TV 240: Hellend dak Flashcards

(24 cards)

1
Q

Structuur daken:

A
  1. Hout -> naaldhout-> Douglas
  2. Gording dak
  3. Spanten dak
  4. Prefab spanten
  5. Prefab da elementen
  6. Openschalige dak elementen
  7. CLS platen
  8. CLT
  9. FJI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stempels =

A

tussen spanten (stabiliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prefab spanten vastmaken:

A

o Kramplaten
o Nagels
o Schroeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dakhelling =

A

hoek gevormd door horizontale en kepers/ spant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Panhelling =

A

hoek gevormd door horizontale en pan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dakhelling en panhelling:

A

Hellingsverschil afhankelijk van:
* Dakpantype
* Dikte pan
* Latafstand

Hellingsverschil = 3° – 6°, uitzonderlijk 15°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vlakheid:
Vervorming =

A

doorbuiging/ zeeg van element van hoofdconstructie/ secundaire constructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vlakheid:
Vervorming beperken:

A
  • 1/250 van overspanning indien er geen enkel afwerking voorzien werd
  • 1/350 van overspanning voor daken waarvan de dakschilden aan de binnenzijde zijn afgewerkt met pleisterlaag (gipsplaten)
  • 1/300 van overspanning voor de frequente belasting combinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vlakheid:
Gebruiksklassen massief hout naargelang bewaringsvoorwaarden en biologische agentia:

A
  1. Binnen beschut
  2. Binnen of beschut
  3. Buiten, boven de grond, (niet) beschermd
  4. Buiten, contact met grond en/of met (streng) zoet water
  5. In zout water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Plaatsing onderdak:
Min. overlapping onderdak is bij heling van dakschild 45° =

A

72 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Plaatsing onderdak:
Functies onderdak:

A
  1. Regen dichtheid en waterafvoer naar goot
    –> Tijdens uitvoering dak, afwachting plaatsing pannen
    –> Indien pannen wegwaaien/ breken
    –> Uitzonderlijke weersomstandigheden
    –> Indien poedersneeuw
  2. Verbeteren stofdichtheid
  3. Winddichtheid
  4. Beperken condensatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Plaatsing onderdak:
Dikte tengellat =

A

min. 15 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Plaatsing onderdak:
afmetingen latten (dikte x breedte) < 45°

A

300 - 24 x 32
400 - 32 x 32
500 - 32 x 32
600 - 32 x 36

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Plaatsing onderdak:
afmetingen latten (dikte x breedte) > 45°

A

300 - 19 x 32
400 - 24 x 32
500 - 32 x 32
600 - 32 x 36

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pannen:
laatst tengellat =

A

dubbel zo hoog dan andere om te vermijden dan uw pan zal doorhangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pannen:
Veiligheidshaken =

A

ondersteunen ladder van dakwerker, blijven altijd zichtbaar

17
Q

pannen:
Pannen bevestigen:

A
  • Vernagelen
  • Vastschroeven
18
Q

Thermische isolatie ter hoogt van dak timmerwerk:

A

Meestal gebruik gemaakt van soepele isolatie, optimaal contacten met timmerwerk en continuïteit van de isolatielaag te verzekeren

Ruimte tussen onderdak en dampscherm = volledig opgevuld om luchtstromen te vermijden

19
Q

Sarkingdaken (hellend dak):

A
  • Isolatie rechtstreeks op de kepers/spanten aangebracht
  • ononderbroken isolatielaag
  • risico op koudebruggen word tot minimum beperkt
  • van buiten af isoleren
  • renovaties
  • isolatie tussen spanten 1.5x hogere isolatiewaarde
20
Q

dakschilden bijzondere vormen en hellingen:
dakschilden met flauwe dakhelling:
afdichting:

A

indien helling kleiner dan minimaal voorgeschreven dienen er bijzondere maatregelen getroffen te worden om regendichtheid te waarborgen, soms uitvoering van platte daken volgen

21
Q

dakschilden bijzondere vormen en hellingen:
dakschilden met flauwe dakhelling:
verticale dakschilden:

A
  • dakpannen aanbrengen op dakschilden met helling > 75°
  • pannen dienen eigenlijk als gevelbekleding
22
Q

dakschilden bijzondere vormen en hellingen:
dakschilden met flauwe dakhelling:
draagconstructie:

A
  • draagmuren uit metselwerk of hout zijn sterk en stabiel genoeg
  • pannen ondersteund door horizontaal latwerk uit hout of metaal, doorheen verticaal geplaatst tengellatten bevestigd op keper/ planken die iets dikker zijn dan de isolatielaag
  • verschillende manieren opgebouwd worden: timmerwerk uit gelijmd gelamelleerd hout, gebogen I profielen, …
23
Q

dakschilden bijzondere vormen en hellingen:
dakschilden met flauwe dakhelling:
thermische isolatie:

A
  • inzakking isolatie tegengaan, beschermd met membraan
  • half stijve/ stijve isolatieplaten
    o tussen kepers geplaatst
    o aaneensluitend tegen de buitenzijde van de draagmuur
24
Q

dakschilden bijzondere vormen en hellingen:
dakschilden met flauwe dakhelling:
gebogen dakschilden:

A

= word beschouwd uit 3 delen met een verschillende helling:
- verticaal
- hellend
- quaso horizontaal deel