The First Americans Flashcards
(46 cards)
0
Q
Lot
A
Fate
1
Q
Koloniseren
A
To colonise
2
Q
Dageraad, aanbreken van de dag
A
Daybreak
3
Q
Avonturier
A
Adventurer
4
Q
Uitvaren
A
Set sail
5
Q
Aan land, aan wal
A
Ashore
6
Q
Vasteland
A
Mainland
7
Q
Amerikaanse indiaan
A
Amerindian
8
Q
Ijstijd
A
Ice age
9
Q
Afstammeling
A
Descendant
10
Q
Pallisade
A
Stockade
11
Q
Glorie,eer
A
Glory
12
Q
Eer
A
Honour
13
Q
Moed dapperheid
A
Bravery
14
Q
Zich uitstrekken, reiken
A
Stretch
15
Q
Beschutting, onderdak
A
Shelter
16
Q
Weiland, grasland
A
Pasture
17
Q
Tipi
A
tepee
18
Q
Kegelvormig
A
Conical
19
Q
Kampvuur
A
Campfire
20
Q
Cultiveren, veredelen
A
Cultivate
21
Q
Zaadje
A
Seed
22
Q
Ontgonnen
A
Cultivated
23
Q
Irrigeren, bevloeien
A
Irrigate
24
Zich vestigen, gaan wonen
Settle
25
Rondzwerven, dwalen
Wander
26
Snel, gezwind
Swift(ly)
27
Thuisland
Homeland
28
Blijvend
Permanent
29
Een ton
Barrel
30
Structuur, kader
Framework
31
Jong boompje
Sapling
32
Strijder
Warrior
33
Sintel, stukje gloeiende kool/hout
Ember
34
(Na)smeulen
Smoulder
35
Paal
Pole
36
Bij benadering
Approximate(ly)
37
Dierenhuid, vel
Hide
38
Pin, tentharing
Peg
39
Deuropening
Doorway
40
Kuit schieten,paaien
Spawn
41
Overvloed
Abundance
42
Houtsnijwerk
Carving
43
Topgevel, fronton boven een deur of raam
Gable
44
Totempaal
Totem pole
45
Boomstam
Tree trunk
