Thema 3 Flashcards

(37 cards)

1
Q

Dalton (1808)

A

Atoom was een klein massief en ondeelbaar deeltje.
De massa bepaalde de atoomsoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Thompson (1902)

A

Toonde aan dat atomen negative elektriciteit bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rutherford (1909)

A

Ontdekte dat atomen bestaan uit een kleine compacte kern met daarrond een elektronenmantel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bohr

A

Verfijnde het model van Rutherford en toont aan dat elektronen niet vrij bewegen maar vast zitten in de mantel op banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Atoom deeltjes

A

Protonen - positieve deeltjes in kern

Neutronen - neutrale deeltjes in kern

Elektronen - negatieve deeltjes in mantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe noemt men soms de protonen en neutronen samen

A

nucleonen of kerndeeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Proton

  • Plaats
  • Lading
  • Massa
  • Symbool
A
  • Kern
  • lading = +1
  • massa = 1 unit
  • p+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Neutron

  • Plaats
  • Lading
  • Massa
  • Symbool
A
  • Kern
  • Lading = 0
  • Massa = 1 unit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Elektron

  • Plaats
  • Lading
  • Massa
  • Symbool
A
  • Mantel
  • Lading = -1
  • Massa = 0 unit
  • e–
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel neutronen per proton

A

Minstens evenveel neutronen als protonen maar er kunnen meer neutronen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet een neutron

A

Neutronen houden de protonen samen. Doordat protonen positief geladen zijn stoten ze van elkaar af. Neutronen compenseren deze afstotingskrachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn isotopen

A

Atomen met hetzelfde aantal protonen en elektronen maar een verschillend aantal neutronen

(zelfde stoffen met verschillende aantal neutronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemt de kern van een radioactief atoom

A

radionuclide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe probeert een onstabiele kern stabiel te worden?

A

Door kerndeeltjes uit te stoten
—> dit zijn radioactieve elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is een kern onstabiel

A
  • Als er meer dan 83 protonen zijn
  • Als er meer protonen dan neutronen zijn
  • Als er veel minder protonen dan neutronen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is een kern stabiel

A

Als er evenveel neutronen dan protonen

Als er een klein beetje meer neutronen dan protonen zijn

17
Q

Wat is een nuclide?

A

Een kern met een bepaald aantal protonen en neutronen

18
Q

3 soorten straling

A

Alfa / Beta / Gamma

19
Q

α-straling

A

Alfa zijn positief geladen deeltjes die zwaarder zijn dan beta deeltjes

20
Q

β-deeltjes

A

Beta straling zijn negatief geladen deeltjes met kleine massa

21
Q

γ-straling

A

Gamma straling heeft geen elektrische lading en geen massa

22
Q

Ioniserende straling

A

Het is straling die sterk genoeg is om een elektron uit de buitenste schil van het atoom weg te slaan.
Hierdoor wordt een atoom positief (het wordt geïoniseerd)

23
Q

2 soorten ioniserende straling

A

Deeltjesstraling

Elektromagnetische straling

24
Q

Deeltjesstraling

A

alfa-deeltjes

beta-deeltjes

25
Elektromagnetische straling
gamma-deeltjes
26
Ioniserende straling synoniem
kernstraling
27
Doordringing alfastralen
Wordt gestopt door papier
28
Doordringing betastralen
gaat door papier wordt gestopt door aluminium
29
Doordringing gammastralen
Gaat door papier, gaat door aluminium, wordt gestopt door lood
30
Kernsplijting synoniem
kernfissie
31
Principe van kernsplijting
- Moederkern wordt beschoten met neutronen - Moederkern valt uiteen in 2 brokstukken (dochterkernen) en 2 à 3 neutronen. Hierbij komt heel veel energie vrij.
32
Ongecontroleerde kettingreactie van kernsplijting
De vrijgekomen neutronen kunnen elk een nieuwe kern splijten. Dit kan op heel korte duur leiden tot een kettingreactie. (Principe van atoombom)
33
Gecontroleerde kernsplijting
- 2 à 3 van de vrijgekomen neutronen wordt geabsorbeerd. Nu is er nog maar 1 neutron over om een nieuwe kern te doen splijten.
34
Kernfusie
Het is het samensmelten van kernen van verschillende atomen, waardoor er een zwaardere kern wordt gevormd. Er komt meer energie vrij dan bij kernsplijting
35
Waar vind er kernfusie plaats?
In de zon. Deuterium + tritium = helium + 1 neutron
36
Kernfusie als energiebron
- Veroorzaakt geen kettingreactie - Kan alleen onder heel hoge temperaturen en druk - Geen radioactief afval
37
Massa kan omgezet worden volgens E = mc2
E = Energie m = Massa c = snelheid van het licht