thema 3 Flashcards

(33 cards)

1
Q

OG van een zuurstofatoom in samengestelde stof is altijd

A

-II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

OG van een waterstofatoom in een samengestelde stof is meestal

A

+I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Systematische naam en verkorte systematische naam: Wanneer het eerste element in een formule slechts 1 positief OG kan dragen

A

worden mogelijke indices niet geschreven in de verkorte systematische naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Systematische naam en verkorte systematische naam: Wanneer het eerste element in een brutoformule meer dan 1 positief OG kan dragen

A

worden mogelijke indices wel geschreven in de systematische naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stocknotatie: bij minerale stoffen die geen vereenvoudigde systematische naam hebben

A
  1. Naam eerste element
  2. OG eerste element tussen haakjes
  3. Naam tweede deel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

naamvorming binaire zuren

A

zuurrest met één soort atomen, waterstof + verkorte naam van het niet-metaal + IDE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

naamgeving ternaire zuren

A

zuurrest met twee soorten atomen, minstens 1 zuurstofatoom (O) achteraan, waterstof + naam van polyatomische ion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zuursterkte zuren

A

sterk zuur splitst gemakkelijker H+ af dan een zwak zuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorbeelden sterke zuren

A

HCl, HBr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbeeld zwak zuur

A

H2S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waardigheid van zuren

A

aantal H+-ionen dat zuurdeeltje kan afsplitsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 soorten waardigheden van zuren

A
  • eenwaardige zuren
  • tweewaardige zuren
  • driewaardige zuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorbeeld eenwaardige zuren

A

HCI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorbeeld tweewaardige zuren

A

H2SO4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorbeeld driewaardige zuren

A

H3PO4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is HCI

17
Q

waarvoor wordt H3PO4 gebruikt?

A

tijdens bereiding van geneesmiddelen, waspoeders, cola, …

18
Q

waarvoor wordt H2CO3 gebruikt?

A

bruis in bv. limonade

19
Q

hoe worden hydroxiden gevormd?

A

Metaal (of ammonium) + (n) hydroxide

20
Q

triviale naam Ca(OH)2

A

geblutste kalk

21
Q

triviale naam NaOH

A

bijtende soda

22
Q

toepassing NaOH

A

ontstoppen van afvoerleidingen

23
Q

kenmerkende groep zouten

A

Metaalion vooraan en zuurrest achteraan

24
Q

hoe vorm je zouten?

A
  • een index bij een H-atoom blijft steeds behouden in de naam
  • een index bij de totale zuurrest wordt gelezen met Griekse voorvoegsel: bis (2), tris (3) of tetrakis (4)
25
triviale naam NaCl
keukenzout
26
triviale naam Na2CO3
soda
27
toepassing Na2CO3
reinigingsmiddel
28
triviale naam NaHCO3
bakpoeder
29
toepassing NaHCO3
bakpoeder
30
naamvorming oxiden
Naam van metaal of niet-metaal + oxide
31
triviale naam CaO
ongebluste kalk
32
triviale naam N2O
lachgas
33
toepassing N2O
verdovingsmiddel