Toets 28 mei 2024 Flashcards

(44 cards)

1
Q

accepteren

A

Iets of iemand aanvaarden, nemen zoals het (of hij) is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bij toeval

A

Toevallig. Iets gebeurt zonder dat je het kon voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de buitenkans

A

Een meevaller, een onverwachte kans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dankzij

A

Door, door toedoen van.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

doneren

A

Geven, schenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

energiek

A

Vol energie, levenslustig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het fortuin

A

Veel geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gelukzalig

A

Heel erg gelukkig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gemeend

A

Oprecht, echt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glunderen

A

Glimmen, stralen van plezier of tevredenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de neiging

A

Iets wat je bewust of onbewust steeds wilt doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ondervinden

A

Ervaren, meemaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

opgetogen

A

Erg blij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

patserig

A

Opschepperig over bezttingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de samenloop van omstandigheden

A

Het toevallig samenkomen van verschillende gebeurtenissen. daardoor gebeurt er iets dat je niet kon voorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verkeren

A

Zich bevinden, leven. In goede gezondheid verkeren betekent: in goede gezondheid leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de voorspoed

A

Een toestand waarbij alles goed gaat. Geluk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de weelde

A

De luxe, situatie waarin je helemaal niet op geld hoeft te letten omdat je er genoeg van hebt.

19
Q

het welbevinden

A

Het zich goed, tevreden en gezond voelen.

20
Q

de welvaart

A

De rijkdom van een land of een persoon.

21
Q

de aanleg

A

Een aangeboren handigheid of geschiktheid voor iets.

22
Q

afdwingen

A

Ervoor zorgen dat iets gebeurt.

23
Q

afhangen van

A

Afhankelijk zijn van. Door iets of iemand bepaald worden.

24
Q

beren op de weg zien

A

Problemen zien die er nog niet zijn.

25
bewust
Als je weet wat je doet. Je hebt erover nagedacht.
26
het bijgeloof
Het geloof dat bepaalde geluk of ongeluk brengen.
27
gunnen
Zonder jaloezie zien en toestaan dat iemand iets heeft dat jij niet hebt.
28
met hart en ziel
Met passie, met veel inzet en overtuiging.
29
monter
Opgewekt, vrolijk.
30
van nature
Aangeboren.
31
het noodlot
Een ongelukkige loop van gebeurtenissen waar je zelf geen invloed op hebt.
32
de rampspoed
De ellende, grote tegenslag.
33
stressbestendig
Goed bestand tegen zware druk en spanning.
34
succesvol
Geslaagd. Met een gunstige afloop of een goed resultaat.
35
de talisman
Een voorwerp dat geluk brengt en je beschermt tegen ongeluk.
36
de tegenslag
De pech.
37
tobben
Piekeren, je zorgen maken.
38
uitwerking hebben op
Effect hebben op resultaat oplevern.
39
de tegenslag
De pech.
40
uitwerking hebben op
Effect hebben op, resultaat opleveren.
41
weldadig
Aangenaam, fijn.
42
de wind mee hebben
Geluk hebben.
43
44