toets2 wiskunde Flashcards

1
Q

Wat weet je over de hoeken van een vierkant?

A

Een vierkant heeft 4 recthe hoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat weet je over de lengte van de zijden?

A

Alle zijden zijn even lang

Dus als één zijde 2cm is, dan zijn alle andere zijdes dat ook!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De overstaande zijden van een vierkant zijn:

A

evenwijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

1meter= …cm

A

100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

1dm=..cm

A

10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

1m=…dm

A

10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1km=…m

A

1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In één uur kan ik .. wandelen:

1km/2km/5km/20km

A

correct: 5km

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de lengte van een gewone auto is:

200cm/2m/4m/10m

A

correct:4m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe hoog is een deur?:

2dm/1m/2m/3m

A

2m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel moet je terugkregen als je €8,50 moet betalen en je een briefje van €10 geeft?

A

:1 euro 50 cent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel cent is €1?

A

100 cent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

reken uit:

420:6=

A

=70
42:6:7 maar nog één 0 erbij plaatsen!
want het is 420:6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

720:6=

A

opdelen in 600 en in 120
600:6=100
120:6=20
100+20=120

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

900:2=

A

opdelen in 800:2 en 100:2
je weet dat 8:2=4 is maar je moet twee nullen bijzetten want het is 800:2=400
en je weet dat 100:2=50 is
samen is dat 450

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

650:5=

A

opdelen in 500 en 150

je weet dat 5:5=1 is maar het is 500:5=100( twee nullen erbij) en dan nog 150:5=30 want 15:5=3 maar er moet één nul bij!

17
Q

560:4=

A

in 400 en in 160

400: 4=100
160: 4=40
samen: 100+40=140

18
Q

810:9=

A

90

19
Q

280:4=

A

70

20
Q

82+25=

A

tientallen en eenheden optellen
dus 80+20=100
en 2+5=7
samen: 100+7=107

21
Q

73-52=

A

70-50=20
3-2=1
samen: 21

22
Q

27+58+13=

A
13+27= 
dus: tientallen en eenheden samen!
3+7=10 en 10+20=30
samen 10+30=40
maar ook nog 58 erbij!
40+58=98
23
Q

458-99=

A
99 veranderen in 100
458-100=358
maar je hebt er ééntje teveel weggenomen!
dus nog ééntje erbij doen!
358+1=359
24
Q

hoeveel van de p’s zijn in het groot:
P p P p P
zet het in een breuk!

A

3 op 5!

25
Q

hoeveel van de D’s zijn in het klein?
d d d D D d
zet het in een breuk!

A

4 op 6!

26
Q

400cm=.. m

A

4
want 100 cm= 1m
en het is 4 keer 100 cm dus 4 meter!

27
Q

hoe groot ben jijzelf denk je?

A

..m ..cm=..cm

28
Q

hoe groot is je mama denk je?

A

..m..cm = …cm

29
Q

2 keer 1000m= …km

A

2

30
Q

3km=.. keer 1000m

A

3

31
Q

een halve kilometer=

A

500m