheid/ uitzichtloosheid/ entrapment
58
Bij een 30-jarige man heb je de diagnose gegeneraliseerde-angststoornis gesteld. Je geeft advies over behandeling. Patiënt wil pertinent geen psychotherapie, maar wel medicatie. Wat is van onderstaande geneesmiddelen het middel van 1e keus?
Escitalopram
59
Welke stelling over lithium is of welke zijn juist? A Een combinatie van lithium en een TCA is gecontra-indiceerd. B Lithium wordt gedoseerd op basis van bijwerkingen/verdraagbaarheid. C Een veelvoorkomende bijwerking van lithium is misselijkheid. D Lithium kan een hypothyreoïdie veroorzaken. E Lithium is ongevaarlijk bij overdosering.
c en d
60
1. Agressief gedrag 2. Geen contactgroei 3. Onaangename lichaamsgeur 4. Levendige psychomotoriek 5. Verhoogd afleidbaar 6. Verminderde slaapbehoefte Onder welke groep van psychische functies vallen bovenstaande symptomen of gegevens?
Eerste indrukken: onaangename lichaamsgeur, geen contactgroei Cognitieve functies: verhoogd afleidbaar Affectieve functies: verminderde slaapbehoefte Conatieve functies: agressief gedrag, levendige psychomotoriek
61
In het artikel Leefstijlinterventies bij psychiatrische aandoeningen (Deenink et al. 2022) worden factoren beschreven die de effectiviteit van leefstijlinterventies kunnen vergroten. Noem vier van deze factoren
Toepassen combinatie van leefstijlfactoren Inzet gekwalificeerde professional Interventies die een sociale component hebben Haalbare doelen stellen Multidisciplinair samenwerken Zorgprofessionals die zelf meer bewegen/niet (meer) roken/meer aan richtlijnen voor gezonde voeding voldoen Prioriteit erkenning/cultuurverandering/langetermijnvisie in organisaties/teams/politiek
62
Wat is de definitie van een ‘denkfout’?
vertekende patronen van denken die vaak automatisch zijn en niet kloppen met de verkregen informatie of werkelijkheid
63
Welk symptoom past bij een intoxicatie met cocaïne?
pijn op de borst
64
Welke twee corticale gebieden hebben een verlaagde activiteit tijdens analgesie veroorzaakt door het placebo effect?
insula anterior cingulate cortex
65
Twee stellingen over kankerpijn zijn: 1. Tumorprogressie is bij kankerpijn de meest waarschijnlijke oorzaak van de behoefte aan een hogere dosis opioïden. 2. De maximale dosis van een opioïd is in het algemeen vooral afhankelijk van het optreden van bijwerkingen van dit opioïd. Welke stelling is of welke zijn juist?
1 en 2
66
Koppel de dermatomen aan de juiste wortel. A C6 B C8 C Th4 D Th10 E S1
C6 duim C8 pink Th4 tepellijn Th10 navel S1 kleine teen
67
Welke bevinding of bevindingen verwacht je bij compressie van het ruggenmerg onder het betreffende niveau?
spastische tonus + pathologische reflexen
68
Noem twee voorbeelden van pijn bij kankerpatiënten die veroorzaakt wordt door de behandeling tegen kanker
post-radiatie plexopathie chemotherapie geïnduceerde polyneuropathie post-dissectiepijn bestralingsmucositis hand-voet syndroom bij cytarabine
69
Wat is de life-timeprevalentie van de posttraumatische stressstoornis bij mannen en bij vrouwen?
mannen 5% en vrouwen 10%
70
Welk van de volgende verschijnselen is geen typische eerste presentatie van MS (klinisch geïsoleerd syndroom)?
polyneuropathie
71
Een 40-jarige man gebruikt vanwege angstklachten sinds een halfjaar dagelijks oxazepam. Hij wil is inmiddels begonnen met psychotherapie en wil met oxazepam stoppen. Je geeft hem advies. Maak onderstaande zin met betrekking tot de casus kloppend.
Rebound- en ontrekkingsverschijnselen duren gemiddeld tot 2 weken na het staken van oxazepam. Van rebound spreek je als na het staken de oorspronkelijk klachten in heviger mate dan voorafgaand aan de start van oxazepam terugkomen. Veel voorkomende onttrekkingssymptomen zijn gejaagdheid en spierspanning
72
Een 65-jarige man is in een half jaar toenemend moeizaam gaan lopen. Hij loopt wijdbeens. Op de polikliniek neurologie waar je als coassistent meeloopt, stel je vast dat de volgbewegingen van de ogen naar beide kanten met schokjes verlopen, dat de topneusproef en kniehielproef beiderzijds gestoord zijn, en dat hij beiderzijds hoge reflexen heeft met voetzoolreflexen volgens Babinski. Op de reeds gemaakte MRI-scan van de hersenen is een infarctje rechts in het cerebellum zichtbaar. Noem 2 argumenten waarom dit infarct de klachten niet verklaart.
Infarct zit rechts en er zijn beiderzijds klachten Bij infarct geen langzame toename van de klachten maar acuut en daarna meestal verbetering Beiderzijds Babinski hiermee niet verklaard
73
1. Bij comateuze patiënten kunnen meningeale prikkelingstesten fout-negatief zijn. 2. Uitstralende pijn en fixatie bij een omgekeerde proef van Lasègue past bij een radiculair syndroom L3 of L4 of een n. femoralis aandoening. Welke stelling is of welke stellingen zijn juist?
1 en 2
74
Maak onderstaande bewering over het zogenaamde hyperdirecte circuit van de basale kernen juist
Het hyperdirecte circuit is exitatoir en grijpt aan op het striatum en remt daardoor beweging
75
Welk type zenuwcellen wordt in verband gebracht met het versturen van foutmeldingen die de basis vormen voor het functioneren van het cerebellum?
oliva inferior cellen
76
Bij onderzoek zie je tijdens de anamnese niets aan patiënt. Als hij zijn armen recht vooruit steekt gaan beide handen direct trillen. Gezien zijn jonge leeftijd en de hinder die hij van de medicatie-resistente tremor ondervindt overweeg je diepe hersenstimulatie. Wat is de doelstructuur van diepe hersenstimulatie bij deze tremor?
thalamus
77
Een bewusteloze man van 50 jaar wordt door jou als huisarts in opleiding gezien in de thuissituatie. Hij ligt in bed. Zijn vrouw vertelt dat zij “seksuele gemeenschap hadden zoals dat heet”, maar dat dit werd onderbroken omdat hij plots hevige hoofdpijn kreeg. Hij gaf een schreeuw en daarna raakte hij bewusteloos. Bij onderzoek ademt hij zelf, de bloeddruk is 200/140 mm Hg. De rechterpupil is wijd en reageert niet op licht. Het rechterooglid hangt een beetje naar beneden en het oog staat enigszins naar buiten. De patiënt kreunt en lokaliseert op een pijnprikkel, met beide armen even vlot. Hij is meningeaal geprikkeld, want bij flexie van de nek trekt hij zijn benen op. 1. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? (1p) 2. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak voor het gedaald bewustzijn? (1p) 3. Wat is het mechanisme dat leidt tot de afwijkingen aan het rechteroog?
1. Subarachnoïdale bloeding (1p) 2. Verhoogde intracraniële druk door subarachnoïdale bloeding (1p) 3. N oculomotorius parese door aneurysma (dus niet inklemming)
78
Een van de klachten die zijn partner meldt, is dat hij ’s avonds verdwaalt op de gang in huis en de slaapkamer niet meer terug kan vinden. Waar is de oorzaak van deze klacht het meest waarschijnlijk te lokaliseren?
parietaalkwab
79
Bij ‘normal pressure hydrocephalus’ is er sprake van een trias van klinische verschijnselen. Welke drie verschijnselen zijn dit?
1. Loopstoornissen (1p) 2. Geheugenklachten/cognitieve stoornissen/mentale achteruitgang (1p) 3. Urine incontinenti
80
Wat is de nucleus accumbens?
De nucleus accumbens is een onderdeel van het stratium en speelt een rol bij verslavingsgedrag
81
Welke bijwerking is meest waarschijnlijk het gevolg van serotoninepotentiëring?
agitatie
82
In welke drie situaties wordt een angstrespons pathologisch genoemd?
Als na een angstprikkel de angstrespons te lang aanhoudt (1p) of te intens is (1p) is, en als de angstrespons optreedt zonder angstprikkel.
83
Welke combinatie van bijwerkingen van lithium is het meest waarschijnlijk bij iemand met een normale lithiumspiegel?
Gewichtstoename, fijne tremor van handen, polydipsie
84
Welke twee receptoren worden het sterkst geblokkeerd door risperidon?
A Serotonine-receptoren B Dopamine-receptoren
85
Patiënt 3: Een 40-jarige man met schizofrenie die iedere vier weken tegen zijn wil thuis een depot antipsychoticum krijgt. Patiënt 4: Een 25-jarige man met een verstandelijke beperking die op een gesloten woonvorm verblijft, waar hij niet mee heeft ingestemd. Welk wettelijk kader is van toepassing voor de uitvoering van de zorg die aan onderstaande patiënten verleend wordt?
Patiënt 3 Wvggz Patiënt 4 Wzd
86
Een grote Deense cohortstudie, die genoemd wordt in het artikel Leefstijlinterventies bij psychiatrische aandoeningen (Deenink et al. 2022), heeft aangetoond dat mensen met een psychiatrische aandoening – ongeacht welke diagnose – gemiddeld korter leven dan mensen zonder psychiatrische aandoening. Hoeveel korter is dit gemiddeld?
8 jaar
87
Op je spreekuur zie je een 28-jarige vrouw. Zij woont bij een zorgboerderij en komt met haar persoonlijk begeleider. Hij vertelt dat ze al 2 weken buikpijn aangeeft als zij geholpen wordt met douchen in de ochtend. In haar dossier zie je staan dat zij een verstandelijke beperking heeft met onbekende oorzaak en functioneert als een 5-jarige (IQ van 45). Als je vraagt naar haar eetpatroon zegt ze: ‘vandaag heb ik pannenkoeken gegeten en chocomel met slagroom gedronken’. De begeleider vult aan dat ze normaal eet, maar de laatste tijd iets minder dan normaal. Welk niveau van verstandelijke beperking past het meest bij de casus?
matig verstandelijke beperking diepe verstandelijke beperking (met een IQ < 20 / ontwikkelingsleeftijd onder de 3 jaar); ernstige verstandelijke beperking (IQ 20-34 / ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 5 jaar); matige verstandelijke beperking (IQ 35-49 / ontwikkelingsleeftijd 6-9 jaar; milde verstandelijke beperking (IQ 50-70 / ontwikkelingsleeftijd 9-12 jaar)
88
Alcohol wordt volgens 0de-orde kinetiek afgebroken, maximaal 8 gram/uur in geval van een gezonde lever. Een student van 90 kilo, waarvan 60% water, met een gezonde lever heeft om 23.30 uur 4 liter bier (160 gram alcohol) gedronken. Wat is het alcoholpromillage van deze student 9 uur later, tijdens het hoorcollege om 8.30 uur de volgende ochtend?
1,6 promille Promillage = gram alcohol per liter lichaamsvocht × 1‰
89
Je bent huisarts en een collega heeft jou vandaag beledigd in het bijzijn van enkele coassistenten. Je bent daar heel boos over, maar hebt er op het moment zelf niets van gezegd. Zodra je thuis bent, ga je tegen je gewoonte in niet meteen koken. In plaats daarvan speel je een half uur piano. Dat lucht op. Welk afweermechanisme past het best bij het pianospelen zodra je thuiskomt?
Sublimeren: afweermechanisme waarbij onacceptabele of ongewenste impulsen worden omgezet in sociaal geaccepteerde of productieve activiteiten
90
Je bent huisarts en ziet een 30-jarige man met een persoonlijkheidsstoornis. Hij vertelt dat hij door zijn werk slecht slaapt. Hierdoor voelt hij zich moe kan zich minder concentreren. Hij is archiefmedewerker bij de Gemeente en werkt – om maar niet te kort te schieten – heel precies, netjes en volgens de regels. Regelmatig werkt hij langer dan normaal om zijn werk af te krijgen. Zijn inzet op het werk is opgevallen: hij heeft een week geleden een gesprek met zijn baas gehad over een meer leidinggevende rol, maar dat wil hij helemaal niet. Hij denkt dat anderen hem stom of saai zullen vinden en daarom werkt hij het liefst alleen. Om dezelfde reden gaat hij ook het liefst alleen op pad; hij houdt van de natuur en wandelt graag. Hij mist het contact met anderen wel en zou best een vriendin willen. Hij heeft echter geen idee hoe hij dat aan moet pakken en is bang om afgewezen te worden. Als je vraagt wat hem helpt om tot rust te komen, vertelt hij dat hij al jaren naar hetzelfde vakantiepark op de Veluwe gaat. Het valt je tijdens het gesprek op dat patiënt je niet aankijkt en dat hij zacht spreek; je moet hem meerdere keren vragen om een antwoord te herhalen omdat je hem niet goed hebt verstaan. Wat is de meest waarschijnlijke DSM-5 persoonlijkheidsstoornis?
vermijdende persoonlijkheidsstoornis
91
Welke middel geeft of welke middelen geven wijde pupillen bij intoxicatie?
B Amfetamine C Cocaïne
92
Wat kunnen de neurologische onderzoeksbevindingen zijn bij een HNP C5-C6?
Zwakte deltoideus, verlaagde biceppeessreflex, sensibele stoornis wijsvinger
93
Op grond van de MRI scan wordt geconcludeerd dat sprake is van 16 hersenmetastasen (niet allemaal zichtbaar op deze coupe). Systemische therapeutische opties zijn er niet meer. Welke behandeling is het meest aangewezen?
bestraling van de gehele schedelinhoud
94
Noem de drie mogelijke werkingsmechanismen van triptanen bij migraine
1. Directe vasoconstrictie 2. Remming van neuropeptide afgifte 3. Direct centraal effect
95
Waarom wordt tijdens elektroconvulsietherapie (ECT) een bloeddrukband om het been van de patiënt aangelegd?
Om voor bloedleegte te zorgen voordat de spierverslapper wordt toegediend. Het been is niet verslapt waardoor de duur van het motorisch insult vast te stellen is
96
Welke stelling met betrekking tot peri partum psychiatrie is of welke stellingen zijn juist?
De incidentie van een postpartumpsychose is ongeveer 1 tot 2 op de 1000 vrouwen Psychopathologie tijdens de zwangerschap heeft invloed op zowel de aanstaande moeder en het ongeboren kind; de placenta beschermt het ongeboren kind onvoldoende tegen eventuele ongunstige invloeden
97
Wat betreft de behandeling van de PTSS is EMDR ... als cognitieve gedragstherapie
even effectief
98
Noem de twee belangrijkste kenmerken van klachten in de anamnese of verschijnselen bij neurologisch- en aanvullend onderzoek, die essentieel zijn om een diagnose MS te kunnen stellen
Disseminatie in plaats = klachten/verschijnselen die voorkomen uit tenminste 2 lokalisaties binnen het centrale zenuwstelsel Disseminatie in tijd = klachten/verschijnselen die tenminste op 2 verschillende momenten in de tijd ontstaan zijn
99
Binnen de psychiatrie wordt onderscheid gemaakt tussen een nagebootste stoornis en simulatie, waarbij een nagebootste stoornis een psychiatrische aandoening is en simulatie niet. Beschrijf het verschil tussen een nagebootste stoornis en simulatie - anders dan dat de eerste een psychiatrische aandoening is en de tweede niet
Bij de nagebootste stoornis is er geen duidelijk persoonlijk gewin bij simulatie wel
100
Kernsymptomen manie
Euforie, verhoogde energie
101
Patiënte heeft een blanco voorgeschiedenis en heeft tot nu toe geen psychofarmaca gebruikt. Wat is de aangewezen behandeling voor de depressieve episode bij deze patiënte?
TCA
102
1. Presynaptische D2 receptoren blokkeren de dopamine release. 2. D2 agonisten stimuleren pre- en postsynaptische D2 receptoren. Welke stelling is of welke stellingen zijn juist?
1 EN 2
103
e bent neuroloog en wordt gebeld door de huisarts van een 77-jarige vrouw die vandaag op een verjaardag was en daar opeens wat druk begon te bewegen met haar linkerarm en -been. Haar bloeddruk, gemeten door de huisarts, was 200/100 mm Hg. Verder ziet de huisarts vrijwel continue overtollige bewegingen in het gelaat en aan de linkerarm en het linkerbeen been die zij niet kan onderdrukken. Je besluit vanwege het acute moment en de hoge bloeddruk de patiënte naar de Spoedeisende Hulp te laten komen voor een beoordeling, Waar is, op basis van de beschrijving van de huisarts, meest waarschijnlijk sprake van?
Hemichorea
104
Wat is de rol van dopamine in de directe circuit van de basale ganglia?
Release van dopamine stimuleert de activiteit van medium spiny neuronen van het zogenaamde directe circuit en remt daarmee de inhibitoire output van de basale kernen
105
De linkerzijde van het cerebellum heeft vooral effect op de rechterzijde van de cerebrale schors. Waar vindt de decussatie (kruising) van de informatiestroom tussen linker cerebellum en rechter cortex plaats?
in het mesencephalon
106
Welk symptoom valt of welke symptomen vallen onder de vorm van het denken? A Bradyfrenie B Concretisme C Confabulatie D Desoriëntatie E Incoherentie F Gedachtearmoede
a, b, e, f
107
Wat is de beste definitie van ‘psychische symptomen’?
symptomen van stoornissen in de psychische functies
108
Autisme spectrumstoornis Delirium Obsessieve-compulsieve stoornis Psychotische depressie Schizofreniforme stoornis Stoornis in het gebruik van alcohol Wat is de juiste hiërarchie van deze stoornissen?
1 delirium 2 schizofreniforme stoornis 3 psychotische depressie 4 obsessieve-compulsieve stoornis 5 autisme spectrumstoornis 6 stoornis in gebruik van alcohol
109
Wat is aprosodie?
stoornis waarbij iemand moeite heeft met het begrijpen of uiten van emoties in de spraak, doordat de prosodie (toonhoogte, intonatie, ritme, etc.) verstoord is
110
Wat is de juiste psychiatrische term voor de combinatie van bewegingloosheid en niet spreken bij een helder bewustzijn?
stupor
111
Een farmaceutische industrie heeft een 5-HT2 receptor antagonist ontwikkeld als antihypertensivum. Wordt er een positieve of negatieve interactie met antipsychotica verwacht?
Positief: het kan de extrapiramidale stoornissen tijdens antipsychotica gebruik verminderen
112
Je vraagt haar leefstijl uit aan de hand van de vier pijlers van leefstijlgedrag die, zoals beschreven in het artikel, in de zorg als relatief goed beïnvloedbaar worden beschouwd. Noem de vier pijlers
Voeding, beweging, slaap en middelengebruik
113
Wat zijn de verschillen tussen naltrexon en naloxon?
Naltrexon werkt oraal. De halfwaardetijd van naloxon is korter dan die van naltrexon
114
Zowel patiënten met een schizoïde-persoonlijkheidsstoornis als met een vermijdende-persoonlijkheidsstoornis zijn geremd in sociale contacten. Hoe kan je wat betreft de sociale geremdheid het best onderscheid maken tussen deze twee persoonlijkheidsstoornissen?
Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis: geen behoefte aan sociale contacten/zijn het liefst alleen Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis: wel behoefte aan sociale contacten (1p), maar zien hier uit angst vanaf
115
Waarom is ervoor gekozen om de term afhankelijkheid aan een middel te vervangen door stoornis in het gebruik van een middel?
Het is een neutralere term De term duidt het brede bereik van de stoornis aan
116
Waarbij past een verlaagde kniepeesreflex?
Letsel van zenuwwortel L4
117
Noem vier bevindingen bij neurologisch onderzoek die passen bij een volledig caudasyndroom
overloopblaas sensibele stoornis rijbroekgebied afwezige anale sfincterspanning afwezige anale reflex incontinentie voor urine en ontlasting zwakte in de voeten/benen sensibele stoornis in de voeten/benen
118
Op de scan worden multiple wervelmetastasen gezien. Op het niveau van de wervel thoracale 4-7 wordt myelumcompressie gezien. Welke medicamenteuze en welke niet-medicamenteuze behandeling zijn aangewezen en op welke termijn?
Medicamenteus: dexamethason (corticosteroïden) (1p), direct (1p) Niet medicamenteus: radiotherapie (1p), binnen 24 uur
119
Hoe wordt het syndroom genoemd waarbij een ptosis en een miosis van één oog ontstaat en bij welke laesie verwacht je deze verschijnselen?
Het syndroom van Horner, bij een laesie in wortel C8
120
Welk soort medicatie wordt gebruikt voor de behandeling van neuropathische pijn?
Co-analgeticum of adjuvant analgeticum (1p), zoals amitriptyline, nortriptyline, duloxetine, gabapentine of pregabaline
121
Bij welke aandoening of bij welke aandoeningen komt centraal neuropathische pijn niet voor?
ALS
122
Welke risicofactor heeft of welke risicofactoren hebben een evidente associatie met een ernstige depressieve stoornis ‘met begin peri-partum’? A Een eerdere depressieve episode B Somatische klachten, anders dan klachten gerelateerd aan de zwangerschap C Hoge sociaal-economische status D Belaste familieanamnese met psychotische stoornis E Cluster A persoonlijkheidstrekken F Stressvolle levensgebeurtenissen
A, F
123
Welke van de volgende factoren wordt niet meegewogen in de afweging voor het starten van ziektemodulerende therapie bij een patiënt met actieve MS?
genetisch risicoprofiel
124
1. Mindfulness en acceptatie processen worden ondersteund door de kernprocessen: acceptatie, defusie, contact met het huidige moment en het zelf als context. 2. Toewijding en gedragsverandering processen worden ondersteund door de kernprocessen: contact met het huidige moment, het zelf als context, waarden en toegewijd handelen. Welke stelling is of welke stellingen zijn juist?
1 en 2
125
De kans dat iemand na een psychotraumatische gebeurtenis een PTSS te ontwikkelt is. De aangewezen hulp direct na een psychotraumatische gebeurtenis is
10% steun van naasten
126
Hemichorea-hemiballisme is een zeldzaam voorkomende bewegingsstoornis die vaak acuut optreedt. Welke oorzaak kan of welke oorzaken kunnen deze acuut optredende bewegingsstoornis veroorzaken?
- hersenbloeding - hyperglycemie - herseninfarct
127
Welk van onderstaande kenmerken past niet bij een centrale parese?
fasciculaties
128
Welke van onderstaande beweringen over medium spiny neurons is als enige juist?
cholinerge neuronen in het striatum zijn geen medium spiny neurons
129
Wat zijn de kenmerken van MSA?
MSA-P: lijkt op parkinson, maar het proces gaat sneller. Ook ite herkennen aan een gebogen houding, piepend ademhalen en snel uit balans raken. MSA-C: loopt wankel, slechte coördinatie van de handen en is moeilijk te verstaan. Verschrompeling van de kleine hersenen, de hersenstam en het cerebellum. Verder kenmerken van MSA: - Bewegen is moeilijk, men is snel uit balans, is traag en stijf - Lage bloeddruk, waardoor men makkelijker duizelig wordt of flauwvalt - Slaapproblemen - Obstipatie - Slik- en spreekproblemen - Plasproblemen - Erectieproblemen/problemen met vochtig worden
130
Wat is de definitie van ‘obsessies’?
Een zich herhalende gedachte (of voorstelling), dringt zich tegen de wil van de patiënt op, wordt als egodystoon beleefd
131
In een fMRI experiment meet je de hersenactiviteit van een proefpersoon in een Go/No go taak. Op het scherm verschijnen snel achter elkaar letters en cijfers. Alleen als er een cijfer verschijnt moet de proefpersoon op een knop drukken. De gemeten hersenactiviteit blijkt verhoogd als er na een langere serie van cijfers een letter verschijnt. In welke associatie cortex vind je deze verhoogde activiteit en waarom?
In de frontale cortex, omdat de proefpersoon haar natuurlijke response moet onderdrukken
132
Voor welke diagnose zijn fluctuaties in cognitie het meest passend?
Lewy body dementie
133
1. Een blokkade in de liquorcriculatie in het aquaduct of 4e ventrikel resulteert in een verwijding van het 3e ventrikel en beide zijventrikels. 2. Een blokkade van de foramina van Luschka en Magendie resulteert in een verwijding van alle 4 de ventrikels. Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
1 en 2
134
Onderdelen limbic lobe
Gyrus cinguli Gyrus parahippocampi Hippocampus
135
Je bent psychiater en stelt bij een 40-jarige vrouw de diagnose paniekstoornis met agorafobie vast. Je bespreekt de behandelopties, waarna zij aangeeft geen psychotherapie te willen. Zij is hiertoe op geen enkele manier te motiveren. Om die reden adviseer je een behandeling met sertraline, een SSRI. Je start met een lage dosering; een dosering die lager is dan de startdosering die gebruikelijk is bij patiënten met een depressieve stoornis. Wat is de reden van de relatief lagere startdosering?
De toename van angstklachten in de eerste weken van de behandeling beperken
136
Op je spreekuur zie je een 40-jarige vrouw, die bang is iets aan haar hart te hebben. Zij vertelt dat zij sinds een halfjaar steeds meer moeite heeft om naar de supermarkt te gaan om boodschappen te doen. Ook buiten winkelen op het marktplein lukt haar niet meer. Wanneer zij zich op deze plekken begeeft, voelt zij een golf van angst opkomen en heeft dan last van zweten, hyperventilatie en hartkloppingen. Zij denkt dan dat zij een hartaanval krijgt. Gelukkig zakken de angst en lichamelijke klachten na enkele minuten wel weer weg. De afgelopen weken doet haar partner de boodschappen, omdat zij te bang is om dit zelf te doen. Zij wil voor de zekerheid toch haar hart laten onderzoeken. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
Paniekstoornis met agorafobie
137
Welke stoornis staat of welke stoornissen staan in het DSM-5 hoofdstuk schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen? A Bipolaire-II-stoornis B Cannabisintoxicatie C Delirium D Paranoïde persoonlijkheidsstoornis E Psychotische depressie F Waanstoornis
alleen waanstoornis
138
Een 24-jarige vrouw bezoekt je spreekuur. Zij is vier maanden geleden bevallen van haar dochter. Sinds de bevalling voelt ze zich somber, lusteloos en heeft nog maar weinig energie. Zij trekt zich steeds meer terug in huis, ligt veel op bed en laat de zorg voor hun dochter veelal over aan haar partner wanneer hij thuis is. Zij ervaart het leven als moeder als een zware last en heeft steeds meer het idee een slechte moeder en partner te zijn. Welke denkfout wordt beschreven in de casus?
emoties tot feiten maken
139
1. Wat wordt bedoeld met de kritische periode gedurende de hersenontwikkeling? 2. En wat gebeurt er met de synapsen in het brein tijdens de kritische periode?
1. De periode waarin de hersenen extra gevoelig zijn om iets specifieks te leren (1p). Na die periode verliest het brein de plasticiteit om datgeen nog goed te leren 2. De synapsen die gebruikt worden zullen blijven (1p), de synapsen die niet gebruikt worden zullen verdwijnen (synapse eliminatie)
140
Clusters persoonlijkheidsstoornissen
A: paranoide, schizoide, schizotypisch B: borderline, paranoide, antisociaal, narcistisch, histrionisch C: afhankelijk, vermijdend, dwangmatig
141
Je bent SEH-arts en onderzoekt een 30-jarige vrouw, die met een cannabis intoxicatie is binnengebracht. Welk symptoom wordt het meest waarschijnlijk aangetroffen bij het lichamelijk onderzoek van de patiënte?
Conjunctivale roodheid
142
Wat zijn de neurologische bevindingen bij een volledige uitval van zenuwwortel C6?
verminderde kracht m. biceps brachii, sensibele stoornis duim en verminderde bicepspeesreflex
143
Welke beweringen over triptanen is juist? Triptanen zijn antimigraine middelen die: A 5-HT1B/1D receptoren antagoneren B dagelijks gebruikt mogen worden C trigeminovasculaire CGRP afgifte remmen D alleen vasculair maar niet neuronaal werken
C Ze zijn 5-HT1B/1D receptor AGONISTEN
144
Welk van onderstaande beweringen over centrale pijn is of zijn juist? A centrale pijn na een beroerte ontstaat vaak pas een aantal weken na de beroerte B centrale pijn reageert niet op paracetamol C na een beroerte ontwikkelt 95% van de patiënten centrale pijn D na een dwarslesie komen naast centraal neuropathische pijn ook vormen van nociceptieve pijn voor
A, B, D
145
Wat is het effect of bijwerking, of wat zijn de effecten en/of bijwerkingen van temazepam?
afhankelijkheid tolerantie sufheid overdag
146
Welk van onderstaande ziektebeelden of medicijnen geeft geen ataxie? A alcoholabusus B amiodarone C PSP D lithium E coeliakie F MSA
PSP: progressive supranuclear palsy Gekenmerkt door progressieve degeneratie van brein zenuwcellen. Problemen met motoriek, oogbewegingen, cognitie, spraak en slikken
147
Een 38-jarige man bezoekt je poliklinisch spreekuur en vertelt dat hij sinds 5 jaar last heeft van zijn rug. Het is begonnen met een verkramping rechts onder in de rug. De verkramping van de spieren is geleidelijk uitgebreid naar de rest van de rug, schouders en nek. Hij heeft het minst last als hij ligt en het meest als hij staat of loopt. Zitten lukt wel, maar ook dan heeft hij er last van. Hij slaapt wel goed. Hij heeft al verschillende soorten fysiotherapie gehad, maar dit heeft tot op heden niet goed geholpen. Tijdens de anamnese valt op dat patiënt een opvallend actieve zithouding heeft. Bij onderzoek zie je een enorm holle rug, die wat wisselend is van ernst. Het hoofd beweegt steeds wat, kantelt soms naar achteren, op een ander moment neigt het hoofd naar links. Hij kan dit niet goed tegenhouden, zegt hij desgevraagd. Hij wil graag weten wat dit kan zijn en of er een behandeling voor is, omdat het in het dagelijks leven wel vermoeiend is. Bovendien ervaart hij er stress van en dat lijkt het ook weer erger te maken. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
dystonie
148
Een verhoogde bicepspeesreflex wijst op een probleem van welke wortels?
c5-c6
149
In het cerebellum komen verschillende typen vezels (axonen) voor. Een van die vezeltypes is de parallelvezel. Welke van onderstaande beweringen is juist? A Iedere Purkinje cel ontvangt input van slechts 1 parallelvezel. B Parallelvezels zijn axonen afkomstig van neuronen die gelegen zijn in de hersenstam. C Parallelvezels zijn axonen afkomstig van de neuronen die gelegen zijn in de cerebrale schors. D Parallelvezels zijn inhibitoir. E Parallelvezels zijn de meest voorkomende vezels in het brein
E
150
Op de polikliniek zie je een 75-jarige man die door de huisarts verwezen is wegens loopstoornissen. Hij vertelt dat hij sinds een jaar langzamer is gaan lopen en wat vergeetachtiger is. Je kent deze patiënt nog van een jaar geleden toen hij opgenomen was met een beroerte. Als je hem uit de wachtkamer haalt, valt op dat hij met kleine passen loopt. Bij neurologisch onderzoek heeft hij weinig mimiek in zijn gezicht. Je voelt beiderzijds rigiditeit aan de armen, die bij het lopen ook niet zo meebewegen. Je ziet geen tremor. Bij het tappen zie je een verminderde amplitude en tempo, zowel aan handen als voeten. Hij heeft levendige reflexen en beiderzijds een Babinski. De houdingsreflexen zijn licht gestoord. Je denkt aan de ziekte van Parkinson en besluit een MRI van de hersenen te maken die, naast het oude corticale herseninfarct in het stroomgebied van de arteria cerebri media, uitgebreide witte stof afwijkingen laat zien. Noem twee redenen waarom de ziekte van Parkinson niet de meest waarschijnlijke diagnose is.
Uitgebreide witte stof afwijkingen op de MRI, dbz Babinski horen niet bij een idiopathische ziekte van Parkinson. En verder het tegelijkertijd ontstaan van motore en cognitieve stoornissen, geen asymmetrie
151
Onder welke psychische functie valt gebrek aan zelfvertrouwen?
cognitieve functies
152
Wat wordt bedoeld met een ‘labiel affect’?
De zichtbare en hoorbare expressie van de emotionele reactie (affect) (1p) wisselt herhaaldelijk en abrupt (1p), zonder duidelijke externe aanleiding
153
Geef de wetenschappelijke naam van twee onderdelen die wel tot het limbisch systeem, maar niet tot de ‘limbic lobe’ worden gerekend
Amygdala Hypothalamus dorsamediale thalamus prefrontale schors ventral striatum insula
154
Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 45-jarige vrouw. Je stelt een depressieve episode vast. Je beleid is: psycho-educatie, vinger-aan-de-pols contact, dagstructurering en runningtherapie. In welk geval is dit beleid juist?
Bij een eerste (1p) lichte (1p) depressieve episode, korter dan 3 maanden bestaand
155
Welk van de volgende enzymen speelt een rol bij catecholamine afbraak in de synapsspleet?
mono-amine-oxidase
156
Bij welke combinatie van geslacht en al dan niet suïcidepogingen in de voorgeschiedenis is de kans op een geslaagde suïcide het grootst?
man met meerdere suïcidepogingen in de voorgeschiedenis
157
Welk gegeven in de casus pleit wel voor een manie en niet voor een hypomanie?
duidelijke beperking in het sociale en beroepsmatige functioneren
158
Waar is een motore afasie (broca afasie) gelokaliseerd?
frontaal
159
Welk geneesmiddel wordt niet gebruikt voor de behandeling van een maligne neuroleptica syndroom? A een dopamine agonist B een benzodiazepine C een betablokker D een anticholinergicum
een betablokker
160
Tegenwoordig weten we dat er juist een zeer sterke genetische component is. Wat zijn daarvoor de beste twee aanwijzingen?
1. Er zijn veel genen gevonden die geassocieerd zijn met autisme 2. Er is een heel erg hoge concordantie voor autisme in 1-eige tweelingen, niet voor 2-eige tweelingen
161
Je bent neuroloog en ziet een 60-jarige man met prostaatkanker. Hij heeft pijn tussen de schouderbladen, tintelingen die over de rug naar de benen uitstralen en onstandvastig lopen. Op de MRI wervelkolom wordt een wervelmetastase in thoracale 4 gezien, met epidurale uitbreiding en myelumcompressie. Daarnaast heeft hij ook elders in de wervelkolom metastasen, maar die zijn niet pijnlijk en niet bedreigend. Wat is de aangewezen symptomatische en wat is de aangewezen oorzakelijke behandeling?
Symptomatisch: pijnstilling via de WHO-ladder Oorzakelijk: dexamethason en radiotherapie of een operatie
162
Bij welke aandoening of bij welke aandoeningen komt centraal neuropathische pijn voor? A de ziekte van Duchenne B een herseninfarct in het beloop van de posterieure inferieure cerebellaire arterie (PICA) C een traumatische dwarslesie D multipele sclerose
b, c, d
163
Je ziet een man van 70 jaar die het afgelopen jaar steeds frequenter achterover is gaan vallen en veel trager en stijver in de motoriek is geworden. Cognitieve veranderingen staan niet op de voorgrond. Hij heeft géén visuele hallucinaties, slaapt goed. Continentie voor mictie en defaecatie is intact en er is géén duizeligheid bij overeind komen. Bij neurologisch onderzoek vind je hypobradykinesie aan alle extremiteiten. Er is géén (rust)tremor. De houdingsreflexen zijn evident afwijkend. Welke van onderstaande parkinsonismen is het meest waarschijnlijk?
progressieve supranucleaire paralyse
164
Kenmerkend voor de ziekte van Parkinson is het verdwijnen van de zwarte pigmentering van de substantia nigra. Hoe komt dit?
De cellichamen van dopaminerge neuronen degenereren in de substantia nigra pars compacta
165
Voor het optimaal functioneren krijgt de cerebellaire schors veel input van de cerebrale schors. Deze informatie bereikt het cerebellum via een schakel in de pons. Kies de juiste alternatieven om de onderstaande zin kloppend te maken.
De axonen van de ponsneuronen bereiken de cerebellaire schors via de pedunculus cerebellaris media en eindigen daar als mosvezels
166
Uit welke twee type oogbewegingen is een nystagmus samengesteld?
saccade en smooth pursuit
167
Bij ernstige vormen van de ziekte van Parkinson kan worden besloten om deep brain stimulatie (DBS) toe te passen. Welke van de onderstaande gebieden komt het meest in aanmerking als target voor DBS?
nucleus subthalamicus
168
Welke drie van onderstaande medicijnen zijn effectief bij een essentiële tremor?
B Propranolol C Clonazepam E Primidon
169
Welke aspecten van de vorm van het denken worden in de status mentalis vastgelegd?
het tempo en de samenhang
170
Welk symptoom is een conatief symptoom van de depressieve stoornis?
agitatie
171
Onder welke psychische functies valt gewichtsverlies?
affectieve functies
172
Je stelt de diagnose depressie met psychotische kenmerken. Welk psychotisch kenmerk zal het meest waarschijnlijk aanwezig zijn?
hypochondere waan
173
Als ECT effectief is, wat uiteraard niet in alle gevallen zo is, dan treedt het effect namelijk sneller op dan het effect van medicatie. Wat is bij deze patiënte de kans op herstel door ECT?
ongeveer 80%
174
Een deel van alle ingenomen alcohol verlaat het lichaam na afbraak in de lever. Welk percentage verdwijnt ongemetaboliseerd?
<10%
175
Op je spreekuur zie je een 20-jarige voetballer die acuut rugpijn met uitstraling naar de linker kuit en laterale voetrand kreeg. Bij neurologisch onderzoek vind je een positieve proef van Lasegue en een niet-opwekbare achillespeesreflex. Hoe wordt deze pijn genoemd?
nociceptieve zenuwpijn
176
1. bij de titratie van opioïden naar een effectieve dosis is, over het algemeen genomen, een dosis verhoging van 10% effectief 2. corticosteroïden zijn effectief bij toename van pijn kort na bestraling van pijnlijke botmetastasen Welke stelling is of welke zijn juist?
alleen 2
177
Bevindingen bij neurologisch onderzoek kunnen zijn: 1. axiale rigiditeit 2. ontbreken van een rusttremor 3. verticale blikparese Welke van bovenstaande bevindingen helpen bij het onderscheid maken tussen de ziekte van Parkinson en een progressieve supranucleaire paralyse?
alleen 1 en 3
178
Dopamine speelt als neurotransmitter een belangrijke rol bij het functioneren van de basale kernen. Hoe kan deze rol omschreven worden?
Dopamine stimuleert het directe circuit van de basale kernen en heeft daardoor een stimulerend effect op bewegingen.
179
Verdeel de onderstaande symptomen die wel of juist niet aanwezig mogen zijn bij een patiënt bij wie je de diagnose beginnende idiopathische ziekte van Parkinson overweegt. 1 Autonome stoornissen 2 Fasciculaties 3 Voetzoolreflex volgens Babinski 4 Karakter veranderingen 5 Cerebellaire ataxie 6 Verticale blikparese
wel: karakter veranderingen niet: de rest
180
Je ziet een patiënt met een ernstige hyperkinetische aandoening, waarbij de patiënt grove uitslaande bewegingen maakt van rechterarm en rechterbeen. Deze conditie trad plotseling op. Je diagnosticeert de aandoening als hemi-ballisme. De MRI-scan laat een relatief klein (diameter< 2 cm) focaal infarct zien. Wat is de meest waarschijnlijke locatie van dit infarct?
nucleus subthalamicus links
181
Volgens het model van Ito is het cerebellum, onder meer, betrokken bij de ‘fijnafstelling’ van reflexen. In dit model is de flocculus van het cerebellum verantwoordelijk voor het afstemmen van de vestibulo-oculaire reflex. Indien deze reflex niet goed werkt zal bij iedere beweging van het hoofd, het visuele beeld verschuiven over de retina. Dit resulteert in een zogenaamd ‘fout’-signaal dat naar het cerebellum wordt gestuurd en op basis waarvan het cerebellum corrigerende acties zal ondernemen net zo lang tot de fout niet meer optreedt. Van welke van de onderstaande structuren wordt in dit model veronderstelt dat deze verantwoordelijk is voor het versturen van het ‘fout’-signaal naar het cerebellum?
de klimvezels
182
Noem drie verschillen tussen Parkinson tremor en essentiële tremor?
Parkinson tremor: asymmetrisch, vooral in rust, vergezeld van andere Parkinson symptomen, geen effect van alcohol Essentiele tremor: vrij symmetrisch, vooral bij actie, effect van alcohol, geen andere symptomen iha
183
Je bent AIOS psychiatrie en wordt in consult gevraagd bij een 65-jarige man die op de Intensive Care ligt. Hij vertelt aan je dat hij in de middag nog met zijn vrouw naar de supermarkt in de stad is geweest. Dit terwijl hij de hele dag in zijn bed op de Intensive Care heeft gelegen. Wat is de naam van het bovenstaande symptoom bij deze man?
confabulatie of - stoornis in het korte termijngeheugen.
184
Enkele minuten later valt op dat de rechter pupil zich verwijdt. Hij reageert niet meer op licht, de linker pupil wel. 2. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de pupilverwijding, en welke structuur is aangedaan? (2p) 3. Waar in de schedel is het meest waarschijnlijk de oorzakelijke laesie te vinden, links of rechts?
2) N. oculomotorius compressie door transtentoriële herniatie of inklemming 3) rechts, boven het tentorium
185
De patient is onder behandeling bij een psychiater in verband met een depressie. Sinds een week gebruikt zij medicatie. De patient geeft in het gesprek aan last te hebben van misselijkheid, overmatig transpireren en toenemende angstklachten. Welk medicijn gebruikt deze patiënt het meest waarschijnlijk?
selectieve serotonine heropname remmer (SSRI)
186
Je stelt de diagnose depressie met psychotische en melancholische kenmerken. Je wilt de patiënt behandelen met medicatie. Wat is het meest aangewezen geneesmiddel bij deze patiënt?
Nortriptyline (TCA)
187
Bij welke combinatie van leeftijd en geslacht is de kans op een geslaagde suïcide het grootst? A 30-jarige man B 30-jarige vrouw C 70-jarige man D 70-jarige vrouw
C
188
Bij welke van onderstaande vier patiënten kan nog gewacht worden met het starten van onderhoudsbehandeling voor een bipolaire stoornis?
een patiënt die eenmaal een manie heeft doorgemaakt
189
Maak de volgende zinnen, die betrekking hebben op de Dopamine-hypothese over schizofrenie, af
1. Limbische hyperdopaminerge transmissie leidt tot positieve symptomen 2. Frontale hypodopaminerge transmissie leidt tot negatieve symptomen
190
Bij welke antipsychotica komen anticholinerge bijwerkingen voor?
Anticholinerge bijwerkingen komen vooral voor tijdens gebruik van low potency antipsychotica
191
Noem drie primitieve afweermechanismen uit de psychologische literatuur
Ageren, Splitten, Idealiseren, Devalueren, Ontkennen, Hulpafwijzend klagen, Passieve agressiviteit, Projecteren, Projectieve identificatie, Externaliseren.
192
Een 65-jarige man met hypertensie, diabetes en hypercholesterolemie bezoekt de eerste hulp in verband met een drukkende pijn op de borst met uitstraling naar de linker onderkaak. Hoe wordt de drukkende pijn op de borst genoemd?
Viscerale pijn
193
Waarom is het signaal van het transporter eiwit bij de patiënt met de ziekte van Parkinson verminderd?
Er wordt minder dopamine door eindigingen ‘gereleased’
194
In het cerebellum komen verschillende typen vezels (axonen) voor. Vier typen vezels zijn: 1. Klimvezels 2. Mosvezels 3. Parallelvezels 4. Purkinje cell vezels Welk type vezels verloopt geheel binnen de cerebellaire schors?
3
195
Welke gegevens pleiten voor MSA?
Vroeg in het beloop mictiestoornissen en erectiestoornissen, valneiging, slikstoornissen, gestoorde koorddansgang en gestoorde houdingsreflexen. Effect van levodopa niet optimaal. RBD
196
1. Spinocerebellaire ataxie type 6 2. Hemiplegische migraine 3. Episodische ataxie Welke aandoening wordt of welke aandoeningen worden veroorzaakt door een geëxpandeerde CAG repeat in het CACNA1A gen?
alleen 1
197
Welke neurotransmitter geven presnyaptische cellen in de hippocampus af?
glutamaat
198
Vier mogelijke situaties zijn: 1. meer drinken dan normaal 2. griep hebben met koorts en zweten 3. ibuprofen gebruiken bij pijn 4. voedsel eten met een hoog tyramine gehalte Welke situaties kunnen tot lithiumintoxicatie leiden?
alleen 2 en 3
199
Bij cognitieve therapie is het de bedoeling dat de patiënt kritisch naar zijn eigen gedachten leert kijken. Als therapeut gebruik je daarvoor verschillende technieken. De meest gebruikte techniek is de ‘Socratische dialoog’. Wat is het meest bepalende kenmerk van deze techniek?
vragen stellen om de patiënt zelf te laten ontdekken (1p) waar zijn denkfouten (1p) zitten.
200
Wat is het kernprobleem bij dyslexie?
Het fonologisch bewustzijn (de klank-/tekenkoppeling)
201
Je bent psychiater en behandelt op je afdeling een 25-jarige vrouw met een eerste psychose in het kader van schizofrenie. Vier mogelijke behandelingen zijn: 1. instellen op clozapine 2. toepassen van elektroconvulsieve therapie 3. instellen op haloperidol 4. instellen op olanzapine Wat is de juiste volgorde van het toepassen van deze behandelingen?
4, 3, 1 en 2
202
Je beoordeelt een 30-jarige vrouw die wordt binnengebracht met de verdenking op een intoxicatie met cannabis. Welke combinatie van symptomen zullen het meest waarschijnlijk bij deze patiënte gevonden worden?
Tachycardie, verhoogde perceptie en conjunctivale roodheid
203
Bij patiënten met een normoverschrijdend-gedragsstoornis wordt gedrag gezien dat onderverdeeld kan worden in vier hoofdcategorieën. Noem de vier hoofdcategorieën van gedrag van een normoverschrijdend-gedragsstoornis.
- agressie jegens mensen en dieren - vernieling van eigendommen - leugenachtigheid of diefstal - ernstige overtredingen van regels
204
Noem drie anatomische structuren die betrokken zijn bij centraal neuropathische pijn
de dorsale hoorn van het ruggenmerg, de thalamus, de insula, de somatosensibele hersenschors
205
Wat gebeurt er met de bloeddruk en de hartfrequentie tijdens de uitvoering van ECT?
Tijdens het toedienen van stimulus De bloeddruk en hartfrequentie zijn lager dan normaal. Vlak na het toedienen van stimulus De bloeddruk en de hartfrequentie zijn fors hoger dan normaal.
206
Welke symptomen maken ziekte van parkinson waarschijnlijker?
asymmetrie, verhoogde tonus, disdiadochokinese, verminderd meebewegen R arm bij lopen, asymmetrische tremor, voldoet aan criteria voor parkinsonisme, evt nog positieve familieanamnese bij relatief jonge leeftijd
207
Wat zijn de meest frequent voorkomende input vezels van het cerebellum?
mosvezels
208
Welke predisponerende factoren zijn er bij het delirium?
Leeftijd groter of gelijk aan 70 jaar Cognitieve symptomen Ernstige ziekte(n) Visus- en gehoorstoornissen ADL-stoornissen Gebruik van alcohol en opioïden Voorgeschiedenis van: delirium, stoornis in het gebruik van alcohol, TIA, CVA, depressieve stoornis
209
1. De (hetero)anamnese is géén onderdeel van het informele deel van het NPO. 2. Gedragsobservaties zijn onderdeel van het formele deel van het NPO. 3. Het testonderzoek is onderdeel van het formele deel van het NPO. 4. Het teruggeven van de uitslagen van het testonderzoek is onderdeel van het informele deel van het NPO. Welke bewering is of welke zijn juist?
3 informele deel: gesprek met patient en naasten, observaties, vragenlijsten
210
Voor de werking van het geheugen is synaptische plasticiteit essentieel. Hierbij spelen de NMDA receptor en het enzym CAMK2 een belangrijke rol. De NMDA receptor wordt hierbij ook wel ‘coincidence detector’ genoemd en het enzym CAMK2 het ‘memory molecule’. Leg in maximaal 100 woorden uit waarom de namen ‘coincidence detector’ en ‘memory molecule’ de kernfunctie van deze eiwitten goed samenvatten
De NMDA receptor fungeert als een sensor waarbij het alleen calcium (1p) doorlaat als glutamaat gebonden (1p) is en de postsynaptische mebraan tegelijkertijd gedepolariseerd is (1p). CAMK2 wordt geactiveerd door calcium en fosforyleert zichzelf (1p) en blijft daardoor langdurig actief ook in de afwezigheid van calcium (1p). Zo kan een kortdurend calcium signaal omgezet worden in langwerkende kinase activiteit
211
Waar dient een diagnostisch onderzoek in de kinder- en jeugdpsychiatrie tenminste uit te bestaan?
ouderanamnese, gesprek met de leerkracht en gesprek met het kind
212
Op welke zenuwuiteinden komen presynaptische a2 receptoren voor?
op adrenerge en serotonerge zenuwuiteinden (remmen neurotransmissie)
213
Pathologische angst hoeft niet te duiden op een angststoornis. Er is pas sprake van een angststoornis als pathologische angst klinisch relevant is. Beschrijf in maximaal 25 woorden wat wordt bedoeld met ‘klinisch relevant’.
De patiënt heeft subjectief last van de angst/er is lijdensdruk (1p) of de patiënt ervaart ernstige beperkingen in het dagelijks leven/er is ernstig disfunctioneren
214
Wat is de beste definitie van gedachtevlucht?
Stoornis in de samenhang van het denken, zich uitend in het uitspreken van snel opeenvolgende gedachten
215
1. angststoornis 2. eetstoornis 3. persoonlijkheidsstoornis 4. psychotische stoornis Welke aandoeningen verhogen het suïciderisico?
1, 2, 3 en 4
216
1. Bij een lichte depressie is een “watchful waiting” beleid een goede eerste stap. 2. Een ernstige depressie wordt bij voorkeur behandeld met antidepressiva. Welke bewering is of welke zijn juist?
1 en 2
217
Wat zijn de DSM-5 criteria voor een persoonlijkheidsstoornis?
1. Duurzaam/inflexibel patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen (1p) dat afwijkt van wat binnen de cultuur wordt verwacht (1p) 2. Komt tot uiting in een breed scala van persoonlijke en sociale situaties (1p) 3. Er is sprake van lijdensdruk of beperkingen in het functioneren (1p) 4. Het begint op de adolescentie of jongvolwassen leeftijd
218
Een middel om patiënten met een alcoholverslaving te behandelen is acamprosaat. Hoe werkt dit middel?
het antagoneert NMDA receptoren
219
Noem drie kenmerken van psychopathie
psychopathie bevat kenmerken van een normoverschrijdend-gedragsstoornis (vooral impulsiviteit en geringe controle over het gedrag), maar heeft daarnaast affectieve en interpersoonlijke kenmerken; hierbij gaat het om kenmerken als onoprechte vriendelijkheid, oppervlakkig affect, egocentriciteit, gebrek aan schuldgevoel en empathie, het buiten zichzelf leggen van schuld, geringe angst en grote stressbestendigheid
220
1. Bij de titratie van opioïden naar een effectieve dosis is, over het algemeen genomen, een minimale dosis verhoging van 30-50% pas effectief. 2. Corticosteroïden zijn vaak effectief bij kapselpijn door levermetastasen. Welke bewering is of welke zijn juist?
1 en 2
221
Welke adaptieve afweermechanismen zijn er?
anticiperen beheersen (suppressie) humor sublimeren
222
Welke neurotiscche afweermechanismen zijn er?
intellectualiseren rationaliseren isoleren van affect ongedaan maken overdekken door het tegendeel (reactieformatie) verdringing (repressie) verschuiven
223
Welke reflexen zijn afwijkend bij een HNP?
Bicepspeesreflex, radiusperiostreflex: C5-C6 Tricepspeesreflex: C7 Kniepeesreflex: L2,L3,L4, achillespeesreflex: S1
224
Uitvalsverschijnselen C5-C6
Deltoideus, biceps brachii
225
Uitvalsverschijnselen C7, C8
C7: triceps, vinger extensoren C8: vinger flexoren (en T1)
226
Uitvalsverschijnselen L myotomen
L2: iliopsoas L3: iliopsoas, adductoren, quadriceps femoris L4: quadriceps femoris, tibialis anterior L5: tibialis anterior
227
Uitvalsverschijnselen S1
Gastrocnemius