Toets Vragen MC Begrippen Flashcards

(73 cards)

1
Q

Een lobby inzetten als issue-eigenaar heeft de meeste kans van slagen in de fase van?

A

Groeifase met voor- en tegenstanders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een meso-trend?

A

Trends op het gebied van gedrag en behoeften van mensen in de markt: klanten concurrenten en de bedrijfskolom
(De beleving en gevoelswaarde van de gebruikers van Apple kwam als stelling in de toets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is macro-trend?

A

Drijvende krachten die maatschappijbrede veranderingen te weeg brengen
Voorbeeld: vergrijzing, participatiemaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer kies je voor excuses strategie?

A

Voor wederopbouw en de oorzaak ligt intern. Hoge beheersbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer kies je voor distantie strategie?

A

Je bent zijdelings betrokken en de oorzaak ligt extern. Beheersbaarheid laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een micro trend?

A

Trends als producten en diensten zoals vapes of auto modellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer kies je voor slachtofferstrategie?

A

Dit gaat over ontkenning, schuld buiten de organisatie leggen. Schrik moet oprecht zijn (wel geloofwaardig) oorzaak ligt extern. Beheersbaarheid hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer kies je voor positieve relativeringsstrategie?

A

Gaat over verzachting. Stilstaan bij betrouwbare historie vd organisatie. Stilstaan bij betrouwbaarheid vd organisatie. Deze crisis is een kans voor verbetering. Oorzaak intern en beheersbaarheid laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is issue-negeren?

A

Hecht er geen waarde aan. De organisatie wil de discussie voorkomen. In de hoop dat t over waait, zij kunnen het niet oplossen want de oorzaak ligt ergens anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is kenmerken bij issue aanvallen?

A

Organisatie gaat de strijd aan, komen actief op voor hun eigen belangen omdat zij vinden dat het ten onrechte is. Let op: een zij-issue is ook een manier van aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een issue door of opschuiven?

A

De organisatie realiseert zich dat het issue relevant is maar ze geen actie op willen of kunnen ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een issue omarmen?

A

De organisatie neemt zelf de regie in handen met een actief beleid ten aanzien van het issue. Let op: wanneer deze strategie er op gericht is om een brug te slaan tussen stakeholders en tegenstanders heet dit: bridgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is bridgen?

A

Een brug slaan tussen stakeholders en tegenstanders (issue omarmen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is red-blue ocean strategie?

A

Een organisatie die iets moet of wil doen kan kiezen voor een pro actieve beleidsrichting

Rood: focust op de huidige klanten
Blauw: focust niet op klanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is issue maken? (Of wel claimen)

A

Om je eigen zichtbaarheid te vergroten, jezelf te positioneren of om markt te ontwikkelen voor jouw product of dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De mate van verantwoordelijkheid die bij een crisis aan een organisatie wordt toegeschreven, is afhankelijk van?

A

Reputatie van de organisatie, relatie met stakeholder, crisisgeschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke volgorde geeft een stijgende betrokkenheid aan bij dialogiseren?

A

Consulteren, involveren, samenwerken en faciliteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een coalitie partner? En welke tactiek hoort hier bij?

A

Hiermee kun je heldere afspraken maken/zakelijke contacten (veel overeenstemming op inhoud, weinig vertrouwen in relatie)

Tactiek: werken aan wederzijdse verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een opportunist?

A

Zij zweven mbt inhoudelijk standpunt, willen zelf geen openheid van standpunt geven. Vragen om duidelijkheid is het enige wat helpt (weinig vertrouwen in relatie, overeenstemming over inhoud neutraal)

Tactiek: zakelijke benadering en zoeken naar gemeenschappelijk belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een vijand? En welke tactiek?

A

Aan hen is geen eer te behalen tenzij cruciaal voor het project (weinig overeenstemming tot inhoud en weinig vertrouwen tot relatie)

Tactiek: zakelijk blijven en beperken tot inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is bondgenoten en welke tactiek?

A

Zij zitten op de zelfde golflengte (veel overeenstemming veel vertrouwen in relatie)

Tactiek: samenwerken en alles doen voor relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is twijfelaars en welke tactiek past hier bij?

A

Hebben evenmin een standpunt ingenomen, kan doordat zij onbetrokken zijn (veel overeenstemming, vertrouwen neutraal wel positief)

Tactiek: zakelijke benadering en zoeken naar gemeenschappelijk belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn tegenstanders en welke tactiek?

A

Andere kijk op het project of relatie. Je kunt van hun visie leren en zijn te vertrouwen (weinig overeenstemming op inhoud en veel vertrouwen in relatie)

Tactiek: luisteren en leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een simpel domein?

A

Er is 1 optie of oplossing (voorspelbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is gecompliceerd domein?
Meerdere mogelijke acties of oplossing waarbij een expert een goed onderbouwt keuze kan geven en alle betrokken dit accepteren (voorspelbaar)
26
Wat is een complex domein?
Er zijn meerde mogelijke acties of oplossingen maar het antwoord van een expert, hoe goed onderbouwt ook, wordt niet opgevolgd (onvoorspelbaar)
27
Wat is een chaotisch domein?
Het is niet bekend wat er aan de hand is maar er moet wel gehandend worden (onvoorspelbaar)
28
Wat als er geen domein toegepast kan worden?
Dan heb je last van disorder domein
29
Wat kun je het beste bij polarisatie?
Connecting met de ‘’weak ties’’
30
Wat is bonding?
De relatie bouwen tussen mensen en groepen die zich in elkaar herkennen
31
Wat is linking (participering)
Relatie bouwen door te betrekken bij/ participeren in de samenleving
32
Wat zijn weak-ties?
Connecties tussen mensen, minder belangrijk
33
Wat is polarisatie?
Mensen die anders denken bij elkaar brengen
34
Wat is diversificatie?
De toename van verscheidenheid in het media-aanbod
35
Wat zijn de drie kenmerkende functies van professionele krachtenjournalistiek?
Informatieverschaffing, opinievorming en cultuuroverdracht
36
Wat is mediatisering?
- toenemende invloed - gemedieerde alomtegenwoordigheid - het proces waarmee de media de beeldvorming over de werkelijkheid doorgeven
37
Wat betekent het als een medium ‘connection-oriented’ communiceert?
De ontvangst van de boodschap is gelijktijdig aan de productie van de boodschap
38
Wat zijn de 6 kenmerken van media-explosie?
1. Groei van com middelen en aanbod in aantal en verschillen (disversificatie) 2. Digitalisering van de media door ICT 3. Convergentie: ineenvloeien van dragers, kanalen en media 4. Uitbreiding van de zintuigelijke ervaring (tekst, beeld en geluid in 1 medium) 5. Verdwijnen van scheiding tussen interpersoonlijke communicatie en massa communicatie 6. Professionalisering: groei van het aantal professionele communicatie banen en media beroepen
39
Wat zijn de drie media revoluties?
1. De ontwikkeling van het schrift 2. De uitvinding van de boekdrukkunst 3. De ontwikkeling van massa- en digitalisering media
40
Wat zijn de 4 verschillende media activiteiten van media organisaties?
1. Owned media 2. Paid media 3. Earned media 4. Shared media
41
Wat is koning willem alexander en konigin maxima?
Zij zijn een symbool (want je kent dit wegens onze cultuur)
42
Wat is een index?
Een teken met een directe verbinding (vuur van rook of een lamp tekening als idee)
43
Wat is het de one-step-flow-theory? (Oftewel: injectienaaldtheorie)
Informatie naar de zender toe via eenrichtingsverkeer. De ontvanger doet precies wat hen wordt opgedragen
44
Wat is het multi-step-flow model?
De media die via personen andere personen bereikt (er zit dus eerst een persoon tussen)
45
Wat is het zwamvlokmodel?
Onderwerpen waarover de mensen al praten worden gepubliceerd. Verwachtingen van de gebruikers bepalen media gebruik
46
Wat is uses-and-gratifications?
Betekent nut en beloningen. Er wordt onderzoek gedaan naar de behoeften van de ontvangers. Welke informatie is nuttig voor welke publieksgroep?
47
Wat is agendasetting?
Onderwerpen die belangrijk zijn komen op de agenda
48
Wat is de kennis kloof hypothese?
Framingtheorie. De media bepaalt hoe wij een onderwerp te zien krijgen
49
Wat is een zwijgspiraal?
Deze theorie gaat uit van de grote macht van de media, die afwijkende meningen ontmoedigt en laat uitsterven in een zwijgspiraal
50
Wat is een filterbubbel?
Gepersonaliseerde zoekresultaten. Wanneer je resultaten worden aangepast op je zoekgedrag
51
Welke twee trap wordt toegevoegd aan het one-step-model?
De opinieleider
52
Wat is geen kenmerk van de injectienaaldtheorie?
De mediaboodschap bevestigt de overtuiging die de ontvanger al heeft
53
Wat is AI?
Artifical intelligence. Als systemen en machines onze intelligentie nabootsen om taken uit te voeren (face ID)
54
Wat is block chain technologie?
Is een techniek waarmee een netwerk van gebruikers gezamenlijk een database van transacties kan bijhouden (betaling digitale munt) Het worden blokjes die informatie die digitaal ondertekend zijn door beide partijen
55
Wat is parallelisatie?
Een bedrijf gaat zijn assortiment verbreden (extra dienst of product) de kolom wordt breder
56
Wat is specialisatie?
Bedrijfskolom wordt smaller (alleen nog hetzelfde merk of product)
57
Wat is differentiate?
Bedrijfskolom wordt langer. Organisatie gaat een extra handeling doen (in plaats van bonen kant en klaar te kopen, gaan zij nu de medewerkers zelf laten plukken) hierdoor komt er een extra stap in het productie proces
58
Wat is integratie?
De bedrijfskolom wordt korter (Netflix produceert zelf series)
59
Wat is de Nederlandse benaming van Artifical Intelligence?
Kunstmatige intelligentie
60
Wat zegt het Frederic Laloux?
Dat bedrijven een nieuwe manier van organiseren moeten toepassen (zoals een buurthuis)
61
Wat is SDG? (Sustainable development goals)
Sustianable development goals. Werelddoelen voor duurzame ontwikkeling (einde aan extreme armoede, ongelijkheid, klimaat of onrecht)
62
Wat zijn key activities?
De belangrijkste dingen die een bedrijf moet doen om te zorgen dat een business model werkt
63
Wie beslist er wie er welke personen er op de verkiezingslijst komen?
De politieke partijen
64
De gemeenteraad wil iets anders dan het collega van burgemeester en wethouders. Wie neemt dan uiteindelijk de beslissing?
De gemeenteraad
65
Wat betekent passief kiesrecht?
Dat je bij de verkiezingen mag stemmen
66
Volgens de trias politica beslist of beslissen over alle wetvoorstellen uiteindelijk?
Het parlement
67
Wat is GEEN onderdeel van de beleidscyclus?
Publieke discussie
68
Wat is GEEN kenmerk van new public management?
Het publiek wordt actief betrokken bij de bedrijfsvoering
69
Hoe wordt je een wethouder?
Worden door de gemeenteraad benoemd
70
Wat zijn kenmerken van mode?
Iets nieuws van het bestaande Economisch verschijnsel Tijdelijk Ritmisch
71
Wat zijn kenmerken van een hype?
Op hol geslagen mensenmassa Eenmalig Je ontkomt er niet aan Kortstondig en intensief
72
Wat zijn kenmerken van een rage/hit?
Erbij willen horen Tijdelijke schaarste Tot het iedereen heeft bereikt Tijdelijk verhoogde vraag
73
Wat zijn kenmerken van een trend?
Trends veranderen langzaam de normen en waarden Maatschappelijke meerwaarde Blijvende gevolgen (laten sporen na) Kent een groeiperiode