TV Flashcards

(40 cards)

1
Q

Wat betekent ‘aanslaan’?

A

Iets dat goed ontvangen wordt of populair is.

In de smaak vallen, leuk gevonden worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent ‘aanzetten tot’?

A

Iemand ertoe brengen om iets te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ‘het amusement’?

A

Het vermaak, het plezier. Dingen die bedoeld zijn om mensen plezier te bezorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ‘de compilatie’?

A

Stukjes uit verschillende tv-programma’s, boeken of films waar een nieuw geheel van is gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ‘de correspondent’?

A

Een journalist die vanuit een andere stad of een ander land nieuws doorgeeft aan een krant of journaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ‘de ether’?

A

De ruimte waardoor golven van radio en televisie worden verspreid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ‘de hype’?

A

Een kortdurende golf van aandacht voor een bepaalde gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ‘de impact’?

A

De invloed, het effect dat iets heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ‘het jeugdsentiment’?

A

Een gevoel van ontroering doordat iets je aan je jeugd doet denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ‘het medium’?

A

Een middel om informatie te verspreiden. De televisie is een medium, maar ook de krant en internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent ‘multimediaal’?

A

Als iets tegelijkertijd via verschillende media verspreid wordt, bijvoorbeeld via de televisie én via internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent ‘non-stop’?

A

Zonder onderbreking, steeds maar doorgaand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent ‘onuitwisbaar’?

A

Onvergetelijk. Het zal altijd blijven bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent ‘promoten’?

A

Reclame voor iets of iemand maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ‘het realityprogramma’?

A

Een programma waarin niet geacteerd wordt, maar dat de werkelijkheid laat zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is ‘de reportage’?

A

Een verslag van een gebeurtenis in het televisiejournaal of in een krant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is ‘de soap’?

A

Een langlopende tv-serie met dagelijkse afleveringen met veel dramatische gebeurtenissen.

18
Q

Wat betekent ‘stimuleren’?

A

Iemand aansporen om iets te doen, bevorderen.

19
Q

Wat betekent ‘teweegbrengen’?

20
Q

Wat is ‘de zendtijd’?

A

De tijd die een omroep heeft om programma’s uit te zenden.

21
Q

afstemmen op

A

Ervoor zorgen dat iets goed bij iets anders past.

22
Q

de autocue

A

Het apparaat dat de teksten vertoont die de presentator moet voorlezen.

23
Q

het beeldmateriaal

A

De foto’s, illustraties of filmpjes bij een publicatie.

24
Q

choqueren

A

Iemand erg aan het schrikken maken, bijvoorbeeld door hem iets akeligs te laten zien of door iets te doen wat de ander schokt.

25
de eindredacteur
Degene die verantwoordelijk is voor de inhoud van een journaal, een krant of een tijdschrift.
26
filteren
Kiezen wat je kunt gebruiken en wat niet.
27
de glamour
De bedrieglijke luxe, de schone schijn. Het lijkt mooi en fijn, maar in het echt hoeft dat niet zo te zijn.
28
inschatten
Vooraf beoordelen hoe iets of iemand zal zijn.
29
de journalistiek
Alles wat te maken heeft met het werk van een journalist.
30
de kijkcijfers
Cijfers die aangeven hoeveel mensen naar een programma gekeken hebben.
31
de knoop doorhakken
Een beslissing nemen, vaak na lang nadenken en twijfelen.
32
het nieuwsitem
Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht.
33
objectief
Gebaseerd op feiten en niet op meningen.
34
het persbureau
Een bureau dat nieuws verzamelt en aan kranten en journaals levert.
35
realistisch
Wat heel erg lijkt op de werkelijkheid of wat te maken heeft met de werkelijkheid.
36
de regie voeren
Bepalen en regelen wat er op de set van een film of televisieprogramma gebeurt.
37
de screentest
Een proefopname om te onderzoeken of je geschikt bent voor film of televisie.
38
de set
De plek waar opnames worden gemaakt.
39
de verslaggever
Iemand die naar een plek reist waar iets bijzonders is gebeurd en daar verslag van doet voor de nieuwsmedia.
40
visueel
Wat te maken heeft met wat je kunt zien, met beelden.