Tentamen Flashcards
(71 cards)
Om de aanwezigheid van autoantistoffen, die gericht zijn tegen ds DNA, te onderzoeken, wordt een titerbepaling uitgevoerd.
Hiertoe wordt serum van de patiënt toegevoegd aan schapen-rode-bloedcellen, waaraan ds-DNA gekoppeld is.
Hoe wordt het type reactie genoemd die plaatsvindt als in het serum van de patiënt autoantistoffen aanwezig zijn?
agglutinatie
een endophtalmitis kan onopgemerkt ontstaan na sepsis bij IC patiënten.
Het is meestal het gevolg van een oogoperatie of injectie in het oog.
welke nervus en arteria bevat de canalis opticus?
- nervus opticus
- arteria ophthalmica
biosimilars hebben een gelijksoortig bijwerkingenpatroon als biologicals.
Leg het verschil uit tussen natuurlijke en pathofysiologische autoantistoffen en wat voor rol deze spelen tijdens auto-
immuniteit?
Auto-antistoffen bij auto-immuunziekten kunnen direct pathogeen zijn, maar de meeste antistoffen ontstaan secundair aan weefselbeschadiging door het ontstekingsproces. laatstgenoemde spelen geen directe rol in de pathogenese, maar worden gebruikt als biomarker voor diagnostische doeleinden.
welke klacht staat centraal bij een patiënt met uveïtis posterior?
visus vermindering
Uveïtis:
- is een intra-oculaire ontsteking
- de uvea bestaat uit: regenboogvlies (iris), het corpus ciliare (verantwoordelijk voor de productie van kamervocht) en de choroidea (netwerk van bloedvaten)
- de oorzaken zijn meestal infecties of systeemziekten
- klachten bij een anterieure uveïtis: pijn, fotofobie, en soms verminderde visus
- posterieure en intermediaire uveïtis zijn meestal pijnloos, maar geven vaker verlies van de visus
- (dat komt door vertroebeling van het glasvocht en verminderde scherpte)
Scleritis:
- ontsteking in de diepte van de oogrok (sclera)
- hierbij ontstaat een visusdaling, dat staat op de voorgrond
- hierbij ook een doffe/borende pijn, uitstralend naar de kaak en het oor
- in 50-70% van de gevallen is een scleritis onderdeel van een systeemziekte (zoals. RA, Polychondritis of SLE)
bij welke van de onderstaande verwekkers vindt verticale transmissie vooral rondom de bevalling (perinataal) plaats?
- HIV
- Parvo B19
- Rubella
- Toxoplasma
HIV
bij onderzoek met een dipstick worden twee testen gedaan, namelijk de nitriettest (wordt gevormd uit nitraat door bacteriën) en de leukocyten test.
hoe interpreteer je de uitkomsten?
- leukocyten negatief –> de kans op UWI is klein, maar de test is niet erg specifiek
- nietriet is fout-negatief bij: bacteriën die geen nitraatreductase bezitten en bij een korte verblijfsduur van de urine in de blaas
- de dipstick is niet toepasbaar bij een verblijfskatheter
- alleen een positief sediment en geen klachten –> duidt op bacteriurie, maar niet direct op een UWI
Je bent huisarts. Je ziet een man op jouw spreekuur met klachten van dysurie, jeuk en afscheiding uit de urethra. Je vraagt hem te plassen in een steriel potje en vooral de eerste urine op te vangen. De assistente bepaald hierin met behulp van de dipstick of de urine afwijkend is. Dat blijkt zo te zijn.
Noem drie microbiële pathogenen die kunnen verantwoordelijk zijn voor deze resultaten.
- Chlamydia trachomatis
- Neisseria gonorrhoea
- Mycoplasma genitalium
- Herpes Simplex Virus
bacteriostatische antibiotica:
- remmen de groei van bacteriën, maar doden de bacteriën niet
- op deze manier wordt het immuunsysteem de kans gegeven de bacterie zelf op te ruimen
- voorbeelden: tetracyclinen, macroliden en sulfonamiden
bactericide antibiotica:
- doden de bacterie direct
- deze middelen hebben de voorkeur bij ernstige infecties, bij immuungecompromitteerde patiënten en bij infecties op een plek waar het antibioticum moeilijk komt
- voorbeelden: bèta-lactam antibiotica en aminoglycosiden
een immunoblot assay kan ingezet worden om onderscheid te maken tussen hiv-1 en hiv-2. deze test wordt dus toegepast als bevestiging van de diagnose. de test kan het onderscheid maken tussen hiv-1 en hiv-2, wat de test erg specifiek maakt.
een belangrijk voordeel van de immmunoblot techniek bij het aantonen van antistoffen tegen HIV, is dan ook: het onderscheid antistoffen tegen verschillende HIV antigenen.
bij een 17-jarige vrouw is de meest waarschijnlijke reden voor een UWI:
geslachtsgemeenschap
Aangeboren autoinflammatoire ziekten worden veelal veroorzaakt door een mutatie die leidt tot overactivatie van het inflammasoom.
Welke twee cytokines worden daarbij vooral te veel geproduceerd?
- IL-1-bèta
- IL-18
anti-TSH receptor antistoffen zijn auto-antistoffen die een directe rol spelen bij de overproductie van schildklierhormonen door binding aan en stimulatie van de schildkliercellen. deze antistoffen zijn dan ook geassocieerd met de ziekte van Graves.
anti-TPO antistoffen worden vaak gevonden bij de ziekte van Hashimoto en soms bij Graves. deze antistoffen zorgen voor de afbraak van de cellen in de schildklier, wat vaak leidt tot hypothyreoïdie.
anti-GAD antistoffen zijn geassocieerd met diabetes mellitus type 1. deze antistoffen zijn gericht tegen de bètacellen in de pancreas, waardoor deze cellen minder insuline uit gaan scheiden.
anti-bijnierschors antistoffen zijn antistoffen die vaak gevonden worden bij een auto-immuun bijnierschorsinsufficiëntie, ook wel bekend als de ziekte van Addison. hierbij is er een verminderde productie van de hormonen cortisol en aldosteron.
SCID:
- is een primaire immuundeficiëntie
- het is een stoornis van het beenmerg, waarbij er zowel een T-cel als een B-celdeficiëntie is.
bij een granulocytopenie of granulocyten-disfunctiestoornis worden er dus typisch vooral infecties gezien van bacteriële aard. een infectie die typisch vaak voorkomt is een mucositis.
Patiënten met een ernstige granulocytopenie of granulocyten-dysfunctiestoornis zijn gevoelig voor het ontwikkelen van infecties.
Welk klinisch symptoom komt vaak voor?
recidiverende mucositis
wat zijn veelvoorkomende niet-infectieuze klachten bij patiënten met CVID?
- bronchiëctasieën
- granulomen
- lymfadenopathie
- splenomegalie
- cytopenie
- auto-immuunfenomenen
- allergie
- enteropathie
- maligniteiten
- vermoeidheid
- groeiachterstand
welke infecties worden vaak gevonden bij patiënten met Common Variable Immune Deficiency (CVID)?
- infecties van de meningen
- infecties van het maag-darmsysteem
- infecties van de luchtwegen