Topic 5: Cognitieve ontwikkeling 2 - Executieve functies en geheugen Flashcards

(52 cards)

1
Q

Waarom ontwikkelen executieve functies zich pas laat?

A

De prefrontale cortex maakt deze mogelijk en deze ontwikkelt pas laat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Executieve functies

A

Overkoepelende term voor cognitieve vaardigheden die doelgericht gedrag sturen
- Mentale flexibiliteit (schifting/switching)
- Inhibitie
- Planning
- Werkgeheugen/updaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mentale flexibiliteit/shifting/switching

A

Switchen tussen verschillende taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mentale flexibiliteit/shifting/switching wanneer kan dit?

A
  • 3 en 4 jaar: schakelen tussen twee eenvoudige, gecontextualiseerde sets
  • 5 en 6 jaar: complexere shifting-taken
  • 7 en 11 jaar: grote moeite met shifting-taken
  • 15 jaar: shifting-taken gaan makkelijker
  • Oudere leeftijd: shifting moeilijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Speed-accuracy tradeoff

A

Beter presteren bij langzamer antwoorden (rond 9 jaar)
–> die snelheid neemt dan wel toe met de leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inhibitie

A

Het stoppen van reacties die zo goed als automatisch zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inhibitie, wanneer?

A
  • Vroege kinderjaren: snelle verbeteringen
  • Voor schoolgaande leeftijd: vermindering van inhibitiefouten
  • 5 en 8 jaar: significante verbeteringen
  • Middelbare jeugd: verbeteringen in motorische inhibitie, oculomotorische inhibitie en eenvoudige responsinhibitietaken
  • Adolescentie en volwassenheid: weinig verdere verbetering
  • Bij ouder worden: afname van responsinhibitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Werkgeheugen

A

Dit is onderdeel van het korte termijn geheugen, hierin is informatie waarmee je actief bezig bent.
Het is een executieve functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontwikkeling van het werkgeheugen

A
  • Jonge leeftijd: eenvoudigere WG-taken eerder beheerst dan complexere taken
  • 8 jaar: slechts de helft van WG van volwassenen
  • Adolescentie: meer functioneel gebruik van het WG
  • Levensloop: WG capaciteit neemt af met de leeftijd
  • Oudere leeftijd: goeie WC capaciteit is erg belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kinderen met een beter werkgeheugen zijn beter in

A
  • Taalbegrip
  • Wiskundigevaardigheden
  • Probleemoplossing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geheugenspanne

A

Informatie tot 30 seconden behouden in het geheugen zonder te repeteren, langere behoud met repetitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontwikkeling van de geheugenspanne

A
  • Vroege kinderjaren: zeer beperkte capaciteit (neemt toe met leeftijd)
  • Op oudere leeftijd: oudere volwassenen behouden ongeveer 90% van wat de jongere volwassenen kunnen behouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat het lange termijn geheugen

A
  • Expliciet geheugen (declaratief)
  • Impliciet geheugen (nondeclaratief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat het expliciete geheugen

A
  • Semantisch geheugen
  • Episodisch geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat het impliciete geheugen

A

Procedureel geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Semantisch geheugen (kort)

A

Kennis van feiten, concepten, woordbetekenissen
(weten wat koffie is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Episodisch geheugen (kort)

A

Herinneren van gebeurtenissen, details, uit het verleden
(Herinneren dat je vorige week koffie hebt gedronken met een vriend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Procedureel geheugen (kort)

A

Automatisch, onbewust geheugen (vaak motorisch geheugen)
(Koffie kunnen zetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Procedureel geheugen ontwikkeling

A

Ontwikkelt vaak op een jonge leeftijd en veranderd weinig gedurende het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Semantisch geheugen ontwikkeling

A

Groei tijdens de kindertijd als een functie van blootstelling aan informatie,
Blijft behouden met ouder worden, zelfs groei op
sommige gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Permastore

A

Kennis en vaardigheden die lang geleden zijn geleerd, blijven lang bestaan

22
Q

Tip-of-the-tongue probleem

A

Oudere volwassenen vertonen problemen wanneer semantische informatie snel moet worden opgehaald + volgens willekeurige regels

23
Q

Episodisch geheugen in de kindertijd

A
  • 6 maanden: informatie 24 uur onthouden
  • 20 maanden: kunnen zich informatie van 12 maanden eerder herinneren
  • 3 tot 5 jaar: onthouden gebeurtenissen met specifieke tijd en locatie, en meer elementen en details
  • Schoolgaande leeftijd: jonge kinderen onthouden steeds meer autobiografische kenmerken
    –> beter door geheugenstrategieën
24
Q

Geheugenstrategieën definitie

A

Mentale activiteiten die mensen kunnen toepassen om de verwerking van informatie te verbeteren en de informatie beter te kunnen onthouden.
(gebruik neemt toe met de leeftijd)

25
Geheugenstrategieën soorten
1. Herhaling: KTG 2. Organization: LTG (imagery: info visualiseren) 3. Elaboratie: LTG, het persoonlijk relevant maken
26
Episodisch geheugen in de adolescentie
Mensen worden steeds beter in elaboratie en ze worden bewuster en selectiever in het gebruik van de strategieën
27
Episodisch geheugen op volwassen leeftijd
Volwassen: relatief stabiel Oudere leeftijd: afname (hoeveelheid hiervan verschilt)
28
Incidental encoding instructies
Leeftijdsverschillen niet meer alleen beperkt tot associaties
29
4 Hypothesen waarom leren en het geheugen verbeteren en verslechteren
1. Veranderingen in basiscapaciteiten ( “hardware”) 2. Veranderingen in geheugenstrategieën ( "software") 3. Kennis van het geheugen 4. Kennis van de wereld
30
Veranderingen in basiscapaciteiten in de kindertijd
Encoderen verbetert, de snelheid van mentale processen verbetert, niet veel verandering in zintuigelijk geheugen en opslagcapaciteit van het lange termijn geheugen.
31
Veranderingen in basiscapaciteiten op de oudere leeftijd
Afname van zintuigelijk vermogen, niet veel verandering in het korte termijn geheugen, afname van het werkgeheugen, problemen met inhibitie, tragere werking van het zenuwstelsel.
32
Verandering in geheugenstrategieën in de kindertijd
Bij een duidelijk doel en een duidelijke instructie is strategiegebruik mogelijk, strategieën ontwikkelen geleidelijk, jonge kinderen maken veel perseveration errors, weinig spontaan gebruik van de strategieën.
33
Perseveration errors
vasthouden aan oude strategie
34
Verandering in geheugenstrategieën op de oudere leeftijd
Weinig spontaan gebruik van strategieën, bij aansturing van het gebruik is het makkelijker, positief effect van strategietraining
35
Kennis van het geheugen in de kindertijd
Metacognitief bewustzijn ontwikkeld
36
Kennis van het geheugen op de oudere leeftijd
Metacognitief bewustzijn blijft behouden, soms negatieve overtuigingen over hun eigen geheugenvaardigheden (vooroordelen)
37
Kennis van de wereld in de kindertijd
Oudere kinderen en jongvolwassenen presteren beter op geheugentesten dan jongere kinderen
38
Kennis van de wereld op de oudere leeftijd
Minstens evenveel kennis als jongvolwassenen, kennis helpt te compenseren voor verlies in efficiëntie met informatieverwerking
39
Mogelijke vijfde factor
Contextuele factoren bij veroudering
40
Contextuele factoren bij veroudering
- Biologische en genetische factoren + omgevings- en situationele factoren - Cohortverschillen - In vertrouwde contexten zijn er betere prestaties dan in laboratoria
41
Prospectief geheugen
Geheugen voor intenties
42
Cognitief functioneren is hoog functionerend bij
- Routines en gewoonten - Ondersteuning van externe cues - Beschikbaarheid van eerdere kennis - Duidelijke structuur
43
Cognitief functioneren, mogelijke problemen bij
- Nieuwe situaties - Tijdsdruk - Meerdere doelen tegelijk - Moe of afgeleid - Als zintuigen of lichaam al veel vragen
44
Midlife
Het kruispunt tussen aan de ene kant groei en aan de andere kant achteruitgang
45
Beschermende factoren die achteruitgang in cognitieve vaardigheden kan voorkomen of vertragen
Betrokken levensstijl, lichaamsbeweging, sociale steun, positieve overtuigingen, gevoel van controle --> het is belangrijk om altijd al goed om te gaan met de beschermende factoren
46
Risico factoren bij achteruitgang in cognitieve vaardigheden
Roken, slechte voeding, obesitas, eenzaamheid
47
Telomeren
Biologische markers van cellulaire veroudering en stress, als hiervan sprake is dan verkorten de telomeren
48
Functional impairment threshold
Grens van cognitieve vaardigheden, als je hieronder komt heeft het een erg groot effect op het dagelijks leven
49
Strategy-based interventies
- Geheugen vaardigheden: Rehearsal, Organization, Visual Imagery - Mnemonische Technieken: Methode van Loci, Peg-Word Mnemonic
50
Processpecifieke interventies
Training van specifieke infoverwerkingssystemen zonder expliciete instructies voor de strategie te geven
51
Hoe effectief is cognitieve training op oudere leeftijd
- Magnitude: positief - Maintenance: positief - Transfer: kan beter
52
Fysieke identiteitsinterventies
Erg hoge effecten, nog hoger als het gecombineerd wordt met cognitieve activiteit interventie