Toetsvragen 1 Flashcards
(78 cards)
Wat is GEEN risicofactor voor het krijgen van borstkanker?
A. 1e kind op late leeftijd
B. HPV-besmetting
C. Vroege start menstruatie
D. Overgewicht
HPV besmetting
Bij familieleden van patiënten met een Hereditair Non Polyposis Coloncarcinoom (HNPCC) wordt screening op deze aandoening geadviseerd. Op welke wijze vindt dat plaats?
A. Colonoscopie
B. Buikonderzoek en rectaal toucher
C. Onderzoek naar occult bloed in de ontlasting
D. CT van de buik
Colonoscopie
Een 56-jarige man komt op de polikliniek met geelzucht zonder pijn, wat blijkt te berusten op een naar de lever gemetastaseerd pancreascarcinoom. Hij is in de afgelopen weken flink in conditie achteruitgegaan, ligt merendeels op bed en is 10kg afgevallen. Waarom wordt er in dat geval in principe NIET gestart met chemotherapie?
A. Vanwege de leeftijd
B. WHO 3 (<50%van de dag actief)
C. Omdat patiënt 10kg is afgevallen
D. Vanwege de diagnose gemetastaseerd pancreascarcinoom
WHO 3 (<50% van de dag actief)
De curatieve behandeling van het coloncarcinoom verschilt in een aantal opzichten van het rectumcarcinoom. Welke behandeling wordt vrijwel nooit bij coloncarcinoom en juist vaak bij rectumcarcinoom toegepast?
A. Chemotherapie
B. Radiotherapie
C. Chirurgie
Radiotherapie
Wat is de behandeling van tuberculose?
A. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende twee maanden, daarna twee middelen gedurende vier maanden
B. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende vier maanden, daarna twee middelen gedurende twee maanden
C. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende vier maanden, daarna twee middelen gedurende vijf maanden
D. De therapie wordt gestart met vier middelen gedurende vier maanden, daarna twee middelen gedurende acht maanden
De therapie wordt gestart met 4 middelen gedurende 2 maanden, daarna 2 middelen gedurende 4 maanden.
Wat is de eerste keus antibioticum voor een milde CAP?
A. Amoxicilline
B. Moxifloxacine
D. Doxycycline
E. Ceftriaxon
Amoxicilline
Waar past de volgende uitslag bij Anti-HBs positief, Anti-HBc negatief, HbsAg negatief en HBeAg negatief?
A. Vaccinatie tegen hepatitis B
B. Een inactieve chronische hepatitis B infectie
C. Een doorgemaakt en geklaarde hepatitis B infectie
D. Een acute of chronische hepatitis B infectie
Vaccinatie tegen hepatitis B
Een patient presenteert zich met klachten van een acute HIV infectie. Wat past NIET bij de diagnose?
A. Een verhoogd aantal trombocyten
B. Rode gegeneraliseerde huidafwijking
C. Afwezigheid van antistoffen tegen HIV
D. Gegeneraliseerde lymfadenopathie
Een verhoogd aantal trombocyten
Wat is de behandeling bij een 40-jarige patient met een hormonaal inactieve hypofyse adenoom met druk op het chiasma opticus zonder gezichtsvelduitval?
A. Chirurgisch
B. Bestraling
C. Expectatief
D. Medicamenteus
Chirurgisch
Ivm risico op centrale pontiene myelinolyse met irreversibele neurologische schade wordt bij de correctie van hyponatriemie een maximaal toename van serumnatrium gehanteerd. Wat is de maximale streefcorrectie van natrium per 24 uur?
A. 2-4 mmo1/1
B. 6-8 mmo1/1
C. 10-12 mmo1/1
D. 14-16 mmo1/1
10-12 mmol/L
Patient met transpireren en toegenomen ringmaat. Het IGF-1 is verhoogd. Welk aanvullend onderzoek is geïndiceerd om acromegalie vast te kunnen stellen?
A. MRI van de hypofyse B. Dexamethason suppressie test C. Geen, de diagnose wordt gesteld op basis van het IGF-1 D. Orale glucose tolerantie test E. CT van de bijnieren
Orale glucose tolerantietest
Een 30-jarige vrouw met panhypopituitarisme welke is ontstaan na een compliceerde bevalling. Wat is de naam van dit syndroom?
A. Cushing B. Kallman C. Conn D. Sheehan E. Cowden
Sheehan
Een 63-jarige man met een eerste idiomatische DVT. U verricht aanvullend onderzoek naar een occulte maligniteit. Wat is de kans hierop?
A. ± 5%
B. ± 10%
C. ± 15%
D. ± 25%
5%
Een 43-jarige gezonde vrouw heeft HT (175/110) en een hypokaliemie (2.7 mmol/L). U denkt aan mineralcorticoide hypertensie en laat een plasma Renine activiteit (PRA) en aldosteron bepaling verrichten. Beiden blijken verlaagd. Wat is de meest waarschijnlijk oorzaak van HT?
A. Drop gebruik
B. Primaire bijnierhyperplasie
C. Nierarteriestenose
D. Laag-renine vorm van hypertensie
Drop gebruik
Een mannelijke patient van 57 jaar met overgewicht (BMI 35) met nuchter glucose van 5.7 mmol/L en verhoogd plasma triglyceriden waarde (1.7 mmol/L). De buikomvang is 106 cm, er is geen sprake van HT. Van welke ziekte is er sprake en wat is de behandeling?
A. Metabool syndroom; afvallen
B. type 2 diabetes mellitus; start metformine
C. Overgewicht; afvallen
D. type 2 diabetes mellitus; afvallen
Overgewicht; afvallen.
Een 32-jarige vrouw heeft een vetstofwisselingsstoornis. Bij LO ziet u geen eruptieve xanthomen, maar u meent wel xanthomen in de handpalmen te zien. Lab: tot chol 10.9 mmol/L, LDLc 4.9 mmol/L; TG 5.4 mmol/L; HDL 0.9 mmol/L; apoB 0.8 gil. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose en volgende diagnostische stap?
A. Familiair gecombineerde dyslipidemie: Dx: familie leden screenen op lipiden
B. Familiaire dysbetalipoproteinemie: Dx: apoE genotype bepalen
C. Geïsoleerde hypertriglyceridemie: Dx: Heparine-LPL test verrichten
D. Familiair defectief apoB: Dx: DNA onderzoek inzetten
Familiaire dysbetalipoproteinemie; apoE genotype bepalen.
Een 73-jarige man heeft een klapvoet. Bij navragen blijkt hij ook al een aantal weken last te hebben van moeheid, bloederige korsten in neus, heesheid en niet-productieve hoest. Hij is 3kg afgevallen. Het lab onderzoek laat het volgende zien: Hb 7.3 mmol/L, L 8.8, T 483, CRP 43. Urinesediment laat geen afwijkingen zien. U laat een x-thorax verrichten waarop 2 holtevormende laesies te zien zijn. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A. Longcarcinoom
B. Granulomatose met polyangiitis
C. Polymialgia reumatica
D. Tuberculose
Granulomatose met polyangitis (GPA)
Wat is de functie van CD4+ T-cellen?
A. CD4+ T-cellen zijn T-helper cellen, die o.a. B-cellen aanzetten tot differentiatie en antilichaam productie, en macrophagen en cytotoxische T-cellen activeren.
B. CD4+ T-cellen zijn cytotoxische T-cellen, die afwijkende cellen (bv. virus geïnfecteerde cellen, kanker cellen) kunnen vernietigen.
T-helper cellen, die o.a. B-cellen aanzetten tot differentiatie en antilichaam productie en macrofagen en cytototische T-cellen activeren.
Welke cel is verantwoordelijk voor fagocytose?
A. Monocyt
B. T-lymfocyt
C. NK-cel
D. B-lymfocyt
Monocyt
Bij welke percentage van de gezonde bevolking is ANA positief?
A. 1%
B. 10%
C. 25%
D. 50%
10%
Een 63-jarige mevrouw heeft sinds 2 weken meer klachten van hoesten, opgeven van groen sputum en dyspnoe d’effort. Ze heeft geen koorts. Vorig jaar heeft ze 3x een dergelijke episode gehad en toen heeft de antibioticumkuur goed geholpen. Wat is de diagnose?
A. COPD
B. Pneumonie
C. Longkanker
D. Acute bronchitis
COPD
Bij een patient met verdenking op LE kan de diagnose met voldoende zekerheid worden uitgesloten indien
A. Een normaal D-dimeer gehalte
B. Zowel lage uitkomst van de klinische beslisregel als een normale d-dimeer gehalte
C. Een lage uitkomst van de klinische beslisregel
Zowel lage uitkomst van klinische beslisregel als normale d-dimeer gehalte.
De heer de B. is 40 jaar en heeft nooit gerookt. Sinds enkele maanden heeft hij last van hoesten. En soms is hij ook kortademig met een piepende ademhaling. Hij heeft dergelijke klachten nooit eerder gehad. U denkt aan astma bronchiale. Ondanks gebruik van inhalatiecorticosteroiden en beta-2-adrenoreceptorantagonisten houdt hij aanvalsbewijze klachten. Welk geneesmiddel kan worden toegevoegd om zijn klachten te verminderen?
A. Sympathicolyticum
B. Parasympathicomimeticum
C. Leukotriëenreceptorantagonist
D. Bètalactamantibioticum
Leukotrieenreceptorantagonist
De heer B. is een 18 jarige eerstejaars student geneeskunde. Als kind had hij astma, maar de laatste 5 jaar heeft hij daar geen last meer van. Sinds een paar maanden, na een “griepje’, heeft hij in lichte mate last van benauwdheid tijdens de roeitraining en op feestjes als er gerookt wordt. De huisarts heeft hem hiervoor ‘pufjes’ salbutamol voorgeschreven. die goed helpen. Waardoor wordt de benauwdheid bij de heer B. veroorzaakt?
A. Verminderd totaal longvolume
B. Verminderde zuurstofopname in het bloed
C. Belemmering van de inspiratoire flow
D. Belemmering van de expiratoire flow
Belemmering van expiratoire flow