unit 2 Flashcards
(42 cards)
1
Q
een verdieping
A
stories
2
Q
een wolkenkrabber
A
skyscraper
3
Q
adembenemend
A
breathtaking
4
Q
ongeveer
A
approximately
5
Q
een wandeling
A
strolls
6
Q
bijwonen
A
attend
7
Q
verbazingwekkend
A
astounding
8
Q
kopen
A
purchase
9
Q
een loket
A
ticket booth
10
Q
toegang
A
access
11
Q
een stofmasker
A
a dust mask
12
Q
oordopjes
A
ear plugs
13
Q
een laboratoruimjas
A
a lab coat
14
Q
een overall
A
overalls
15
Q
veiligheidshandschoenen
A
protective gloves
16
Q
een fluohesje
A
a reflective safety vest
17
Q
een veiligheidsbril
A
safety glasses
18
Q
een veiligheidsharnas
A
a safety harness
19
Q
een lasmasker
A
a welding mask
20
Q
een riool
A
sewers
21
Q
bovenop
A
atop
22
Q
afdalen
A
descended
23
Q
verlaten
A
abandoned
24
Q
een woning
A
dwellings
25
troosteloos
dismal
26
tevoorschijn komen
emerge
27
een oppervlakte
surface
28
een schort
an apron
29
oorbeschermers
ear muffs
30
een gelaatsscherm
a face shield
31
een reddingsvest
a life jacket
32
een wekbroek
a pair of work trousers
33
een veiligheidshelm
a protective helm
34
een gasmasker
a respirator
35
een veiligheidsbril
safety goggles
36
veiligheidsschoenen
safety shoes
37
een fakkel
a torch
38
een straatventer
a hawker
39
verspillen
to brun up
40
een hoogtepunt
a pinnacle
41
omvatten
to encompass
42
een toevluchtsoord
a retreat