Theoretisch kader Flashcards
(30 cards)
communicatie als basisbehoefte
Communicatie is een fundamentele menselijke behoefte. We communiceren voortdurend met onze omgeving, bewust of onbewust.
communicatie verbaal en non-verbaal
communicatie omvat zowel woorden als non-verbale signalen.
communicatie als dynamisch proces
Bestaat uit een zender en een ontvanger. Zender stuurt een boodschap, ontvanger ontvangt en interpreteert deze.
encodering
Encoderen: vormgeven van de boodschap.
decoderen
interpreteren van de boodschap
complexiteit van communicatie
Niet lineair; de zender houdt rekening met de ontvanger tijdens het versturen van de boodschap. De ontvanger kan de boodschap anders interpreteren dan bedoeld.
onbewuste communicatie
veel communicatie gebeurt onbewust. De zender is zich niet altijd bewust van de boodschappen die worden opgevangen.
invloed van factoren op communicatie
- context
- encodering
- kanaalkeuze
- kanaalruis
- referentiekader
- behoeften en bedoelingen
- decodering en feedback
context als modelfactor
= communicatie varieert per situatie en is afhankelijk van de context.
a. Tijd: Het moment van de dag, week, maand, jaar beïnvloedt hoe een boodschap wordt ontvangen en geformuleerd.
b. Plaats: De omgeving bepaald hoe over iets gesproken wordt en waar wel of niet over gesproken wordt/ op wordt gereageerd.
c. Omstandigheden: Gemoedstoestand, machtsrelaties, en eerdere gebeurtenissen beïnvloeden hoe communicatie wordt geformuleerd
en geïnterpreteerd. In sommige omstandigheden komen er meer misverstanden en/of conflicten dan anderen.
encodering als modelfactor
= Zender vertaalt ideeën en gevoelens in verbale, non-verbale en paraverbale boodschappen.
a. Verbaal: Woorden en zinnen.
b. Paraverbaal: Toonhoogte, intonatie, volume, stiltes, articulatie, ademhaling, klankkleur, stopwoorden en bijklanken.
c. Non-verbaal: Lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, oogcontact, locatie, timing, uiterlijk, positionering.
Boodschappen hebben ook meerdere lagen; de bovenstroom (de inhoud), en de onderstroom (hoe en wanneer iets gedaan/gezegd wordt en het feit dat er iets gedaan en gezegd wordt). (zie meer info axioma 2)
paraverbaal
Toonhoogte, intonatie, volume, stiltes, articulatie, ademhaling, klankkleur, stopwoorden en bijklanken
kanaalkeuze als modelfactor
= Boodschap wordt via een kanaal (direct of indirect) overgebracht.
Keuze van het kanaal (bv. face-to-face, WhatsApp, telefoon) beïnvloedt de efficiëntie en de relatie.
Kanaalruis als modelfactor
= Storingen bij het zenden en ontvangen van boodschappen.
a. Fysieke ruis: Omgevingslawaai, slecht zicht.
b. Psychologische ruis: Stemmingen, vermoeidheid.
c. Semantische ruis: Verschillende interpretaties van woorden en zinnen, bv. door verschil in cultuur kan interpretatie anders zijn.
verschillende lagen van boodschappen
de bovenstroom (de inhoud), en de onderstroom (hoe en wanneer iets gedaan/gezegd wordt en het feit dat er iets gedaan en gezegd wordt).
referentiekader als modelfactor
Referentiekaders van zender en ontvanger beïnvloeden de interpretatie. Gebaseerd op ervaringen, kennis, waarden, normen, vaardigheden, zelfbeeld, etc.
behoeften als modelfactor
= Behoeften zijn de drijfveren achter ons gedrag en communicatie. Ze kunnen bewust of onbewust zijn en hebben invloed op
hoe we reageren in interacties.
i. Controle (dominantiebehoefte): De behoefte om situaties te beheersen en invloed uit te oefenen.
ii. Erbij horen (affiliatiebehoefte): De behoefte om geaccepteerd en gewaardeerd te worden door anderen.
iii. Autonomie: De behoefte aan zelfbeschikking en vrijheid, zonder dat anderen bepalen wat je moet doen.
bedoelingen als modelfactor
= Bedoelingen zijn de bewuste redenen waarom iemand een bepaalde boodschap overbrengt. Het is het ‘waarom’ achter de communicatie.
i. Informeren: De zender wil de ontvanger nieuwe informatie geven.
ii. Overtuigen: De zender wil de opvattingen van de ontvanger beïnvloeden.
iii. Activeren: De zender wil dat de ontvanger iets doet of niet doet.
iv. Ontspannen: De zender wil de ontvanger plezier of ontspanning bieden.
v. Emoties oproepen: De zender wil de ontvanger meenemen in zijn eigen emotie, ontroeren of in een bepaalde sfeer brengen.
decodering en feedback als modelfactor
Decodering en feedback = Ontvanger decodeert de boodschap vanuit eigen referentiekader. Proces omvat waarneming, interpretatie, evaluatie, en reactie. Feedback kan bevestigend, negerend, of verwerpend zijn.
a. Bevestigen: De ontvanger toont begrip en waardering voor de boodschap.
b. Negeren: De ontvanger hoort de boodschap niet of kiest ervoor deze te negeren.
c. Verwerpen: De ontvanger interpreteert de boodschap anders of houdt er geen rekening mee in hun reactie.
Axiomas van Watzlawick
- Elk gedrag is communicatie, je kan niet niet communiceren.
- Communicatie is altijd op twee niveaus: inhoud en betrekking.
- Communicatie is een circulair proces met ieder z’n waarheid.
- Communicatie is digitaal en analoog.
- Communicatie is symmetrisch of complementair; de relatie bepaalt de communicatie en de communicatie bepaalt de relatie.
axioma 1
= Je communiceert altijd, elk gedrag ook al is het negeren of geen oogcontact kan worden geïnterpreteerd en is dus een vorm van communicatie. Ook het niet-waarnemen door de ontvanger wordt als feedback geïnterpreteerd door de zender.
In face-to-fase gesprekken werken verbaal, non-verbaal en paraverbaal samen.
Paraverbaal en non-verbale aspecten zijn heel belangrijk voor de interpretatie van de boodschap.
Congruentie = de verbale, non-verbale en paraverbale communicatie brengen een eenduidige boodschap en zijn afgestemd op
elkaar. (discongruentie is dan het omgekeerde)
Kernaandachtspunt = iets niet doen, of niet zeggen is ook communicatie en communiceer congruent
congruentie in communicatie
de verbale, non-verbale en paraverbale communicatie brengen een eenduidige boodschap en zijn afgestemd op
elkaar. (discongruentie is dan het omgekeerde)
axioma 2
= Iedere communicatie bevat een inhoudsniveau en een betrekkingsniveau
Er zijn 4 lagen te onderscheiden in boodschappen, en die 4 aspecten kunnen gelijktijdig een rolspelen.
1. Het zakelijk aspect (inhoudsniveau) = een bewust proces, gaat over gegevens en feiten, en zender draagt deze informatie zo helder mogelijk
over
2. Het expressief aspect (betrekkingsniveau) = een onbewust proces, hoe voelt de zender zit en ontvanger interpreteert hoe de zender zich mogelijk
voelt op basis van de toon en non-verbale signalen.
3. Het appellerend aspect (betrekkingsniveau) = een onbewust proces, duidt op wat de zender wil bereiken of vragen van de ander, ontvanger
interpreteert wat de zender van hem verwacht.
4. Het relatie aspect (betrekkingsniveau) = onbewust proces, geeft weer hoe de zender de relatie met de ontvanger ziet, Ontvanger interpreteert
hoe de zender de relatie definieert.
Op het betrekkingsniveau kan op 3 verschillende manieren gereageerd worden; bevestigen, negeren en verwerpen.
Hoe onduidelijker de boodschap op inhoudelijk niveau omschreven wordt, hoe groter de kans dat de ander het betrekkingsniveau kan
en zal negeren.
Kernaandachtspunt = Wees helder op inhoudsniveau, indien nodig, bespreek het betrekkingsniveau om misverstanden te voorkomen.
wat zijn de 4 soorten lagen die te onderscheiden zijn in boodschappen
- Het zakelijk aspect (inhoudsniveau) = een bewust proces, gaat over gegevens en feiten, en zender draagt deze informatie zo helder mogelijk
over - Het expressief aspect (betrekkingsniveau) = een onbewust proces, hoe voelt de zender zit en ontvanger interpreteert hoe de zender zich mogelijk
voelt op basis van de toon en non-verbale signalen. - Het appellerend aspect (betrekkingsniveau) = een onbewust proces, duidt op wat de zender wil bereiken of vragen van de ander, ontvanger
interpreteert wat de zender van hem verwacht. - Het relatie aspect (betrekkingsniveau) = onbewust proces, geeft weer hoe de zender de relatie met de ontvanger ziet, Ontvanger interpreteert
hoe de zender de relatie definieert.
axioma 3
Axioma 3 = Iedereen heeft zijn eigen aanleg en iedereen heeft zijn eigen waarheid + communicatie is een circulair proces
Iedereen heeft zijn eigen perspectief, en zijn eigen waarheid
Circulair proces = Communicatie verloopt als een keten waarbij elke actie een reactie uitlokt en elke reactie weer een nieuwe actie
oproept.
Als je meer naar het perspectief gaat gaan van de persoon tegen jou, en hun proberen te begrijpen, dan gaan veel
communicatiemisverstanden kunnen ontweken worden.
Je stapt weg van het lineair denken = oorzaak-gevolg denken = circulair = dit zorgt ervoor dat alle betrokkenen evenveel verantwoordelijkheid dragen.
Wees bewust van wederzijdse beïnvloeding, wat deed ik dat die persoon zo reageerde – gedrag van een ander kan een aanleiding zijn maar geen oorzaak
Binnenwereld is onzichtbare deel van de ijsberg
Interpunctie = verschillende intonaties enz., plaatsen van leestekens = vertelt de persoon dingen vanuit jouw perspectief (op basis van
waar jij bv. Intonatie op plaatst, kan de persoon tegenover jou een idee krijgen van wat jij belangrijk vind, en wat jouw waarheid is)
Onevenwicht = Onevenwicht in communicatie ontstaat door spanningen, misverstanden of conflicten die voortkomen uit verschillende
interpretaties en invloeden; het biedt een kans om de interactie te verbeteren door wederzijdse afstemming en aanpassing.
Metacommunicatie = communicatie over communicatie bv. ‘Wanneer je zo reageert, voel ik me aangevallen. Was dat jouw bedoeling?’
Bij onevenwicht in communicatie helpt metacommunicatie om spanningen of misverstanden te verhelderen en de communicatie weer in
balans te brengen.
Kernaandachtspunten = iedereen heeft zijn eigen realiteit, invloed is wederzijds, gebruik metacommunicatie als er onevenwicht is.