Thema 1 Wonden en (peri-)operatieve zorg Flashcards

(180 cards)

1
Q

Welke classificatie kan er gebruikt worden bij diabetische ulcera?

A

WIFI classificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld mechanisch. Noem 5 voorbeelden.

A

Schaaf
Snij
Steek
Schot
Bijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld chemisch. Noem 2 voorbeelden.

A

Zuren
Chloor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld thermisch. Noem 2 voorbeelden.

A

Verbranding
Bevriezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld straling. Noem 2 voorbeelden.

A

Zonverbranding
Radioactieve straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld elektrisch. Noem 2 voorbeelden.

A

Stroom
Bliksem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld infectie. Noem 1 voorbeeld.

A

Onvoldoende afweer tegen micro-organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld oncologie. Noem 1 voorbeeld.

A

(Huid)carcinomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Indeling van wonden naar oorzaak, bijvoorbeeld circulatie. Noem 3 voorbeelden.

A

Slechte weefseldoorbloeding
Ulcus cruris
Decubitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De huid is het dunst op … en het dikst op …

A

Dunst op de oogleden
Dikst op de hielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De huid bevat onder andere (5)

A

Bloedvaten
Zenuwen
Zweetklieren
Talgklieren
Sensorische receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De huid bestaat uit 3 lagen

A

Epidermis (opperhuid)
Dermis (lederhuid)
Subcutis (onderhuids weefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functies van de huid (5)

A

Bescherming (alle invloeden van buitenaf, bacteriën/virussen, verlies van vocht)
Signalering (prikkels ontvangen, vertalen en begrijpen)
Warmteregulatie (isolatie en de werking van de thermostaat verloopt via de huid)
Stofwisseling (vit D uit zonlicht, absorptie van actieve bestanddelen (medicatie))
Communicatie (gemoedstoestand zoals blozen, fysieke belasting, verzorging, ziekten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wonden met acute etiologie waar continuiteitsverlies van de huid is ontstaan door trauma of chirurgische ingreep, onafhankelijk van de duur van het bestaan van deze wond (fracturen, oppervlakkig letsel, brandwonden)

A

Acute wond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Richtlijn acute wond:
… primair gesloten wonden niet
Spoelen vieze (…/…) wond met …
Geen … (Soda/biotex etc)
Lokaal geinfecteerde wonden -> …/…
Pijnbestrijding: lokaal en systemisch, via …, patientvriendelijke verbanden
Douchen primair gesloten wond (na … uur,kort <10min), bedekken wond
Kies niet verklevend verband bij … wonden
Duidelijke instructies geven aan patient/mantelzorgers
Bescherm litteken … maanden tegen UV (A) licht

A

Richtlijn acute wond:
Reinig primair gesloten wonden niet
Spoelen vieze (bijt/snij) wond met lauwwarm water
Geen badjes (Soda/biotex etc)
Lokaal geinfecteerde wonden -> honing/jodium
Pijnbestrijding: lokaal en systemisch, WHO pijnladder, patientvriendelijke verbanden
Douchen primair gesloten wond (na 12 uur,kort <10min), bedekken wond
Kies niet verklevend verband bij open wonden
Duidelijke instructies geven aan patient/mantelzorgers
Bescherm litteken 3 maanden tegen UV (A) licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Abrasie

A

Schaafwond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Incisie

A

Snijwond met rechte randen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Avulsie

A

Onvolledige scheiding van de weke delen lagen (scheurwond) waarbij er door trauma een huidflap ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Laceratie

A

Een snede met rafelige randen door alle huidlagen heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Crush

A

Pletten, beknellen door zwaar voorwerp of machine op lichaamsdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Puncture

A

Penetratie van diverse weefsellagen door scherp voorwerp dat ook in het lichaam kan zijn blijven steken (bijv steek- of bijtwonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Een wond waarin het normale helingsproces wordt verstoord op een of meer punten van de fase van hemostase, inflammatie, proliferatie en remodellering.

A

Complexe wond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wond management, overdracht van ambulance naar SEH via …

A

MIST
M = mechanism injury = hoe is het letsel ontstaan
I = identified injury = welke letsels of ziekte vermoed je
S = signs = welke symptomen heb je gezien
T = therapy = wat heb je al gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Fasen van wondgenezing (4)

A

Hemostase
Inflammatie
Proliferatie/regeneratie
Remodellering en rijping (maturatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Duur hemostase fase wond
<30 min
26
Duur inflammatie fase wond
<7 dagen
27
Duur proliferatie/regeneratie fase wond
<3 weken
28
Duur remodellering en rijping (maturatie) fase wond
<1-2 jaar
29
Wat gebeurt er in de hemostase fase bij een wond? (3)
Beschadiging bloedvaten, wond gevuld met bloed Vasoconstrictie Interactie trombocyten en fibrine in bloed: vorming van stolsel
30
Wat gebeurt er in de inflammatie fase bij een wond? (3)
Cellen in en rond de wond: cytokines en groeifactoren -> initiatie ontstekingsreactie Vasodilatatie omliggende bloedvaten -> meer witte bloedcellen naar wondgebied Witte bloedcellen ruimen bacterien en beschadigd weefsel op (fagocytose) -> vermindering inflammatie en voorbereiding herstelfase.
31
Wat gebeurt er in de proliferatie/regeneratie fase bij een wond? (4)
Fibroplasie: fibroblasten ontwikkelen zich en produceren Extra Cellulaire Matrix (ECM) bestaande uit oa collageen en elastine Angiogenese: proliferatie van endotheelcellen -> ingroei van bloedvaten in de wond Epithelialisatie: keratoinocyten in de wondranden spreiden uit over de wond Wondcontractie: door myofibroblasten
32
Wat gebeurt er in de remodellering en rijping (maturatie) fase bij een wond? (2)
Regressie van capillairen: afname roodheid litteken Reorganisatie en crosslinking collageen -> toename treksterkte litteken
33
Rijping litteken Twee weken: litteken ongeveer …% van de oorspronkelijke sterkte 1 maand: …% van de oorspronkelijke sterkte >1 jaar: nooit meer dan …% van de originele treksterkte van de huid
Rijping litteken Twee weken: litteken ongeveer 5% van de oorspronkelijke sterkte 1 maand: 40% van de oorspronkelijke sterkte >1 jaar: nooit meer dan 80% van de originele treksterkte van de huid
34
Epidermale wondgenezing = Hierbij krijg je geen …
Bij bijvoorbeeld oppervlakkige schaafwonden, blaren, oppervlakkige tweede graads randwond. Regeneratie van het oorspronkelijke weefsel door epidermale migratie. Geen littekens.
35
Risicofactoren voor verstoring wondgenezingproces: lokale factoren, intrinsiek (5)
Arteriële insufficiëntie Veneuze insufficiëntie Oedeem Necrose Maligniteit
36
Risicofactoren voor verstoring wondgenezingproces: lokale factoren, extrinsiek (4)
Infectie Bestraling Vreemd lichaam Druk
37
Risicofactoren voor verstoring wondgenezingproces: systemische factoren, intrinsiek (4)
Ouderdom Anemie Chronische ziekten (immuunstoornissen, kanker, obesitas, metabole afwijkingen) Erfelijke ziekten
38
Risicofactoren voor verstoring wondgenezingproces: systemische factoren, extrinsiek (3)
Roken Medicatie Ondervoeding
39
Infectie: … roodheid, bij uitbreiden denken aan … (vleesetend) = <… uur op OK
Infectie: aftekenen roodheid, bij uitbreiden denken aan hemolytische streptokok (vleesetend) = <4 uur op OK
40
Risicofactoren op een infectie, systemisch (9)
Vaatziekten Oedeem Ondervoeding DM Alcohol Eerdere OK/bestraling Medicijnen (corticosteroïden) Tekort schietend immuunsysteem Roken
41
Risicofactoren op een infectie, lokaal (9)
Groot wondoppervlak Toename wonddiepte Duur open wond Anatomische locatie Vreemde lichamen Dood weefsel Mechanisme van verwonding Mate van contaminatie Verminderde doorbloeding
42
Volgorde van wondinfectie (gaat met 5 stappen)
1. Contaminatie 2. Kolonisatie 3. Lokale infectie 4. Uitbreidende infectie 5. Systemische infectie
43
Complexe polymicrobiele populatie van micro-organismen, ingebed in een zelfgeproduceerde matrix van extracellulaire polymere substanties = … Gebeurt bij een … en … infectie
Biofilm Lokale en uitbreidende infectie
44
Kleur van het wondvocht: dun, waterig, helder =
Sereus
45
Kleur van het wondvocht: dun, bloederig =
Serosanguineus
46
Kleur van het wondvocht: bloederig
Sanguineus
47
Kleur van het wondvocht: vies, dik, troebel, geel/bruin/groen =
Purulent
48
Perifeer arterieel vaatlijden: hoe lager de EAI, hoe …
Slechter de prognose
49
Hoe meet je de EAI (enkel-arm index)?
Enkeldruk/armdruk
50
EAI normaalwaarde = < … = arteriële insufficiëntie van de beencirculatie < … = ernstig obstructief arterieel vaatlijden
Normaal = ongeveer 1 <0,9 = arteriele insufficientie van de beencirculatie <0,5 = ernstig obstructief arterieel vaatlijden
51
Beoordelen en omschrijven van een wond middels de …
TIME-S
52
TIME-S T =
Tissue (locatie, vitaliteit weefsel/kleur (WCS classificatie), afmetingen, diepte)
53
TIME-S I =
Infection (infectie, geur, kleur, wondvocht)
54
TIME-S M =
Moisture (nat, vochtig, droog, hoeveelheid wondvocht)
55
TIME-S E =
Edge (wondranden, tunnels, ondermijning)
56
TIME-S S =
Skin (conditie van de omringende huid)
57
WCS model: zwart =
Necrose (verwijderen)
58
WCS model: geel =
Gele necrose, fibrinebeslag, dermis, subcutis, exsudaat (verwijderen en reinigen)
59
WCS model, rood =
Granulatieweefsel (beschermen)
60
Basis voor wondgenezing, diagnose (TIME-S) -> actie (DIME-S) D =
Debridement (basis = schone wondbodem)
61
Basis voor wondgenezing, diagnose (TIME-S) -> actie (DIME-S) I =
Infectie voorkomen/bestrijden
62
Basis voor wondgenezing, diagnose (TIME-S) -> actie (DIME-S) M =
Vochtig wondmilieu creëren
63
Basis voor wondgenezing, diagnose (TIME-S) -> actie (DIME-S) E =
Wondrand bescherming, inzet van huidstimulerende middelen
64
Basis voor wondgenezing, diagnose (TIME-S) -> actie (DIME-S) S =
Infecties, eczeem, oedeem etc behandelen
65
Debrideren =
Uitgangspunt is een schone wondbodem
66
Granuleren =
Beschermen en stimuleren van granulatieweefsel
67
Epithelialiseren =
Beschermen van de wondranden tegen verweking en behandelen van hypergranulatie
68
Wondzorgkaart werkt met kleuren, daaraan zit een actie gekoppeld. Zwart, geel =
Necrose en fibrine verwijderen
69
Wondzorgkaart werkt met kleuren, daaraan zit een actie gekoppeld. Groen =
Infectie voorkomen en bestrijden
70
Wondzorgkaart werkt met kleuren, daaraan zit een actie gekoppeld. Rood, roze =
Stimuleren en beschermen
71
Debrideren kan op verschillende manieren (7)
Autolyse: vochtig wondmileu, hydrogel Mechanisch: wet to dry, VAC, hydrojet Osmotisch: alginaten, honing, suiker Enzymtisch: collagenase (Novuxol) Chemisch: eusol Biologisch: maden Chirurgisch/scherp
72
Wanneer gebruik je wat bij een wond? Necrose oplossen =
Novuxol, hydrogel
73
Wanneer gebruik je wat bij een wond? Nattende necrose =
Eusol, novuxol, alginaten
74
Wanneer gebruik je wat bij een wond? Vervloeiende necrose =
Euosol, novuxol, alginaten
75
Wanneer gebruik je wat bij een wond? Granulerende wondbodem =
Hydrofiber, schuimverband, siliconen
76
Wanneer gebruik je wat bij een wond? Epitheel =
Hydrofiber, schuimverband, folie, siliconen
77
Infectie preventie, pre-operatief. Noem 4 voorbeelden
Scheren (tondeuse) Conditie Goed ingestelde DM AB profylaxe
78
Infectie preventie, per-operatief. Noem 3 voorbeelden
Steriel werken, luchtbehandeling, warmte-regulatie (dekens)
79
Infectie preventie, post-operatief. Noem 2 voorbeelden.
Verbandmateriaal Wondverzorging
80
POS
Pre Operatieve Screening
81
Pre Operatieve Screening
Kan deze patient op korte termijn, zonder nader onderzoek of maatregelen een operatieve of diagnostische ingreep ondergaan?
82
Ernstige complicaties (anesthesiologisch) peroperatief in de A(irway) (1)
Cannot intubate
83
Ernstige complicaties (anesthesiologisch) peroperatief in de B(reathing) (1)
(Aspiratie)pneumonie
84
Ernstige complicaties (anesthesiologisch) peroperatief in de C(irculation) (3)
Cardiac arrest Ischemie Decompensatio
85
Ernstige complicaties (anesthesiologisch) peroperatief in de D(isability) (1)
CVA
86
Voorbeelden ernstige complicaties postoperatief in de A(irway) (1)
Luchtwegobstructie door zwelling/bloeding
87
Voorbeelden ernstige complicaties postoperatief in de B(reathing) (5)
Pneumonie ARDS Atelectase Astma Hypoventilatie
88
Voorbeelden ernstige complicaties postoperatief in de C(irculation) (5)
Bloeding SIRS Hypovolemie Hartinfarct Decompensatio cordis
89
Voorbeelden ernstige complicaties postoperatief in de D(isability) (4)
Verwardheid Delier Pijn Cognitieve stoornissen
90
Voorbeelden ernstige complicaties postoperatief in de E(xposure) (3)
Lab stoornissen Medicatie Intoxicatie
91
Chirurgische risico clasisficatie niet-vasculaire chirurgie aan extremiteit van matige duur (<3 uur); cataract; huidoperatie; korte, oppervlakkige procedure
Laag risico
92
Chirurgische risico classificatie meeste orthopedische ingrepen; urologische ingrepen; carotischirurgie’ niertransplantatie’ buikoperaties bv ongecompliceerde darmresectie
Gemiddeld risico
93
Chirurgische risico classificatie: lange en/of gecompliceerde ingrepen van buik, thorax, hoofd en hals; vaatchirurgie van aorta en onderste extremiteit; transplantatie anders dan van nier
Hoog risico
94
POS (screening) bepaalt risico op grond van … (3)
Ingreep Conditie Anesthesietechniek en pijnbehandeling
95
Wanneer doe je een routine ECG bij de POS? Leeftijd > … jaar Standaard bij … (5)
Leeftijd >60 jaar Standaard bij hartfalen, st na ischemie, ritmestoornissen, nierfalen, DM met insuline
96
ASA classificatie 1 =
Gezond
97
ASA classificatie 2 =
Lichte aandoening waarvoor al dan niet medicatie, normale activiteiten (milde, goed ingestelde DM)
98
ASA classificatie 3 =
Ernstige aandoening waarvoor medicatie, beperking normale activiteit (ernstige DM met vaatcomplicaties)
99
ASA classificatie 4 =
Zeer ernstige systeemaandoening, bedreigend voor het leven (ernstig COPD, terminaal hartfalen)
100
ASA classificatie 5 =
Moribund, waarschijnlijk overlijden <24 uur met of zonder ingreep (gebarsten aorta aneurysma)
101
Wat houdt een “E” in achter een ASA classificatie?
Spoedingreep
102
MET geeft weer hoeveel … je kan leveren voordat je … krijgt MET 4 = … lopen
MET geeft weer hoeveel inspanning je kan leveren voordat je klachten krijgt MET 4 = 2 trappen lopen
103
Syndroom met een zodanige interactie tussen ziekten, psychosociale stressoren en subklinische ziektelast dat iemand vatbaar wordt voor ongewenste gezondheidsuitkomsten =
Frailty (kwetsbaar)
104
Voordelen locoregionale anesthesie (6)
Pijnstilling Onderdrukking stress respons Verlaagde incidentie van postoperatieve hypoxemie Minder pulmonale complicaties Vroeger verlaagde incidentie thrombo-embolieen Sneller herstel peristaltiek
105
Nadelen locoregionale anesthesie (8)
Urineretentie bij continue epiduraal Jeuk (opiaten) Faalkans Paresthesieen / motorisch blok Hemodynamische events Ademhalingsdepressie Infectie (epiduraal abces) Hematoom (potentiële dwarsleasie)
106
Lokaal anesthetica remmen …, werking via blokkade van … Middelen: lidocaine, (levo-)bupivacaine, mepivacaine, ropivacaine
Lokaal anesthetica remmen prikkeloverdracht in zenuwweefsel, werking via blokkade van Na-kanalen (= geen influx van na ionen waardoor geen actiepotentiaal meer)
107
Hoe worden perifere zenuwblokkades gezet?
Echogeleid
108
Wat zijn een spinaal en epiduraal? (Pijnstilling)
Centrale (neuraxiale) blokkades
109
Regionale anesthesie voorbeelden (3)
Centrale (neuraxiale) blokkades Perifere blokkades Lokaal anesthetica
110
Sedativa werken op twee processen, namelijk:
Receptoren Verbindingen
111
Sedativa moeten door de bloed-hersen barriere heen en dus … zijn en veel … (niet …)
Vetoplosbaar Veel vrije fractie (niet eiwitgebonden)
112
Twee soorten receptoren mbt anesthesie
Ionotrope receptoren (GABA gaat hier op zitten) Metabotrofe receptoren (morfine receptoren, vormverandering)
113
Excitatie = … actiepotentiaal Voorbeelden (2)
Vergemakkelijken Glutamaat (NMDA), acetylcholine
114
Inhibitie = … actiepotentiaal Voorbeelden (2)
Remmen GABA, glycine
115
Thiopental (barbituraat), propofol, etomidaat, ketamine, midazolam (benzodiazepine) zijn allemaal …
Sedativa
116
Thiopental (barbituraat) = - Goed …, snel in je brein, maar ook snel uit brein en in vet (werkt snel in, maar ook snel uit -> snelle …) - Wordt slecht afgebroken, in lever via … orde kinetiek (hoe meer je geeft, hoe meer opstapeling in vet en lange uitwerking) - … stof zodat beter oplosbaar in bloed (pH = 11), spierverslappers zijn zuur -> gaat bij elkaar …, eerst NaCl tussendoor. Tevens bij subcutaan: …. - Werkt via … receptoren, dempt metabolisme brein, zuurstofbehoefte brein …. Is ook cardio… en zorgt voor …. (hypotensie). - Cytochroom p450 …
- Goed vetoplosbaar, snel in je brein, maar ook snel uit brein en in vet (werkt snel in, maar ook snel uit -> snelle herverdeling) - Wordt slecht afgebroken, in lever via nulde orde kinetiek (hoe meer je geeft, hoe meer opstapeling in vet en lange uitwerking) - Basische stof zodat beter oplosbaar in bloed (pH = 11), spierverslappers zijn zuur -> gaat bij elkaar klonteren, eerst NaCl tussendoor. Tevens bij subcutaan: open wonden/weefselschade. - Werkt via GABA receptoren, dempt metabolisme brein, zuurstofbehoefte brein daalt. Is ook cardiodepressief (negatief hartspier) en zorgt voor vasodilatatie (hypotensie). - Cytochroom p450 inductie
117
Propofol = - Werkt snel in en snel uit, uitwerking niet afhankelijk van … - … door toevoeging soja/eiwit (probleem: …, dus niet lang van te voren klaar maken) - Cardio… - … stapeling bij langdurig geven - … bij inspuiten
- Werkt snel in en snel uit, uitwerking niet afhankelijk van tijd dat je het gegeven hebt - Vetoplosbaar door toevoeging soja/eiwit (probleem: groeien snel bacteriën in, dus niet lang van te voren klaar maken) - Cariodepressief - Triglyceride stapeling bij langdurig geven - Pijn bij inspuiten
118
Etomidaat = - Werkt snel in/uit - Heeft nauwelijks invloed op … - Zorgt voor bijwerking … - Remt … minder dan andere slaapmiddelen (vandaar gebruik bij ECT’s) - … depressie bij lange termijn toediening (= remming cortisol)
Anestheticum - Werkt snel in/uit - Heeft nauwelijks invloed op hartfunctie - Zorgt voor misselijkheid en braken - Remt epilepsie minder dan andere slaapmiddelen (vandaar gebruik bij ECT’s) - Bijnier depressie bij lange termijn toediening (= remming cortisol)
119
Ketamine = - … anesthesie (hallucinaties) - Intacte …, geen remming op … - Geeft broncho… - Pijnstillend in … doseringen
- Dissociatieve anesthesie (hallucinaties) - Intacte luchtweg reflex, geen remming op ademhaling - Geeft bronchodilatatie - Pijnstillend in lage doseringen
120
Midazolam (benzodiazepine) = - Ademdepressie (niet bij …, niet bij … ivm noodzaak goede koolzuurbalans) - Antegrade en retrograde … - Ontspant …
- Ademdepressie (niet bij OSAS, niet bij hersenaandoeningen ivm noodzaak goede koolzuurbalans) - Antegrade en retrograde amnesie - Ontspant spieren
121
Opioiden kunnen chemisch worden ingedeeld of op effect. Chemische groepen: (3)
Natuurlijk Semisynthetisch Synthetisch
122
Opioiden kunnen chemisch worden ingedeeld of op effect. Effect groepen: (3)
Agonist Agonist-antagonist Antagonist
123
Agonist =
stof op morfine receptor: activeert
124
Agonist-antagonist =
stof op morfine receptor, beetje effect, lager dan agonisten maar sterkere binding, kan effect agonist verlagen
125
Antagonist =
stof op morfine receptor: blokkeert
126
Morfine receptoren (4)
Mu Kappa Delta Sigma
127
Morfine receptoren zijn … receptoren en zorgen voor … instroom en verlaging … instroom -> verlaging actiepotentiaal
Metobotrofe receptoren Kalium instroom en verlaging calcium instroom
128
Morfine = - Werkt in brein, … (trage inwerking, trage uitwerking) - Stapeling morfine bij … (morfine-6-glucoronide blijft in lichaam) - Bijwerkingen: (7)
- Werkt in brein, wateroplosbaar (trage inwerking, trage uitwerking) - Stapeling morfine bij nierfunctiestoornissen (morfine-6-glucoronide blijft in lichaam) - Bijwerkingen: ademdepressie, misselijkheid/braken, obstipatie, sedatie, histamine release, jeuk, bloeddrukdaling door vasodilatatie
129
Sufentanil = - … keer zo sterk als morfine - Hoge …, snelle in-/uitwerking - Bijwerkingen: (4)
- 600x zo sterk als morfine - Hoge vetoplosbaarheid, snelle in-/uitwerking - Bijwerkingen: ademdepressie, spierrigiditeit (vrn thorax), misselijkheid/braken, jeuk (neus)
130
Remifentanil = - … werkingsduur - Onafhankelijk van … voor werkzaamheid en eliminatie - Bijwerkingen: (5)
Pijnstiller (opiaat) - Zeer korte werkingsduur - Onafhankelijk van lever en nieren voor werkzaamheid en eliminatie - Bijwerkingen: hyperalgesie, spierrigiditeit, bradycardieen, hypotensie, ademdepressie
131
Tetanus =
een acute, zeer ernstige infectieziekte die wereldwijd voorkomt
132
Veroorzaker tetanus
bacterie Clostridium tetani
133
Incubatietijd tetanus
3 dagen tot 3 weken
134
TIG
Tetanusimmunoglobuline
135
Succinylcholine is depolariserend/niet-depolariserend?
Depolariserend
136
Rocuronium is depolariserend/niet-depolariserend?
Niet-depolariserend
137
Atracurium is depolariserend/niet-depolariserend?
Niet-depolariserend
138
Mivacurium is depolariserend/niet-depolariserend?
Niet-depolariserend
139
Overdosering/toxiciteit lokaal anesthetica symptomen (6)
slaperigheid, koude gevoel, druk rond het voorhoofd, gevoelloosheid lippen en tong, duizeligheid, oorsuizen.
140
Nuchterbeleid
Tot 6u voor OK voedsel Tot 2u voor OK helder vloeibaar
141
Spierverslappers Blokkeren prikkeloverdracht van … naar …, geen spiercontractie meer mogelijk, dus ook geen ademhaling. Geven geen …, geen …, geen ….
Spierverslappers Blokkeren prikkeloverdracht van zenuw naar spier, geen spiercontractie meer mogelijk, dus ook geen ademhaling. Geven geen amnesie, geen analgesie, geen bewustzijnsverlies.
142
Hoe remmen lokaal anesthetica de prikkeloverdracht in zenuwweefsel?
Blokkade van de natrium kanalen
143
Waarom moet je nuchter zijn voor OK? Wat zijn de nadelen? (4)
Voorkomen aspiratie t.g.v. volle maag Nadelen: ketabool, insulineresistentie, ‘gemoedstoestand’, ondervulling
144
Voorspellen mogelijke intubatie problemen via de … classificatie
Mallampati
145
Voorspellen mogelijke intubatie problemen obv (5)
Obesitas met korte dikke nek Verminderde bewegelijkheid van de nek Verminderde bewegelijkheid kaakgewricht/beperkte mondopening Teruggetrokken mandibula (ondertanden kunnen niet voor boventanden komen) Thyromentale afstand <3 vingers (=<6,5cm)
146
Syndroom met een zodanige interactie tussen ziekten, psychosociale stressoren en subklinische ziektelast dat iemand vatbaar wordt voor ongewenste gezondheidsuitkomsten
frailty (kwetsbaar)
147
Eenmalig desinfecteren van schoon naar vuil: * Beginnen bij ... * Daarna in cirkels van ... naar ... * Liezen, navel, peri-anale gebied en ernstig gecontamineerde wonden als ...
Eenmalig desinfecteren van schoon naar vuil: * Beginnen bij incisieplaats * Daarna in cirkels van binnen naar buiten * Liezen, navel, peri-anale gebied en ernstig gecontamineerde wonden als laatste
148
Time-out procedure Bespreek ten minste: (12)
Time-out procedure Bespreek ten minste: * Identificatie patiënt en verificatie juiste patiëntendossier. * Type operatie. * Juiste zijde of locatie, inclusief markering. * Allergieën. * Aanwezigheid van materialen, instrumentarium en apparatuur. * Aanwezigheid van protheses. * Type anesthesie * Positionering van de patiënt. * Antibioticabeleid (noteer tijdstip van toediening in patiëntendossier). * Stollingsstatus. * Te verwachten anesthesiologische problemen. * Relevante co-morbiditeiten en relevante medische voorgeschiedenis. Pas als alles positief is mag patiënt onder narcose
149
Sign out Bespreek ten minste: (7)
* Welke procedure is er verricht en is deze naar verwachting verlopen? * Toegediende medicatie en bloedproducten * Klopt de telling van het aantal gazen, instrumenten en disposables? * Zijn de preparaten juist gemerkt en gelabeld en zijn de relevante aanvragen ingevuld?* * Waren er materiële problemen? * Zijn er specifieke aandachtspunten voor de nazorg van de patiënt (bijvoorbeeld antibiotica, antistolling, pijnbeleid)? * Naar welke afdeling wordt de patiënt overgeplaatst?
150
Verschil depolariserende en niet-depolariserende spierverslappers
Depolariserend -> tijdelijke activatie receptor Niet-depolariserend -> competatieve binding
151
Welk middel heeft de snelste inwerktijd? (succinylcholine, rocuronium, atracurium, mivacurium?)
succinylcholine
152
Vermindering metabolisme van succinylcholine door (3)
Genetisch Zwangerschap Leverfunctiestoornissen
153
Verlengde werking van rocuronium bij ... en ...
lever- en nierfunctiestoornissen
154
Nadeel atracurium (inclusief bijwerkingen (3)
Nadeel: activatie histamine (CAVE mensen met astma) Bijwerkingen: histamine release: bronchospasme, uitslag, jeuk
155
Bijwerkingen mivacurium (3)
Histamine release: bronchospasme, uitslag, jeuk
156
3 soorten pijn: acuut, subacuut en chronisch. Wat is het verschil?
Acuut (<2 mnd) Subacuut (>2 mnd maar <6 mnd) Chronisch (>6 mnd)
157
Pijn komt door prikkeling van ... door stofjes die vrij komen (bijvoorbeeld ...)
Pijn komt door prikkeling van zenuwuiteinden door stofjes die vrij komen (bijvoorbeeld prostaglandine)
158
VAS
Visueel analoge schaal pijn
159
NRS
Numeric rating scale pijn
160
Overdosering paracetamol bij
>15gr, 30 tabletten Zonder behandeling (N-acetylcysteine) dodelijk
161
Paracetamol: 5-15% ..., bindt aan levercellen = schadelijke metaboliet, wordt normaliter ook weer omgezet naar niet-schadelijk door ...
NAPQI Gluthation
162
Paracetamol: risico bij (2)
Ondervoeding Alcoholisten (vangt glutathion weg en inductie van CYP2E1, waardoor meer omzetting naar NAPQI). Bij >2 EH alcohol per dag geen maximale dosering paracetamol.
163
Bijwerkingen NSAID (3)
Maagulcera Cardiaal (trombocytenfunctie/hartfalen) Renaal (ATN/nierfunctieverlies door constrictie aanvoerende vat glomerulus)
164
Zwakwerkende opiaten voorbeelden (2)
Tramadol Codeïne
165
Sterkwerkende opiaten voorbeelden (3)
Morfine, oxycodon, fentanyl
166
Hoe komt het dat er obstipatie ontstaat bij gebruik van sterkwerkende opiaten?
Directe binding op de zenuwplexus van de darmwand
167
Welke receptoren worden geblokkeerd door ketamine?
Blokkade NMDA receptoren
168
Voordelen ketamine (2)
Opioïde sparend Geen cardiovasculaire depressie
169
Heeft paracetamol een anti-inflammatoir effect?
Nee
170
Behandeling overdosering paracetamol met ...
N-acetylcysteine
171
Opiaten: analgesie dmv activering µ-receptor zorgt naast supraspinale analgesie voor: (3)
Ademhalingsdepressie, euforie en (fysische) afhankelijkheid
172
Opiaten: analgesie dmv activering κ-receptor zorgt naast analgesie voor: (3)
Pupilvernauwing, sedatie, dysforie (prikkelbare stemming)
173
Analgetisch effect opiaten op 2 manieren, namelijk:
1. Stimulatie limbische systeem -> emotionele beleving pijn minder 2. Stimulatie opioïd receptor (hogere dosering) -> efflux kalium -> verhoging drempelwaarde pijn
174
Vaccinatieschema tetanus: Pre-expositieprofylaxe van tetanus gebeurt uitsluitend door middel van … immunisatie. Het schema van de basisimmunisatie bestaat – bij personen ouder dan een jaar - uit twee vaccinaties met een interval van bij voorkeur …, gevolgd door een derde injectie minimaal een … na de tweede inenting. Revaccinatie (één dosis) wordt aanbevolen … jaar na de primaire serie of de laatste boosterinjectie. Zit ook in het rijksvaccinatieprogramma, laatste prik op … levensjaar.
Vaccinatieschema Pre-expositieprofylaxe van tetanus gebeurt uitsluitend door middel van actieve immunisatie. Het schema van de basisimmunisatie bestaat – bij personen ouder dan een jaar - uit twee vaccinaties met een interval van bij voorkeur een maand (minimaal vier weken), gevolgd door een derde injectie minimaal een half jaar na de tweede inenting (schema: 0-1-7). Het maken van een verre reis is (naast een verwonding) vaak het moment om de immunisatie tegen tetanus te beoordelen. Revaccinatie (één dosis) wordt aanbevolen 10 jaar na de primaire serie of de laatste boosterinjectie. Zit ook in het rijksvaccinatieprogramma, laatste prik op 9e levensjaar.
175
WHO pijnladder, stap 1 1/m 5
1: paracetamol 2: NSAID 3: zwak werkend opiaat (tramadol) 4: sterk werkend opiaat 5: subcutane of intraveneuze toediening van sterk werkende opiaten
176
Traumatische wonden =
Wonden (onder andere schaaf-, scheur- en snijwonden) veroorzaakt door een trauma, exclusief beten
177
Bijtwonden =
Wonden veroorzaakt door de beet van een mens of dier.
178
Prikbijtwonden =
Diepe, puntvormige bijtwonden veroorzaakt door puntige tanden.
179
Kneusbijtwonden =
Bijtwonden veroorzaakt door een plat gebit.
180
Bijtwonden: AB profylaxe is geindiceerd bij: (4)
Een mensen- of kattenbeet Bijtwonden aan hand/pols, been/voet, genitaliën of gelaat Diepe prikbeten en kneusbijtwonden Patiënten uit risicogroepen - Verminderde afweer - Verhoogd risico op endocarditis (in VG, hartklepprothese, aangeboren hartklepafwijkingen) - Verhoogd risico op infectie gewrichtsprothese (prothese <2jr oud of >2jr icm VG geinfecteerde prothese, reumatische gewrichtsaandoening of hemofilie)