test 3 trillingen Flashcards

(31 cards)

1
Q

Wat is een periodiek verschijnsel?

A

Herhaalt zich op regelmatige tijdstippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de periode (T)?

A

Tijdsduur van 1 cyclus (s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is frequentie (f)?

A

Aantal cycli per seconde (Hz).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de formule voor frequentie?

A

f = 1/T.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de formule voor periode?

A

T = 1/f.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een gedempte trilling?

A

Amplitude neemt af door energieverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een vrije trilling?

A

Trilling dooft niet uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een gedwongen trilling?

A

Energieverlies gecompenseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is zweving?

A

Wisselende amplitude bij kleine f-verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is elongatie (x of s)?

A

Uitwijking t.o.v. evenwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is amplitude (A)?

A

Maximale uitwijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de beginfase (φ)?

A

Fase op t = 0.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de hoeksnelheid (ω)?

A

ω = 2πf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de uitwijking van een harmonische trilling?

A

s(t) = A sin (ωt + φ0).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de snelheid van een harmonische trilling?

A

s(t) = Aω cos (ωt + φ0).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de versnelling van een harmonische trilling?

A

s(t) = Aω² sin (ωt + φ0).

17
Q

Welke invloeden bepalen de harmonische trilling?

A
  • Amplitude (A)
  • Hoeksnelheid (ω)
  • Beginfase (φ0)
18
Q

Wat is de formule voor de periode (T) van een slingerbeweging?

A

T = 2π√(l/g).

19
Q

Wat is de formule voor frequentie (f) van een slingerbeweging?

A

f = 1/2π . √g/l

20
Q

Waar is de periode van een slingerbeweging onafhankelijk van?

A

Massa en amplitude (bij kleine uitwijking).

21
Q

Wat is isochronisme?

A

Constante periode bij kleine hoeken.

22
Q

Wat is de formule voor de periode (T) van een veertrilling?

A

T = 2π√(m/k).

23
Q

Wat is de formule voor frequentie (f) van een veertrilling?

24
Q

Wat is de veerconstante (k)?

A

k = veerconstante (N/m).

25
Wat is een oscillocoop?
Toestel om elektrische trillingen visueel te maken.
26
Wat kan je aflezen van een oscillocoop-grafiek?
* Frequentie * Periode * Amplitude
27
Wat gebeurt er als trillingen in één vlak dezelfde frequentie en fase hebben?
Amplitudes tellen op.
28
Wat gebeurt er bij een faseverschil van 180°?
Uitdoving.
29
Wat ontstaat bij kleine frequentieverschillen?
Zweving.
30
Wat zijn Lissajous-figuren?
Trillingen in twee loodrechte vlakken.
31
Wat is het effect van een faseverschil van 90° in Lissajous-figuren?
Cirkels (als amplitudes gelijk zijn).