Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

cognitie > Thema 1 > Flashcards

Thema 1 Flashcards

(68 cards)

Start Studying
1
Q

Geef de: oranje, groene, blauwe en gele kwab aan.

A

De frontaalkwab is oranje/roze.
De pariëtaalkwab is groen.
De temporaalkwab is blauw.
De occipitaalkwab is geel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke structuren worden aangegeven met de cijfers 1 t/m 9?

A

1 = Cerebrale cortex
2 = Pariëtale cortex
3 = Limbisch systeem
4 = Hippocampus
5 = Basale ganglia
6 = Globus pallidus
7 = Diëncefalon
8 = Middenbrein (midbrain)
9 = Pons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de overkoepelende term voor deze structuur?

A

Deze structuur heet basale ganglia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met welke functie(s) is deze structuur geassocieerd?

A

Deze structuur wordt geassocieerd met motoriek en beweging: de controle van bewegingen, leren van vaardigheden en leren op basis van beloning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Naar welke substructuren verwijzen de nummers 1 t/m 4?

A

1 = caudate
2 = putamen
3 = amygdala
4 = globus pallidus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de witte stof?

A

De witte stof bestaat uit axonen en glia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de grijze stof?

A

De grijze stof bestaat voornamelijk uit cellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bevatten zowel de witte als de grijze stof myeline?

A

Alleen de witte stof bevat myeline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke verschillende soorten witte stof tracts bestaan er?

A

1) Commissures, 2) Projection tracts, 3) Association tracts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

anterior?

A

richting de voorkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

posterior?

A

richting de achterkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

superior?

A

richting de bovenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inferoir?

A

richting de onderkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dorsal?

A

richting de bovenkant (let op: duidt dezelfde richting aan als superior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ventral?

A

richting de onderkant (let op: duidt dezelfde richting aan als inferior!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lateral?

A

richting de zijkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

medial?

A

richting de binnenkant (midden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef bij iedere afbeelding de juiste term aan.

A

1 = axial (horizontal)
2 = coronal
3 = sagittal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef aan welke onderdeel iedere pijl aanwijst.

A

1 = dendriet
2 = axonheuvel
3 = knoop van Ranvier
4 = axon terminal
5 = Schwann-cellen (dus dit is een plaatje van een neuron in het perifere zenuwstelsel)
6 = myeline
7 = nucleus (celkern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vul in welke van de onderstaande termen bij de cijfers horen.

A

rustpotentiaal
terugkeer rustpotentiaal
depolarisatie
hyperpolarisatie
repolarisatie
> 0 mV
actiepotentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de rustpotentiaal?

A

De rustpotentiaal is de elektrische spanning tussen de binnen- en buitenkant van een cel wanneer deze niet actief is. Dit bedraagt meestal ongeveer -70 mV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke lading heeft de binnenkant van de cel in rusttoestand?

A

De binnenkant van de cel is negatiever geladen dan de buitenkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurt er bij depolarisatie?

A

Natriumkanalen (Na⁺-kanalen) openen, waardoor Na⁺ de cel in stroomt en de lading in de cel positiever wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wanneer ontstaat een actiepotentiaal?

A

Een actiepotentiaal ontstaat wanneer de spanning in de cel boven de drempelwaarde komt (meestal rond -55 mV).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke ionen spelen een rol bij de actiepotentiaal?
De belangrijkste ionen zijn natrium (Na⁺) en kalium (K⁺).
26
Wat gebeurt er bij repolarisatie?
Natriumkanalen sluiten en kaliumkanalen openen, waardoor K⁺ de cel uitstroomt en de binnenkant weer negatiever wordt.
27
Wat is hyperpolarisatie?
Dit is een fase waarin de binnenkant van de cel even extra negatief wordt, voordat de rustpotentiaal wordt hersteld.
28
Hoe herstelt de cel na een actiepotentiaal?
De cel herstelt door de natrium-kaliumpomp, die Na⁺ naar buiten en K⁺ naar binnen pompt, waardoor de rustpotentiaal terugkeert.
29
Wat zijn neuronen?
Celtype dat het zenuwstelsel vormt en o.a. de cognitieve functie ondersteunt.
30
Wat doet het cellichaam (soma) van een neuron?
Bevat de nucleus (celkern), die de genetische code bevat en betrokken is bij proteïne synthese.
31
Wat is de functie van dendrieten?
Halen informatie van andere neuronen binnen.
32
Wat vervoert een axon?
Informatie van het cellichaam naar andere neuronen en verzendt een actiepotentiaal.
33
Wat is een synaps?
Smalle ruimte tussen neuronen waarin neurotransmitters vrijkomen.
34
Wat zijn presynaptische en postsynaptische membranen?
Presynaptisch: membraan van het axon; Postsynaptisch: membraan van de cel aan de andere kant van de spleet.
35
Wat gebeurt er wanneer een presynaptisch neuron actief is?
Er komt een elektrische stroom (actiepotentiaal) door het axon.
36
Wat is een actiepotentiaal?
Actieve elektrische stroom die door neuronen wordt opgewekt.
37
Wat is de rustpotentiaal van een neuron?
-70 mV, waarbij de binnenkant van het membraan negatiever is geladen dan de buitenkant.
38
Wat gebeurt er bij depolarisatie?
Na+ -kanalen openen waardoor Na+ de cel binnengaat en de lading in de cel positiever wordt.
39
Wat is hyperpolarisatie?
Wanneer het potentiaal binnen de cel negatiever is dan bij rust.
40
Wat is myeline?
Vettige substantie dat rond het axon van sommige neuronen zit en de geleiding versnelt.
41
Wat zijn neurotransmitters?
Chemische stoffen die signalering tussen neuronen mogelijk maken.
42
Geef voorbeelden van neurotransmitters.
* Serotonine * Dopamine * Acetylcholine * Noradrenaline
43
Wat is de spiking rate?
Het aantal actiepotentialen dat per seconde wordt vermeerderd.
44
Wat is witte stof in de hersenen?
Gemyeliniseerde axonen en glia cellen.
45
Wat zijn commissures?
Witte stof tussen de verschillende corticale regio's in verschillende hemisferen.
46
Wat is de belangrijkste commissure in de hersenen?
Corpus Callosum.
47
Wat is grijze stof in de hersenen?
Cellichamen.
48
Wat zijn de ventrikels in de hersenen?
Holle kamers waar hersenvocht doorheen loopt.
49
Wat is de functie van de thalamus?
Prikkels die we binnen krijgen komen hier als eerste aan, behalve geur.
50
Wat is de rol van de hippocampus?
Verantwoordelijk voor geheugen en leren.
51
Wat zijn basale ganglia?
Structuren verantwoordelijk voor motoriek en beweging.
52
Wat is de rol van de amygdala?
Betrokken bij de detectie van angstige of bedreigende stimuli.
53
Wat zijn de functies van de hypothalamus?
Reguleert lichaamstemperatuur, honger, dorst en endocriene functies.
54
Wat is de cerebellum?
Belangrijk voor behendigheid en een soepele uitvoering van bewegingen.
55
Wat zijn gyri en sulci?
Gyri zijn de verhoogde oppervlakken van de cortex; sulci zijn de kleine, diepe groeven.
56
Wat zijn de vier lobben van de hersen cortex?
* Frontaal * Pariëtaal * Temporaal * Occipitaal
57
Wat zijn Brodmann's areas?
Regio’s verdeeld bij cyto-architectuur, ongeveer 52 gebieden.
58
Wat is de rol van de pons?
Key link tussen cerebellum en cerebrum.
59
Wat is de rol van het cerebellum?
Belangrijk voor de behendigheid en soepele uitvoering van bewegingen.
60
Wat zijn de effecten van eenzijdige laesies van het cerebellum?
Slechte coördinatie aan dezelfde kant van het lichaam als de laesie.
61
Wat zijn de gevolgen van bilaterale laesies van het cerebellum?
Brede en duizelingwekkende gang, onduidelijke spraak (dysartrie) en nystagmus.
62
Wat is de functie van de pons?
Key link tussen cerebellum en cerebrum, ontvangt informatie van visuele gebieden.
63
Wat reguleert de medulla oblongata?
Vitale functies zoals ademhalen, slikken, hartslag en de waakslaapcyclus.
64
Wat zijn de belangrijkste structuren van de middenhersenen?
Superior colliculi, inferior colliculi, substantia nigra.
65
Wat doet de superior colliculi?
Integreert informatie van verschillende zintuigen (zicht, gehoor en voelen).
66
Wat is de functie van de inferior colliculi?
Gespecialiseerd in auditieve verwerking.
67
Wat is een kenmerk van de routes in de middenhersenen?
Bieden een snelle route voor oriëntatie op zintuiglijke stimuli.
68
Wat is de substantia nigra en met welke aandoening is celverlies daarin geassocieerd?
Verbonden met de basale ganglia; geassocieerd met symptomen van de ziekte van Parkinson.

cognitie (10 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions