Toetsweek 2 Flashcards
(78 cards)
Soeverein
Een staat die op een bepaald, duidelijk begrensd gebied het hoogste gezag uitoefend en het geweldsmonepolie hefd.
Algemeen belang
iedereen heeft er iets aan
Dillema in de politiek
-Snel, daadkrachtig en efficient bestuur.
-Maximale deelname van burgers in de politiek.
Democratie
Het volk regeert
5 Kenmerken van een democratie
individuele vrijheid, politieke grondrechten, wettelijke beperkte bevoegdheden, onafhankelijke rechtspraak en persvrijheid.
Twee soorten representatieve democratieen
-Parlementair stelsel
-Presendiele stelsel
Parlementair stelsel
Bevolking kiest doormiddel van verkiezingen het parlement. Niet gekozen staatshoofd (koning).
Presendieel stelsel
Bevolking kiest doormiddel van verkiezingen het Parlement. Bevolking kiest het staadshoofd.
Wat laat de grondwet zien?
Hoe belangrijk de waarde vrijheid en gelijkheid voor een staat zijn.
Autoritair regime
De drie machten (wetgevend, uitvoerend en rechsprekend) zijn niet gescheiden maar zijn in handen van een kleine groep mensen.
6 Kenmerken van een autoritair regime
Geen onafhankelijke rechtspraak, grondrechten worden niet gerespecteerd, oppositiepartijen zijn verboden, overheidsgeweld, verkiezingsfraude en geen persvrijheid.
3 Soorten autoritaire regimes
-ideologie
-religieus
-militair
Autoritaire regime: ideologie
Comunistische partij heefd alle macht en burgers hebben geen tot weinig individuele vrijheid.
Autoritaire regime: Religieus
Machtsuitoefeningen zijn volledig op religie gebaseerd. Bevolking mag wel stemmen maar de niet gekozen leider keurt alles goed.
Autoritaire Regime: Militair
Het leger heeft alle macht en de leider is een militair.
ideologie
Een samenhangend geheel van ideeen over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving.
Liberalisme
Mensen zijn niet gelijk, wel gelijkwaardig. Vrijheid, verantwoordelijkheid en tolerantie. Voor de vrijemarkteconomie. Overheid moet zich beperken tot kerntaken. Burgers moeten niet afhankelijk zijn van de overheid. Rechts.
Socialisme
Mensen moeten gelijke kansen hebben. Hoog inkomen=Hoge belasting. Gelijkheid. Links
Confessionalisme
Gebaseerd op het geloof. Goed voor de aarde zorgen. Solidariteit; naasten liefde. Je bent verantwoordelijk voor elkaar. Middenpartij
Populisme
Komen op voor de ‘gewone burger’. Nationalistische standpunten (tegen immigratie). Veroorzaakt politieke verwarring.
Sociaal economische aspecten
verdeling tussen links, midden en rechts
Sociaal culturele aspecten
Omgang tussen culturen en gedrachsregels
progressief
vooruitstrevend, gericht op de toekomst
conservatief
behoudend, gericht op het heden en verleden