Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

cognitie > Thema 7 > Flashcards

Thema 7 Flashcards

(49 cards)

Start Studying
1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de evolutionaire voordelen van leren en onthouden?

A

Het stelt iemand in staat de toekomstige resultaten te voorspellen en zich aan te passen aan nieuwe situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van kortetermijngeheugen?

A

Geheugen voor informatie die momenteel ‘in gedachten’ wordt gehouden met een beperkte capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de capaciteit en duur van het lange termijn geheugen?

A

Het heeft een onbeperkte capaciteit en kan informatie opslaan van minuten tot jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het werkgeheugen?

A

Een opslagplaats met een beperkte capaciteit voor korte tijd om informatie vast te houden en mentale operaties uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de drie delen van het originele model van Baddeley en Ward?

A
  • Visuospatiaal schetsblad
  • Fonologische lus
  • Centraal executief mechanisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de rol van de episodische buffer in het werkgeheugen?

A

Het verbindt informatie uit de sensorische geheugens met inhoud uit het langetermijngeheugen in een episodische representatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is fonologisch kortetermijngeheugen?

A

Hetzelfde als verbaal werkgeheugen, waarbij span length een indicator is voor de capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de gemiddelde span length volgens Miller?

A

7 plus of minus 2 items.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is articulatorische onderdrukking?

A

Een fenomeen waarbij de score van een span-test lager is als proefpersonen irrelevante woorden moeten opzeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de twee hoofdtypen lange termijn geheugen?

A
  • Declarative memory (expliciet)
  • Non-declarative memory (impliciet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen episodisch geheugen en semantisch geheugen?

A
  • Episodisch geheugen: herinneringen aan persoonlijke gebeurtenissen
  • Semantisch geheugen: kennis over de wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is procedureel geheugen?

A

Het leren van motorische en cognitieve vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is retrograde amnesie?

A

Problemen met geheugen voor gebeurtenissen die vóór het letsel plaatsvonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is anterograde amnesie?

A

Problemen met het leren van nieuwe informatie na het letsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is consolidatie in de context van geheugen?

A

Het proces waardoor veranderingen in hersenactiviteit worden vertaald in permanente structurele veranderingen in het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de twee typen consolidatie volgens Dudai?

A
  • Snelle synaptische consolidatie
  • Langzamere systeemconsolidatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de rol van de hippocampus in het geheugen?

A

Belangrijk voor het opslaan van episodisch en semantisch geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het temporele gradiënt fenomeen?

A

Patiënten met geheugenverlies kunnen gemakkelijker vroege herinneringen oproepen dan later opgedane herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is long-term potentiation (LTP)?

Study These Flashcards
A

Een toename van de lange termijn responsiviteit van een postsynaptische neuron als reactie op stimulatie.

21
Q

Wat zijn amyloïde plaques?

Study These Flashcards
A

Samenklonteringen van onoplosbare proteïnen tussen neuronen, vaak geassocieerd met de ziekte van Alzheimer.

22
Q

Wat is het effect van de ziekte van Alzheimer op het geheugen?

Study These Flashcards
A

Problemen met het episodisch geheugen en verslechtering van het vermogen om nieuwe episodische herinneringen te vormen.

23
Q

Wat zijn seniele plaques?

Study These Flashcards
A

Samenklonteringen van onoplosbare proteïnen tussen de neuronen

24
Q

Wat zijn neurofibrillaire strengen?

Study These Flashcards
A

Een wirwar van proteïnevezels in corticale neuronen

25
In welk hersengebied komen plaques en tangles vooral voor?
Mediale temporale gebied
26
Wat is het effect van plaques en tangles op het geheugen?
Leiden tot problemen met het episodisch geheugen
27
Hoe vergaat het het niet-declaratieve geheugen bij patiënten met de ziekte van Alzheimer?
Blijft intact tot een vergevorderd stadium van de ziekte
28
Amnesiepatiënten met de ziekte van Alzheimer herinneren zich beter _______ dan recente gebeurtenissen.
Gebeurtenissen uit hun kindertijd
29
Bij patiënten met semantische dementie is de schade voornamelijk gelokaliseerd in welk deel van de hersenen?
Voorste deel van de temporaal kwab (anterior temporal lobe)
30
Wat is de rol van de hippocampus bij geheugenopslag volgens de consolidatietheorie?
Slaat recente herinneringen op voordat ze naar de neocortex worden overgebracht
31
Wat is de belangrijkste theorie die stelt dat de hippocampus betrokken is bij permanente geheugenopslag?
Multiple trace theory/ trace transformation theory
32
Wat zijn 'place cells'?
Neuronen die reageren wanneer een dier zich op een bepaalde locatie in de allocentrische ruimte bevindt
33
Wat slaat de hippocampus op volgens de cognitive map theory?
Een ruimtelijke kaart van de omgeving
34
Wat zijn 'grid cells'?
Neuronen die reageren wanneer een dier zich op bepaalde locaties in een omgeving bevindt
35
Wat is de functie van het parahippocampale complex?
Bevat visuele representaties van scènes en oriëntatiepunten
36
Wat is het verschil tussen 'recognition memory' en 'recall'?
Recognition memory vereist identificatie van eerder getoonde stimuli; recall vereist productie zonder volledige prompt
37
Wat zijn de twee mechanismen van recognition memory?
* Familiarity * Recollection
38
Wat houdt de 'levels-of-processing account' in?
Informatie die semantisch wordt verwerkt, wordt waarschijnlijk beter onthouden
39
Wat is de Encoding Specificity hypothesis?
Gebeurtenissen zijn gemakkelijker te onthouden wanneer de context bij het ophalen vergelijkbaar is met de context bij het coderen
40
Wat zijn passieve mechanismen van vergeten?
Trace decay (herinneringen verzwakken spontaan)
41
Wat zijn actieve mechanismen van vergeten?
* Interference * Inhibitie
42
Wat is retrieval-induced forgetting?
Ophalen van een herinnering veroorzaakt actieve remming van soortgelijke concurrerende herinneringen
43
Wat betekent confabulatie?
Herinnering die vals is en soms met zichzelf in tegenspraak is, zonder de intentie om te liegen
44
Wat kan leiden tot het syndroom van Korsakov?
Langdurig alcoholmisbruik en vitamine B1-deficiëntie
45
Wat is het effect van schade aan de dorsomediale kern van de thalamus bij Korsakov-patiënten?
Verlies van declaratief geheugen terwijl niet-declaratief geheugen intact blijft
46
Wat is de rol van de laterale prefrontale cortex in het werkgeheugen?
Speelt een belangrijke rol in het werkgeheugen
47
Wat is het effect van laesies in de prefrontale cortex op source monitoring?
Verstoort het proces van het toekennen van herinneringen aan hun originele context
48
Wat houdt 'constructive memory' in?
Herinneren als het maken van gevolgtrekkingen over het verleden op basis van huidige kennis
49
Wat is een 'false memory'?
Herinnering die geheel of gedeeltelijk onnauwkeurig is

cognitie (10 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions