Thema 6 : de mens Flashcards

hc17-21 (39 cards)

1
Q

welke 3 flexuren (krommingen) kunnen we onderscheiden

A
  • flexura cranialis (thv mesencephalon)
  • flexura pontini thv rhombencephalon
  • flexura cervicalis tussen rhomben en ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit ontstaat oogbeker

A

uitstekend deel diencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

allometrie

A

relatie tussen de grootte van een organisme en de grootte van een bepaald deel hiervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vroege ontwikkeling CZS

A
  1. vorming neurale plaat (verdikking ectoderm)
  2. vorming neurale groeve
  3. vorming neurale wallen
  4. fusie neurale wallen
  5. vrijkomen neurale lijstcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neurale lijstcellen

A

na fusie wallen komen ze vrij uit epitheliale verband. migreren en vormen clusters cellichamen neuronen zenuwcellen/ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neurale buisdefecten

A

ongesloten neurale buis : rug (geen huid), hoofd (geen huid/schedel)
gesloten buis, maar bot defect : rug, hoofd. vlies met verschillende inhoud
afwijking signaal cascade : huidstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

late ontwikkelling CZS

A
  • vorming primaire en secundaire hersenblaasjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neuroepitheel

A

rand van neurale buis. (hier ontstaan cellen die bijdragen aan CZS : neuronen, steuncellen/gliacellen, etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ependymcellen

A

vormen bekleding binnenkant neurale buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ventrikel

A

wijd lumen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

grijze stof hoger in ruggenmerg/hersenen

A

ook op andere plekken -> ze zijn gemigreerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verdeling grijze stof ruggenmerg

A

cellichamen (soma) neuronen liggen nog in het centrum in het lumen, hieromheen ligt witte stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

witte stof

A

uitlopers (axon/dendriet) met myeline (van neuronen op zelfde niveau, maar ook andere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lumen

A

delen gevuld met vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

proliferatie zone zenuwcellen

A

tussen witte stof en ependymcellen

14
Q

functie dorsale neuronen

A

verwerken sensibele informatie/binnenkomende

15
Q

functie ventrale neuronen/motorische voorhoorn

A

verwerken motorische informatie/uitgaande

16
Q

radix ventralis/motorische voorwortel

A

motorische zenuwen net uit het ruggenmerg
cellichaam in ruggenmerg

17
Q

cellichamen sensibele neuronen

A

in spinale ganglion

18
Q

ruggenmerg zenuw

A

punt waar sensibele en motorische neuronen samenkomen

19
Q

bevat restanten chorda dorsalis

A

tussenwervelschijf

20
Q

paardenstaart

A

bundels van voor- en achterwortels (onder L2/L3)

21
Q

hersenvliezen

A
  • dura mater
  • arachnoidea (heeft trabekels en ruimtes)
  • pia mater
22
dura mater
2 platen met daartussen veneus bloed (durale sinussen) die door aders van hersenen daar komen
23
arachnoidea
ruimtes gevuld met vocht (circulatie stroom) (subarachnoidale ruimte, via granulen afgevoerd naar durale sinussen
24
pia mater
heeft tussenschotjes die vast zit aan het ruggenmerg
25
choroid plexus
gekronkelde bloedvaten die ergens instulpen, hier vindt liquorproductie plaats
26
waar verlaat liquor
vierde ventrikel (door 2 foramina van Lushka en 1 formane van Magendi)richting subarchoidale ruimte -> veneuze sinus
27
wat vormt hersenstam
mesencephalon, pons, medulla oblongata
28
hersenzenuwen
12
29
groot mesencephalon
reageren goed/ meer op acoustische etc prikkels
30
geen ware zenuwen
reuk en oog zenuw, zijn uitstulpingen van brein/telencephalon en diencephalon respectievelijk
31
thalamus (hoogste schakelstation)
grootste/belangrijkste deel diencephalon
32
primaire groei
totaal volume van hersenen die toeneemt
33
secundaire groei
insula groeit niet, hersenblaadjes groeien wel
34
cerebrale cortex
cognitieve functies
35
basale ganglia
ondersteunen bewegingen
36