test 3 trillingen Flashcards
(31 cards)
Wat is een periodiek verschijnsel?
Herhaalt zich op regelmatige tijdstippen.
Wat is de periode (T)?
Tijdsduur van 1 cyclus (s).
Wat is frequentie (f)?
Aantal cycli per seconde (Hz).
Wat is de formule voor frequentie?
f = 1/T.
Wat is de formule voor periode?
T = 1/f.
Wat is een gedempte trilling?
Amplitude neemt af door energieverlies.
Wat is een vrije trilling?
Trilling dooft niet uit.
Wat is een gedwongen trilling?
Energieverlies gecompenseerd.
Wat is zweving?
Wisselende amplitude bij kleine f-verschillen.
Wat is elongatie (x of s)?
Uitwijking t.o.v. evenwicht.
Wat is amplitude (A)?
Maximale uitwijking.
Wat is de beginfase (φ)?
Fase op t = 0.
Wat is de hoeksnelheid (ω)?
ω = 2πf.
Wat is de uitwijking van een harmonische trilling?
s(t) = A sin (ωt + φ0).
Wat is de snelheid van een harmonische trilling?
s(t) = Aω cos (ωt + φ0).
Wat is de versnelling van een harmonische trilling?
s(t) = Aω² sin (ωt + φ0).
Welke invloeden bepalen de harmonische trilling?
- Amplitude (A)
- Hoeksnelheid (ω)
- Beginfase (φ0)
Wat is de formule voor de periode (T) van een slingerbeweging?
T = 2π√(l/g).
Wat is de formule voor frequentie (f) van een slingerbeweging?
f = 1/2π . √g/l
Waar is de periode van een slingerbeweging onafhankelijk van?
Massa en amplitude (bij kleine uitwijking).
Wat is isochronisme?
Constante periode bij kleine hoeken.
Wat is de formule voor de periode (T) van een veertrilling?
T = 2π√(m/k).
Wat is de formule voor frequentie (f) van een veertrilling?
f = 1/T.
Wat is de veerconstante (k)?
k = veerconstante (N/m).