Thema 1 Flashcards
Memorise all words with articles from Thema 1
1
Q
de achternaam
A
The surname
2
Q
allemaal
A
Everyone
3
Q
het antwoord
A
The answer (noun)
Verb=antwoorden
4
Q
alles
A
Everything
5
Q
Amerika
A
America
6
Q
beantwoorden
A
To answer / reply
7
Q
bedankt
A
Thank you
8
Q
begroeten (stem - begroet)
A
To greet
9
Q
bekende
A
Someone you know, familiar
10
Q
de bus
A
The bus
11
Q
de buurman
A
the neighbour
12
Q
de computer
A
the computer
13
Q
de cursus
A
the course
14
Q
de dag
A
the day
15
Q
dan
A
than / then
16
Q
danken (stem - dank)
A
to thank
17
Q
dat
A
that
18
Q
de dialoog
A
the dialogue
19
Q
dit
A
this
20
Q
de docent
A
the teacher
21
Q
Engels
A
English language
22
Q
fijn
A
fine / nice
23
Q
de foto
A
the photo
24
Q
gaan (stem - ga)
A
to go
25
geven (stem - geef)
to give
26
goed
good / right
27
goedemiddag
good afternoon
28
goedemorgen
good morning
29
goedenavond
good evening
30
graag
| wil graag
please, gladly
| would like
31
heten (stem - heet)
to be called
32
helpen (stem - help)
to help
33
hoe?
how?
34
iets
something
35
de informatie
the information
36
kennen (stem - ken)
to know
37
kennismaken (stem - maak kennis)
to meet, to be introduced, to get to know someone
38
kiezen (stem - kies)
to choose, to select
39
kijken (stem - kijk)
to look, to watch
40
de koffie
the coffee
41
komen (stem - kom)
to come
42
kunnen (stem - kan)
can ( I can help)
43
het land
the country
44
leuk
nice / pleasant / fun
45
lezen (stem - lees)
to read
46
lees mee (meelezen)
read with me / to read along
47
luisteren (stem - luister)
to listen
48
mogen (stem - mag)
may (may I read)
49
Marokko
Marocco
50
met
with
51
Mexico
Mexico
52
de naam
the name
53
luister naar
listen to
54
natuurlijk
of course, naturally
55
het Nederlands
the Dutch language
56
nou..
well..
57
nu
now, currently
58
de oefening
the exercise
59
ontmoeten (stem - ontmoet)
to meet
60
ook
also
61
op
| op straat
on
| on the street
62
de pauze
the break
63
de persoon
the person
64
de plaats
the place
65
prima
fine , good
66
het probleem
the problem
67
schrijven (stem - schrijf)
to write
68
Spaans
Spanish language
69
Spanje
Spain
70
spreken (stem - spreek)
to speak
71
sterkte
stay strong
72
de straat
the street
73
straks
| tot straks
later
| see you later
74
te
to
75
de thee
the tea
76
tot
see you / until
77
Turkije
Turkey
78
uit
out / from
79
van
of
80
vandaag
today
81
vandaan
from / origin
82
verkouden
to have/catch a cold
83
vervelend
annoying
84
de voornaam
the first name
85
de vraag
the question
86
vragen (stem - vraag)
to ask
87
vrij
free
88
vul in (invullen)
fill in ( to fill in)
89
waar?
where?
90
wat?
what?
91
welk?
which?
92
welkom
welcome
93
het werk
the work
94
wie?
who?
95
willen (stem - wil)
to want
96
wonen (stem - woon)
to live
97
het woord
the word
98
zo
so / soon
99
Marokkaans
Morrocan language
100
Rusland
Russia
101
Russisch
Russian language
102
India
India
103
Indiaas
Indian language
104
China
China
105
Chinees
Chinese language
106
Polen
Poland
107
Pools
Polish language
108
Letland
Latvia
109
Lets
Latvian language
110
Duitsland
Germany
111
Duits
German language
112
Frankrijk
France
113
Fraans
French language
114
Turks
Turkish language
115
de taal
language
116
persoonsvorm - de vorm van het werkwoord bij de persoon
form of the verb by the subject
117
enkelvoud
singular
118
meervoud
plural
119
spelen (stem - speel)
to play
120
lopen (stem - loop)
to walk
121
kopen (stem - koop)
to buy, purchase
122
maken (stem - maak)
to make
123
het ijs (ijsje)
the ice / ice cream
124
buiten
outside
125
de tekening
the drawing
126
de bal
the ball
127
de afspraak
the appointment
128
lang
long
129
kort
short
130
of
or / if
131
een beetje
a little bit
132
begrijpen (stem - begrijp)
to understand
133
de zin
the sentence
134
de zinsbouw
the sentence structure/build
135
de hoofdletter
the capital letter
136
het onderwerp
the subject
137
de tegenwoordige tijd
the present tense
138
het woord
| het werkwoord
the word
| the verb
139
het voorbeeld
example
140
de man
the man / husband
141
de vrouw
the woman / wife
142
de jongen
the boy
143
het meisje
the girl
144
het kopje
the cup
145
drinken (stem - drink)
to drink
146
het boek
the book
147
het alfabet
the alphabet
